ECLI:NL:RBROT:2023:12132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/889 en FT EA 23/890
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met betrekking tot een verzoekster met mentale gezondheidsproblemen en een grote afstand tot de arbeidsmarkt

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd om haar schuldeisers te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Verzoekster, die kampt met mentale gezondheidsproblemen en een grote afstand tot de arbeidsmarkt, heeft op 5 september 2023 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Tijdens de zitting op 1 november 2023 was de weigerende schuldeiser niet aanwezig, terwijl verzoekster telefonisch was verbonden vanwege haar medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster dertien schuldeisers heeft, met een totale schuldenlast van € 17.918,18. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 38,3% aan de preferente schuldeisers en 19,2% aan de concurrente schuldeisers. Twaalf van de dertien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser heeft geweigerd, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeiser. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de kosten die verbonden zijn aan een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan de weigerende schuldeiser opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoekster niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 november 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 5 september 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser] );
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 1 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster per telefonische verbinding wegens medische situatie;
  • L.M. Kleijn, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • E. Frans en I. Chandoesing, beiden werkzaam bij Robes Bewindvoering.
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 17.918,18 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 25 januari 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 34,9% aan de preferente schuldeisers en 17,5% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ter zitting is gebleken dat de totale schuldenlast gedaald is, van € 19.029,20 ten tijde van het aanbod, naar € 17.918,18. Dit leidt tot een stijging van de aangeboden percentages: 38,3% aan de preferente schuldeisers en 19,2% aan de concurrente schuldeisers.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt en mentale gezondheidsproblemen. Naar aanleiding van een medische keuring is zij op 9 januari 2023 door de gemeente voor de duur van een jaar ontheven van de arbeidsverplichtingen. Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat een herkeuring momenteel nog niet aan de orde is.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen onbetaald gelaten nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 3.874,13 op verzoekster, welke 21,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. [schuldeiser] gaat niet akkoord met een aanbod lager dan 40%.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 21,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Verder is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Zij heeft een belast verleden, een grote afstand tot de arbeidsmarkt en na een medische keuring op 9 januari 2023 door de gemeente vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen. Gelet hierop is voldoende aannemelijk geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor dit verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.