ECLI:NL:RBROT:2023:12125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/868 en FT EA 23/986
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster die kampt met schulden en momenteel onder behandeling is voor depressieve klachten. Verzoekster heeft op 29 augustus 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, bestaande uit een betaling van 7,34% aan de preferente schuldeisers en 3,67% aan de concurrente schuldeisers. Van de vierentwintig schuldeisers hebben twintig schuldeisers ingestemd met de regeling, terwijl vier schuldeisers, te weten [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5], hebben geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers gezamenlijk een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast, en dat een ruime meerderheid van de schuldeisers met de regeling akkoord is gegaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel goed gedocumenteerd is en is getoetst door een deskundige partij, de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank oordeelt dat het aanbod van verzoekster het maximaal haalbare is, gezien haar huidige situatie en de terugval in haar leer/werktraject.

De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. De weigerende schuldeisers zijn veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan voortgaan met het betalen van haar schulden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 december 2023
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 29 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een zevental schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
  • [schuldeiser 3] (hierna: [schuldeiser 3]);
  • [schuldeiser 4];
  • [schuldeiser 5] (hierna: [schuldeiser 5]);
  • [schuldeiser 6];
  • [schuldeiser 7];
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 6] h.o.d.n. [schuldeiser 7] heeft voorafgaand aan de zitting, bij e-mail van 20 oktober 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaand aan de zitting, bij e-mail van 25 oktober 2023, aan verzoekster te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Deze bevestiging is ter zitting overgelegd.
Ter zitting van 1 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door haar dochter;
  • L. Harthoorn, werkzaam bij BilancioBudget B.V. (hierna: beschermingsbewind-voering);
  • J.A. van Es, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening),
De overige weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Verzoekster is op 16 november 2023 onder bewind gesteld door de kantonrechter te Rotterdam.
Op 28 november 2023 heeft schuldhulpverlening de status van het leer/werkplan van verzoekster toegelicht.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift viertwintig schuldeisers, waarvan één preferente en drieëntwintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 31.127,49 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 10 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,34% aan de preferente schuldeisers en 3,67% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft aangegeven in de toekomst graag een opleiding te willen volgen om in de toekomst een baan te kunnen vinden. Momenteel kampt verzoekster nog met depressieve klachten en is zij hiervoor in behandeling. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Twintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.696,38 op verzoekster, welke 5,4% van de totale schuldenlast beloopt. Ook [schuldeiser 3] stemt niet in. Zij heeft twee vorderingen van tezamen € 762,68 op verzoekster, welke 2,4% van de totale schuldenlast beloopt. Ook [schuldeiser 4] stemt niet in. Zij heeft een vordering van € 204,65 op verzoekster, welke 0,7% van de totale schuldenlast beloopt. Ook [schuldeiser 5] stemt niet in. Zij heeft een vordering van € 240,00 op verzoekster, welke 0,8% van de totale schuldenlast beloopt. De vorderingen van de weigerende schuldeisers bedragen bij elkaar opgeteld € 2.903,71, hetgeen 9,3% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Geen van de weigerende schuldeisers heeft een reactie gegeven op het aanbod, waardoor de reden tot weigering niet bekend is.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] tezamen een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 9,3%, terwijl een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twintig van de vierentwintig schuldeisers, met de aangeboden regeling akkoord is gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Ter zitting leek een saneringskrediet niet het maximaal haalbare, omdat verzoekster was begonnen met een leer/werktraject en daarbij mogelijk een hoger inkomen kon genereren. Nu blijkt sinds 28 november 2023 echter sprake van een terugval, waardoor het leer/werktraject stil is komen te liggen. Verzoekster ontvangt nog steeds een uitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank acht het huidige aanbod door deze gang van zaken het maximaal haalbare, zeker voor de periode waarop het voorstel ziet.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1], [schuldeiser 3], [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.