Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster01], een coördinator van naaiateliers, en [verweerster01], een coöperatie. [verzoekster01] heeft sinds 2018 werkzaamheden verricht voor [verweerster01] op basis van een opdrachtovereenkomst, die in 2020 werd getekend en stilzwijgend werd verlengd. [verzoekster01] ontving een uurtarief van € 25,00 en factureerde maximaal 32 uur per week. In 2022 kwam [verweerster01] in contact met OTF, een nieuwe vennootschap die de naaiateliers overnam. [verzoekster01] stelt dat er sprake is van een payrollovereenkomst en dat haar rechten zijn overgegaan naar OTF, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen arbeidsovereenkomst met OTF is ontstaan. De rechter concludeert dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst bestaat tussen [verzoekster01] en [verweerster01], ondanks de aanduiding als opdrachtovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat [verweerster01] [verzoekster01] moet toelaten tot de overeengekomen werkzaamheden en het loon moet doorbetalen vanaf 1 maart 2023. De verzoeken tegen OTF en Verloning worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.