ECLI:NL:RBROT:2023:12116

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10625078 CV EXPL 23-21039
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening met onvoldoende onderbouwing van aflossingen

In deze zaak heeft eiseres, [eiseres01], geld geleend aan gedaagde, [gedaagde01], voor de aankoop van een zeilboot. Eiseres stelt dat gedaagde nog een bedrag van € 14.000,- moet terugbetalen, naast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente vanaf 2 februari 2023. Gedaagde betwist dit en stelt dat hij de lening volledig heeft afbetaald, onder andere door middel van overboekingen van cryptovaluta en bankoverschrijvingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2023 waren beide partijen en de gemachtigde van gedaagde, mr. Van Dijken, aanwezig.

De kantonrechter heeft de stellingen van gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn bewering dat de lening is afgelost. De overgelegde bankafschriften bevatten geen verwijzingen naar de lening, en de bewijsstukken met betrekking tot de cryptovaluta zijn onvoldoende om aan te tonen dat deze zijn gebruikt voor de aflossing van de lening. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de buitengerechtelijke incassokosten niet zijn onderbouwd en heeft deze afgewezen.

Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 1.218,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis kan laten uitvoeren voordat het onherroepelijk is. De kantonrechter heeft in zijn beslissing de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10625078 CV EXPL 23-21039
datum uitspraak: 8 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam01],
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Van Dijken.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 juli 2023, met 7 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 3 producties;
  • de brief namens [gedaagde01] van 7 november, met 1 bijlage.
1.2.
Op 8 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren [eiseres01] , [gedaagde01] en mr. Van Dijken aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres01] heeft geld geleend aan [gedaagde01] om een zeilboot te kopen. [eiseres01] stelt dat [gedaagde01] nog € 14.000,- aan [eiseres01] moet terugbetalen. Ook wil [eiseres01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente vanaf 2 februari 2023 en de proceskosten te betalen.
2.2.
[gedaagde01] voert als verweer dat hij de hele lening heeft afbetaald. Volgens [gedaagde01] is cryptovaluta ter waarde van € 12.000,- overgemaakt van de gezamenlijke cryptorekening naar de cryptorekening van [eiseres01] , vanwege de geldlening. Het restant van de cryptorekening met een waarde tussen de € 27.000,- en € 32.000,- heeft [eiseres01] gehouden in strijd met de afspraak dat de waarde gedeeld zou worden. Daarna heeft [gedaagde01] via bankoverschrijvingen in totaal € 10.748,24 aan [eiseres01] betaald.
Wat moet er nog betaald worden?
2.3.
[gedaagde01] heeft de aflossingen onvoldoende onderbouwd. Hij moet nog
€ 14.000,00 aan [eiseres01] terugbetalen. Vanaf 2 februari 2023 moet [gedaagde01] ook de wettelijke rente over dat bedrag betalen omdat [eiseres01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
2.4.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat de geldlening is afgelost door de bankoverschrijvingen. [gedaagde01] heeft de verklaring van [eiseres01] dat er ook veel andere financiële zaken afgehandeld moesten worden in verband met het einde van de relatie onvoldoende betwist. Het voorbeeld van een voorgeschoten verkeersboete is door hem tijdens de mondelinge behandeling erkend. De prints van de bankoverschrijvingen die door [gedaagde01] zijn overgelegd, bevatten geen enkele verwijzing naar de lening (of een ander betalingskenmerk).
2.5.
De kantonrechter kan ook niet vaststellen of de lening is voldaan vanuit de crypto.
Er zijn alleen een paar slecht leesbare schermafdrukken/foto’s overgelegd, die niet aantonen dat er overboekingen waren, en evenmin dat die waren bedoeld om de lening af te lossen.
Verder voert [gedaagde01] aan dat [eiseres01] te veel van de cryptorekening heeft gehouden en dat hij zich daarom op verrekening kan beroepen. Enkel [eiseres01] heeft geld (ongeveer
€ 4000,00) op de cryptorekening ingelegd. De afspraak was dat een waardevermeerdering bij helfte zou worden verdeeld. Of [eiseres01] te veel heeft gekregen, kan echter niet worden vastgesteld. Bij de beoordeling of de verdeling [1] van een gezamenlijke cryptorekening in overeenstemming met de afspraken is, is de waardebepaling op het moment van verdelen van belang. En [gedaagde01] heeft niet gesteld wanneer de cryptorekening is verdeeld en wat de waarde op dat moment was. Zijn stellingen over de verdeling van de crypto zijn onvoldoende concreet om een bewijsopdracht op te baseren.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.6.
De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat niet is gebleken dat er kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen (artikel 6:96 BW).
Proceskosten
2.7.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 129,86 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 396,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt). Dit is totaal € 1.218,86. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 198,00 (1/2 punt x € 396,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 14.000,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 2 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.218,86;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken.
60588

Voetnoten

1.Als bedoeld in afdeling 1 van titel 7 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.