ECLI:NL:RBROT:2023:12061

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10795298 VV EXPL 23-562
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; ontruiming vanwege overlast en spoedeisend belang in kort geding

In deze zaak heeft Woonstichting Patrimonium een kort geding aangespannen tegen [gedaagde01] met het verzoek om ontruiming van de huurwoning vanwege overlast die door [gedaagde01] en haar zoon [naam03] zou zijn veroorzaakt. De kantonrechter heeft op 15 december 2023 uitspraak gedaan. Patrimonium stelt dat [gedaagde01] en haar zoon al geruime tijd het huurgenot van omwonenden verstoren door agressief gedrag, ondanks eerdere waarschuwingen en een gedragsaanwijzing. [gedaagde01] betwist de overlast en stelt dat er geen spoedeisend belang is voor de ontruiming. De kantonrechter heeft de eis van Patrimonium afgewezen, omdat er geen sprake was van een situatie die een onmiddellijke voorziening vereiste. De rechter oordeelde dat de overlast niet recentelijk en structureel was en dat de situatie voor de omwonenden sinds 31 oktober 2023 stabiel was. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] toegewezen, omdat Patrimonium ongelijk kreeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10795298 VV EXPL 23-562
datum uitspraak: 15 december 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Woonstichting Patrimonium, die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
vestigingsplaats: Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. de Kok.
De partijen worden hierna ‘Patrimonium’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de mail van 30 november 2023 van mr. Roeters van Lennep, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Roeters van Lennep.
1.2.
Op 1 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: namens Patrimonium [naam01] (woonconsulent) met mr. Roeters van Lennep en [gedaagde01] met mr. De Kok en [naam02] .

2.De zaak in het kort

2.1.
[gedaagde01] huurt van Patrimonium de woning aan de [adres01] in [plaats01] . Patrimonium eist dat [gedaagde01] wordt veroordeeld de woning te ontruimen. Patrimonium is van mening dat [gedaagde01] en haar volwassen zoon [naam03] het huurgenot van omwonenden al lange tijd ernstig verstoren door onder andere agressief gedrag, dat ondanks waarschuwingen en een gedragsaanwijzing niet stopt. Patrimonium vindt dat een ernstige tekortkoming van [gedaagde01] in het nakomen van de wettelijke en contractuele verplichting om zich als goed huurder te gedragen en geen overlast te (laten) veroorzaken aan omwonenden. [gedaagde01] is op grond van de wet immers ook verantwoordelijk voor het gedrag van [naam03], die officieel niet bij haar woont, maar wel vaak bij haar verblijft.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en vindt dat de eis moet worden afgewezen. In de eerste plaats is er volgens haar geen spoedeisend belang en in de tweede plaats is de uitkomst van een gewone procedure ongewis en kan daarom niet op die uitkomst worden vooruitgelopen. [gedaagde01] betwist dat zij zelf overlast veroorzaakt.

3.De beoordeling

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Patrimonium heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
3.2.
De kantonrechter wijst de eis af, omdat geen sprake is van een situatie die een ordemaatregel of een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist. Uit het dossier blijkt niet dat er zodanige spoed is bij de eis, dat van Patrimonium niet kan worden gevergd de uitkomst van een gewone procedure af te wachten. Dat wordt hierna verder uitgelegd.
3.3.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de overlast die wordt ervaren door de omwonenden hoofdzakelijk te maken heeft met [naam03] en zijn aanwezigheid in en nabij de woning van zijn moeder. Volgens Patrimonium hebben in 2022 twee incidenten met agressief gedrag van [naam03] tegenover omwonenden plaatsgevonden: een in februari en een in juni. Naar aanleiding van het eerste incident heeft Patrimonium een officiële waarschuwing gegeven aan [gedaagde01] en haar erop gewezen dat ze aansprakelijk is voor het gedrag van [naam03] als hij bij haar verblijft. Het dossier bevat ook meldingen van omwonenden over overlast die zij hebben ervaren in oktober 2022, november 2022, maart 2023 en op 1 mei 2023. De meldingen gaan vooral over agressief gedrag en geluidsoverlast door [naam03]. [gedaagde01] betwist dat zij zelf overlast veroorzaakt, dus dat staat niet vast.
Patrimonium vindt dat het incident op 30 oktober 2023 met [naam03] de spreekwoordelijke druppel is die de emmer doet overlopen. Vaststaat dat [naam03] op die dag de deur van een van de klagende buren, [naam04], heeft willen intrappen en dat hij door de politie is meegenomen. Verder staat vast dat [naam03] een dag na het incident, op 31 oktober 2023, door het crisisteam in een zorginstelling is geplaatst op basis van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), dat die maatregel in november 2023 door de rechtbank voor een aantal weken is verlengd en dat de officier van justitie [naam03] heeft verboden om gedurende drie maanden (t/m eind januari 2024) in de buurt van de woning van [gedaagde01] te komen en contact te zoeken met [naam04]. Tijdens de zitting is door de gemachtigde van [gedaagde01] toegelicht dat naar zijn weten een zorgmachtiging is aangevraagd voor [naam03] en ook is verleend. Mogelijk wordt het gebieds- en contactverbod verlengd, aldus de gemachtigde van [gedaagde01]. Dat [naam03] mogelijk geen huis meer heeft om naar terug te keren, zoals door Patrimonium gesteld, en dus waarschijnlijk naar zijn moeder zal gaan, is een toekomstige omstandigheid waar de kantonrechter nu geen rekening mee kan houden. Daarbij speelt ook mee dat van de zijde van [gedaagde01] is aangegeven dat haar zoon naar hun vakantiehuisje in België kan gaan en zij zelf op dit moment zoekende is naar een andere woning omdat zij zich niet meer prettig voelt in de buurt.
De kantonrechter begrijpt verder uit het voorgaande dat de situatie voor de omwonenden vanaf 31 oktober 2023 stabiel is. Ook uit de data van de overlastmeldingen blijkt dat de situatie daarvóór ook lange tijd als rustig is ervaren. Uit de omstandigheden van deze zaak blijkt niet dat er sprake is van (recentelijke) structurele en ernstige overlast veroorzakende gedragingen, die niet op een andere manier kunnen worden gestopt dan alleen door middel van het ontruimen van de woning. Dat Patrimonium zegt te vrezen dat [naam03] na het einde van de opname in de zorginstelling toch weer naar de woning zal komen en overlast zal veroorzaken, maakt dat niet anders. Dat is een toekomstige en onzekere omstandigheid en naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om spoedeisend belang bij de eis aan te nemen.
Proceskosten
3.4.
Patrimonium moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan nakosten. Dit is in totaal € 925,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de eis af;
4.2.
veroordeelt Patrimonium in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 925,00;
4.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
34286