ECLI:NL:RBROT:2023:12056

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10684006 VZ VERZ 23-8427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster01], en haar werkgever, Toolstation Europe B.V. [verzoekster01] was sinds mei 2017 in dienst bij Toolstation en is in maart 2021 arbeidsongeschikt geraakt. Na twee jaar arbeidsongeschiktheid heeft Toolstation de arbeidsovereenkomst opgezegd met toestemming van het UWV. [verzoekster01] verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding, stellende dat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Ze voerde aan dat Toolstation het advies van de bedrijfsarts niet had opgevolgd en haar onder druk had gezet om een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen.

De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoekster01] afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de aan Toolstation verweten gedragingen en de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter benadrukte dat het aan de werknemer is om te bewijzen dat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De rechter concludeerde dat de verergering van de klachten van [verzoekster01] niet uitsluitend of overwegend te wijten was aan het handelen van Toolstation. De kantonrechter heeft ook de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het bewijs van causaal verband in zaken rondom ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de rol van de werkgever in het re-integratieproces.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10684006 VZ VERZ 23-8427
datum uitspraak: 8 december 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.J. Tavasszy,
tegen
Toolstation Europe B.V.,
vestigingsplaats: Bleiswijk (gemeente Lansingerland),
verweerster,
gemachtigde: mr. E. Harlaar.
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Toolstation’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 21, ontvangen op 30 augustus 2023;
  • het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 10;
  • de brief van 3 november 2023 namens [verzoekster01] met bijlagen 22 en 23;
  • de brief van 6 november 2023 namens [verzoekster01] met bijlagen 24 t/m 31;
  • de spreekaantekeningen van mr. Tavasszy.
1.2.
Op 9 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoekster01] met mr. Tavasszy;
  • namens Toolstation [naam01] (HR directeur) en [naam02] (marketingdirecteur) met mr. Harlaar.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoekster01] is in mei 2017 begonnen bij (een zusterbedrijf van) Toolstation en heeft bij Toolstation gewerkt tot 1 juli 2023. Ze is tijdens het dienstverband op 5 maart 2021 uitgevallen in verband met spanningsklachten. Na het einde van het tweede ziektejaar is de arbeidsovereenkomst door Toolstation opgezegd met toestemming van het UWV.
2.2.
[verzoekster01] vraagt de kantonrechter aan haar een billijke vergoeding toe te kennen ten laste van Toolstation, omdat ze vindt dat het ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever (artikel 7:682 lid 1 sub c BW). Ze stelt dat Toolstation ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door:
- het advies van de bedrijfsarts van augustus 2021 om in uren op te bouwen niet op te volgen, maar [verzoekster01] naar huis te sturen;
- aan haar in een gesprek op 1 september 2021 een vaststellingsovereenkomst aan te bieden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en in dat verband onjuiste mededelingen te doen over verval van haar functie en over haar WW-rechten;
- door druk te zetten op het akkoord gaan met het voorstel, terwijl Toolstation dat voorstel niet had mogen doen vanwege de arbeidsongeschiktheid en persoonlijke situatie van [verzoekster01] , waarvan de werkgever op de hoogte was.
Ook ernstig verwijtbaar is dat Toolstation daarna is blijven aandringen op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst terwijl [verzoekster01] arbeidsongeschikt was en haar klachten verergerden. Ook het advies van de bedrijfsarts van september 2021 om even niet te re-integreren is door Toolstation genegeerd, aldus [verzoekster01] . Daarnaast is ernstig verwijtbaar dat er is gedreigd met een loonstop en dat Toolstation in de vragen die zijn voorgelegd aan de mediator duidelijk heeft laten zien dat ze nog steeds de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen tijdens de termijn van 104 weken.
[verzoekster01] vraagt een billijke vergoeding van € 21.136,- bruto of een ander bedrag dat de kantonrechter vaststelt.
2.3.
Toolstation is het niet eens met het verzoek en vraagt in de eerste plaats het verzoek af te wijzen en in de tweede plaats een billijke vergoeding te matigen tot nul of een ander bedrag dat de kantonrechter vaststelt. Toolstation stelt dat een groot deel van de feiten anders zijn dan [verzoekster01] stelt en dat zij als werkgever niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. Toolstation is van mening dat er geen causaal verband is tussen gedragingen van de kant van de werkgever en de langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoekster01] .
De werknemer krijgt ongelijk: geen billijke vergoeding
2.4.
De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoekster01] af, omdat het vereiste causaal verband tussen de aan Toolstation verweten gedragingen en de opzegging wegens twee jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid ontbreekt. Het oordeel wordt hierna toegelicht.
2.5.
In de wet (artikel 7:682 lid 1 onder c BW) is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer aan hem een billijke vergoeding kan toekennen ten laste van de werkgever als de opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarin ligt besloten dat er causaal verband moet zijn tussen het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever en het bestaan van de opzeggingsgrond. Het is aan de werknemer om te stellen en zo nodig te bewijzen 1) dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en 2) dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet twee jaar onafgebroken zou hebben voortgeduurd en de opzeggingsgrond dus niet in beeld zou zijn gekomen als de werkgever zich zou hebben onthouden van voornoemd handelen.
2.5.1.
[verzoekster01] legt de focus op de periode van grofweg augustus 2021 tot en met januari 2022 en wijst op een verergering van haar klachten in die periode zoals omschreven in de verslagen van de bedrijfsarts nádat Toolstation op 1 september 2021 aan haar een vaststellingsovereenkomst had aangeboden om het dienstverband te beëindigen per 31 oktober 2021 en [verzoekster01] in dat verband had vrijgesteld van werkzaamheden. Toolstation heeft ook over de periode ervóór en erna (mei tot en met juli 2021 en maart tot en met december 2022) verslagen van de bedrijfsarts overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat uit alle verslagen een ander beeld naar voren komt dan de werknemer heeft geschetst door slechts in te zoomen op een periode van enkele maanden in het eerste ziektejaar.
2.5.2.
[verzoekster01] ondervindt vanwege klachten beperkingen in haar functioneren (verslag bedrijfsarts van 6 mei 2021). In mei 2021 is de prognose dat herstel nog een aantal maanden zal duren, afhankelijk van het vinden van oplossingen voor niet werk gerelateerde problemen die haar herstel belemmeren, aldus de bedrijfsarts in het verslag. Volgens de bedrijfsarts zijn de klachten niet of overwegend niet werk gerelateerd (verslagen bedrijfsarts van 10 juni 2021 en 8 juli 2021) en is [verzoekster01] in juli 2021 sinds kort doorverwezen naar intensievere behandeling met een wachtlijst (verslag van 8 juli 2021). Na een verblijf van vijf weken in het buitenland tijdens de zomer zijn de klachten en beperkingen van [verzoekster01] verminderd, kan zij de drie uur per dag aan werkzaamheden verder opbouwen en is functioneel herstel mogelijk op een termijn van twee maanden, dus medio oktober 2021 (verslag bedrijfsarts van 19 augustus 2021). De bedrijfsarts herhaalt dat de klachten niet werk gerelateerd zijn. In het verslag van 23 september 2021 – de werkgever heeft inmiddels het aanbod gedaan om met wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan per 31 oktober 2021 – staat dat [verzoekster01] heeft aangegeven dat er een toename is van de beperkingen, schrijft de bedrijfsarts juist dat de beperkingen niet zijn veranderd, dat de klachten overwegend niet werk gerelateerd zijn en dat duurzaam functioneel herstel nog drie maanden zou duren (verslag bedrijfsarts van 23 september 2021). In oktober 2021 verzuimt [verzoekster01] volledig, wordt ze sinds twee weken behandeld, zijn de klachten en beperkingen verergerd en is de prognose nog onduidelijk (verslag bedrijfsarts van 11 oktober 2021). De bedrijfsarts schrijft ook dat herstel/re-integratie wordt belemmerd door werk gerelateerde omstandigheden en dat mediation wordt geadviseerd. Een maand later vermeldt het verslag dat er een nieuwe diagnose is gesteld, dat de ernst van de klachten ernstig is en dat de klachten de laatste maanden zijn toegenomen. Volgens de bedrijfsarts zijn de klachten overwegend niet werk gerelateerd (verslag bedrijfsarts van 11 november 2021). Dat wordt ook weer herhaald in januari 2022. In het verslag van de bedrijfsarts van 7 januari 2022 wordt vermeld dat er medische informatie is ontvangen waaruit blijkt dat de problematiek ernstig en complex is, dat de behandeling wordt ingezet en dat er onderhoudende factoren zijn, zowel niet werk als werk gerelateerd. Naar verwachting zal functioneel herstel een aantal maanden duren.
2.5.3.
Uit de hiervoor weergegeven verslagen van de bedrijfsarts blijkt dat de reeds bestaande klachten van [verzoekster01] zijn verergerd na het verslag van augustus 2021. Volgens [verzoekster01] is dat te wijten aan Toolstation, vooral door het aanbieden van de vaststellingsovereenkomst om het dienstverband te beëindigen en het vrijstellen van werkzaamheden in strijd met het advies van de bedrijfsarts om verder op te bouwen (zie het verslag van 19 augustus 2021). Dat verband wordt gemotiveerd betwist door Toolstation.
De kantonrechter kan uit de verslagen van de bedrijfsarts niet afleiden dat de verergering van de reeds bestaande klachten uitsluitend of in overwegende mate is te wijten aan handelen van de werkgever omstreeks september 2021. Ook kan niet worden afgeleid dat de verergering van de klachten zou zijn uitgebleven en dat [verzoekster01] wél medio oktober 2021 zou zijn hersteld als het (vermeende) handelen van Toolstation omstreeks september 2021 achterwege zou zijn gebleven. De bedrijfsarts schrijft immers op 23 september 2021 dat de klachten
overwegend nietwerk gerelateerd zijn. Alleen in het verslag van 11 oktober 2021 wordt vermeld dat het herstel/de re-integratie van [verzoekster01] wordt belemmerd door werk gerelateerde omstandigheden, dat de werkgever en de werknemer samen het einddoel van de re-integratie moeten bepalen en dat wordt geadviseerd om mediation op te starten, hetgeen de werkgever ook heeft gedaan conform het advies van de bedrijfsarts. Die belemmering in het herstel/de re-integratie betekent niet zonder meer dat de klachten zijn verergerd door toedoen van de werkgever en ook niet dat [verzoekster01] door die belemmering meteen twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geraakt zonder kans op herstel. In oktober 2021 is nog helemaal geen opzegging vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid in beeld en is de prognose ook nog onduidelijk. Dat [verzoekster01] in november 2021 een terugval heeft gehad vanwege de – in de visie van [verzoekster01] : op beëindiging van het dienstverband aansturende – vraagstelling van Toolstation aan de mediator kan op basis van de verslagen niet worden aangenomen. Volgens de bedrijfsarts zijn de immers klachten ernstig en toegenomen, maar overwegend niet werk gerelateerd (verslag bedrijfsarts 11 oktober 2021). In januari 2022 is de opzeggingsgrond ook nog niet in beeld, aangezien herstel volgens de bedrijfsarts een aantal maanden zou duren en dat valt ruim binnen de termijn van 104 weken. [verzoekster01] heeft geen andere stukken overgelegd die haar standpunt over het causaal verband ondersteunen.
2.5.4.
In de periode maart tot en met oktober 2022 zijn de klachten van [verzoekster01] volgens de bedrijfsarts deels werk gerelateerd (verslagen bedrijfsarts van 4 maart 2022, 6 mei 2022, 17 juni 2022 en 20 oktober 2022). In juni 2022 is de prognose dat [verzoekster01] op een termijn van vijf tot zes maanden het eigen werk volledig zal kunnen verrichten, wat ook in het verslag van 20 oktober 2022 wordt herhaald: de verwachting is dat functioneel herstel mogelijk is tussen december 2022 en januari 2023 – en dus vóór het einde van de 104 weken termijn. In oktober 2022 doet [verzoekster01] inmiddels 24 uur per week activiteiten in het kader van de re-integratie (tweede spoor) (verslag bedrijfsarts van 20 oktober 2022). Eind november 2022 heeft ze echter een grote terugval: ze is gestopt met de werkzaamheden vanwege een veelheid aan afspraken. Dat is deels werk gerelateerd, deels gerelateerd aan mantelzorg en deels vanwege behandeling en begeleiding; het totaal van alle activiteiten heeft het herstel belemmerd en zal het herstel nog langer belemmeren (verslag bedrijfsarts van 16 december 2022). De prognose is dat functioneel herstel nog maanden kan duren en volgens de bedrijfsarts worden de klachten overwegend niet als werk gerelateerd beschouwd
.
2.5.5.
De kantonrechter is het met Toolstation eens dat er gelet op de hiervoor aangehaalde verslagen van maart tot en met oktober 2022 geen causaal verband kan worden aangenomen tussen enerzijds de terugval van [verzoekster01] in november 2022, die het verwachte herstel in december 2022 of januari 2023 heeft belemmerd waardoor ze aan het einde van het tweede ziektejaar nog altijd arbeidsongeschikt is en anderzijds handelen van de werkgever. [verzoekster01] focust zich immers wat ernstig verwijtbaar handelen betreft op de periode van een jaar eerder, namelijk augustus 2021 tot en met januari 2022 en de gebeurtenissen die toen – in de visie van [verzoekster01] , immers deels wordt het betwist door Toolstation – hebben plaatsgevonden. Bovendien blijkt uit het verslag van december 2022 dat er ook factoren zijn die in de privésfeer van [verzoekster01] , althans niet in de invloedsfeer van Toolstation liggen. Dat het (vermeende) handelen van Toolstation in de door [verzoekster01] genoemde periode ervoor heeft gezorgd dat [verzoekster01] twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest en dat [verzoekster01] dat niet zou zijn geweest als het (vermeende) handelen van Toolstation achterwege was gebleven, is gelet op het hiervoor geschetste verloop van de arbeidsongeschiktheid en het herstelproces niet vol te houden.
2.6.
Aangezien niet kan worden aangenomen dat de opzegging wegens twee jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid het gevolg is van de aan Toolstation verweten gedragingen, behoeven de geschilpunten over het (vermeende) handelen van Toolstation en de vraag of dat handelen is te kwalificeren als ernstig verwijtbaar geen beoordeling.
2.7.
De kantonrechter compenseert de proceskosten (artikel 289 Rv). Partijen hoeven de kosten van de wederpartij voor het voeren van deze procedure dus niet te vergoeden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
34286