ECLI:NL:RBROT:2023:12051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/10/665791 JE RK 23-2245 en C/10/666977 / JE RK 23-2406
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 7 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond over de minderjarige [kind01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 28 november 2024 en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp van 12 november 2023 tot 12 februari 2024. De kinderrechter oordeelde dat de hulpverlening noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [kind01], die kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder middelengebruik en zelfbepalend gedrag. De moeder van [kind01] steunt het verzoek van de GI, terwijl [kind01] zelf verweer voerde tegen de duur van de machtiging, pleitend voor een kortere termijn. De kinderrechter heeft de zorgen over [kind01] erkend, maar ook de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt in de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een kortere periode te verlenen dan verzocht, met de mogelijkheid om de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage te doen toekomen over de voortgang van de hulpverlening voor de volgende zitting op 2 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/665791 JE RK 23-2245 en C/10/666977 / JE RK 23-2406
Datum uitspraak: 7 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01],
advocaat: mr. G.S.J. van Gestel, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI met zaaknummer C/10/665791 van 20 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI met zaaknummer C/10/666977 van 12 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 7 november 2023;
  • een e-mailbericht van de GI d.d. 7 november 2023;
  • een e-mailbericht van de advocaat van [kind01] d.d. 7 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [kind01], die voorafgaand aan de zitting ook apart is gehoord in het bijzijn van zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam02].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft op een gesloten groep van [instelling01].
2.3.
Bij beschikking van 28 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 28 november 2023.
2.4.
Bij beschikking van 18 september 2023 is een machtiging om [kind01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven verleend tot 12 november 2023.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Tevens verzoekt de GI een machtiging om [kind01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het volgende toe. De afgelopen tijd heeft [kind01] kleine stappen gemaakt in het verlenen van medewerking aan de hulpverlening, maar er zijn nog grote zorgen over zijn middelengebruik. Het middelengebruik van [kind01] neemt zodanig toe dat het zijn leven beïnvloedt. Op dit moment wordt hieraan onvoldoende aandacht besteed, terwijl het stoppen met het gebruik van middelen nodig is voor een terugplaatsing. Daarom is het belangrijk dat [kind01] de komende periode gaat werken aan zijn middelengebruik, het voorzetten van de traumabehandeling en het versterken van vertrouwensband tussen [kind01] en de moeder. Hiervoor is een periode van zes maanden nodig. Een plaatsing op een andere (open) groep is niet in het belang van [kind01] omdat hij gebaat is bij de veiligheid en het vertrouwen van [instelling01].

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
De moeder stemt in met het verzoek, omdat zij zich ernstige zorgen maakt over het middelengebruik van [kind01]. De middelen bepalen nu zijn richting en dat is niet goed voor de toekomst. Als er niks aan het middelengebruik van [kind01] gedaan wordt, dan wordt geen vooruitgang geboekt.

6.De mening van [kind01]

6.1.
Door en namens [kind01] wordt verweer gevoerd tegen de duur van het verzoek, omdat het te lang is. De afgelopen periode heeft [kind01] zijn best gedaan. Verschillende vormen van behandeling zijn gestart. In het geval de machtiging wordt verlengd wordt [kind01] overvraagd en verliest hij motivatie. Dit komt mede doordat [kind01] al voor een langere periode niet meer thuis verblijft. Het is belangrijk dat hij perspectief krijgt, mede gelet op de omstandigheid dat [kind01] nu medewerking verleent. Daarom verzoekt [kind01] om een verlenging van drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden zodat een extra toetsmoment ontstaat. Hij kan zo stap voor stap laten zien dat hij de positieve lijn kan en wil voortzetten.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01], zoals verzocht en niet weersproken, verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
7.2.
Ten aanzien van de machtiging voor gesloten jeugdhulp overweegt de kinderrechter het volgende. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe het volgende.
7.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de zorgen over [kind01] nog aanwezig zijn als gevolg waarvan hij in zijn ontwikkeling wordt geremd. De zorgen zijn gelegen in het zelfbepalende gedrag van [kind01] en het niet kunnen accepteren van gezag, mede waardoor hij herhaaldelijk is weggelopen. Op het moment dat [kind01] weg is, is het onduidelijk waar of met wie hij is. Als gevolg hiervan zijn er zorgen over dat [kind01] zich in een crimineel circuit begeeft. Daarnaast zijn er zorgen over zijn middelengebruik, omdat dit in sterke mate toeneemt waardoor het zijn leven beïnvloedt. Dit komt mede doordat [kind01] als gevolg van zijn middelengebruik minder gemotiveerd is om in contact te blijven met zijn begeleiders terwijl dit uiteraard niet in zijn belang is.
7.4.
De afgelopen periode is een positieve ontwikkeling te zien omdat [kind01] meer open staat voor hulpverlening. Dit komt enerzijds doordat [kind01] duidelijk baat heeft bij de geboden stabiliteit en veiligheid, mede waardoor hij zich meer vertrouwd voelt in [instelling01]. Anderzijds doordat hij gemotiveerd is om terug naar huis te gaan. Hierdoor is onlangs hulpverlening in de vorm van MDFT en EMDR gestart en wordt gewerkt aan de vertrouwensband tussen de moeder en [kind01]. Hiervoor verdient [kind01] een compliment. Tegelijkertijd heeft [kind01] de afgelopen periode nog onvoldoende inzicht getoond in zijn middelenproblematiek. Dit komt mede doordat hij de zorgen daarover niet deelt. Als gevolg hiervan is in dit kader nog geen hulpverlening ingezet, terwijl dit van belang is voor een terugplaatsing. Daartegenover is het positief dat [kind01] ter zitting heeft aangegeven mee te willen werken aan urinetesten.
7.5.
Het is noodzakelijk dat bovengenoemde positieve ontwikkeling zich doorzet. Daarom is het in het belang van [kind01] dat hij nu zijn verblijf op de gesloten groep bij [instelling01] kan voortzetten. Dit volgt ook uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper. De kinderrechter ziet vanwege de voorzichtig positieve ontwikkeling aanleiding om het verzoek voor een kortere duur te verlenen dan verzocht. De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen tot 12 februari 2024 en het verzoek voor het overige aanhouden.
7.6.
De komende tijd is het belangrijk dat [kind01] gemotiveerd blijft en dat hij blijft profiteren van de hulpverlening. Daarnaast is van belang dat aandacht blijft voor het uitbreiden van de vrijheden van [kind01], omdat het doel nog altijd is dat [kind01] wordt teruggeplaatst bij de moeder. Het is hiervoor tevens belangrijk dat sprake is van een goede samenwerking tussen [kind01] en de GI.
7.7.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk één week voor de hierna te noemen zittingsdatum een rapportage te doen toekomen omtrent de stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 28 november 2024
8.2.
verleent een machtiging om [kind01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 november 2023 tot 12 februari 2024;
8.3.
en alvorens verder te beslissen:
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder, [kind01] en zijn advocaat in deze zaak zal plaatsvinden
op 2 februari 2023 te 15.00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
8.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. van Gestel;
8.5.
gelast de oproeping van [kind01] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
8.6.
verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder en mr. van Gestel) de verzochte rapportage te doen toekomen;
8.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 16 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.