ECLI:NL:RBROT:2023:12049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/10/669031 / JE RK 23-2687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van kinderen in een zorgelijke thuissituatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 november 2023, wordt de voorlopige ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind01] en [kind02], in stand gehouden en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van drie maanden, wat reeds eerder was verleend. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin, en er zijn grote zorgen over het psychisch welzijn van de moeder en de veiligheid van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om de zorg voor de kinderen adequaat te dragen, wat leidt tot de noodzaak van uithuisplaatsing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan grootouders van beide ouders. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de uithuisplaatsing, terwijl de vader het belang van de kinderen vooropstelt. De kinderrechter concludeert dat de zorgen over de thuissituatie van de kinderen ernstig zijn, vooral gezien de psychische toestand van de moeder en het gebrek aan een stabiele woonplek voor de vader.

De kinderrechter heeft besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling te handhaven en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 17 februari 2024. Er zal verder onderzoek plaatsvinden naar de thuissituatie en de benodigde hulpverlening, met als doel de kinderen zo snel mogelijk weer veilig thuis te plaatsen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/669031 / JE RK 23-2687
Datum uitspraak: 29 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over horen op de voorlopige ondertoezichtstelling en verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01 ],
geboren op [geboortedatum01] 2015 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01 ] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2020 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. K. Logtenberg, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 november 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI), [naam04] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam05] en [naam06] , te weten een ouder van de moeder en een ouder van de vader.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01 ] en [kind02] .
2.2.
[kind01 ] en [kind02] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 17 november 2023 zijn [kind01 ] en [kind02] voorlopig onder toezicht gesteld tot 17 februari 2024. Bij die beschikking is tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind01 ] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken.

3.Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt een voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01 ] en [kind02] voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is reeds verleend. De Raad verzoekt tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01 ] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden. Hiervan is reeds vier weken verleend en voor het overige aangehouden. Thans dient beslist te worden op de periode tot 17 februari 2024. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek en licht het volgende toe. Het doel is dat de kinderen weer terug naar huis gaan. Voor een terugplaatsing bij de moeder is het allereerst belangrijk dat het veilig is voor de kinderen. Dit is nu niet het geval. De komende periode wordt daarom onderzoek gedaan om zicht te krijgen op de situatie, zodat duidelijk wordt wat de kinderen en de ouders nodig hebben. In het geval dat blijkt dat de kinderen eerder terug naar huis kunnen, dan gebeurt dit. Verder dient aandacht te zijn voor de schoolgang van [kind01 ] .

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad ter zitting. Op dit moment is veel onduidelijk over de thuissituatie van de kinderen. Hierop moet snel zicht komen. Gelukkig is sprake van een goede samenwerking met de ouders en met de betrokken hulpverleningsinstanties. Ook de bezoekmomenten met de kinderen zijn georganiseerd. Er zijn op dit moment zorgen over de schoolgang van [kind01 ] , omdat zijn school ver weg is van zijn huidige verblijfsplek. Hiervoor wordt nu taxivervoer geregeld.

6.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ingestemd met de voorlopige ondertoezichtstelling en verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder is een liefdevolle moeder die altijd goed voor de kinderen heeft gezorgd. De informatie die in het rapport staat als waarheid, kan anders worden geïnterpreteerd. Deze informatie omvat hetgeen wat [kind01 ] tegen de moeder vertelt. De moeder gelooft [kind01 ] en neemt zijn uitingen serieus. Zij heeft daartoe geen waanideeën. Daarnaast was de uithuisplaatsing voor de moeder en de kinderen een traumatische ervaring en de schade hiervan moet worden beperkt. De moeder wil derhalve de kans krijgen om vanuit huis te laten zien dat zij goed voor de kinderen kan zorgen en dat zij veilig zijn bij haar. De moeder staat open voor hulpverlening. Verder maakt de moeder zich nu zorgen over de schoolgang van [kind01 ] . Maar ook dat hij nu niet naar fysiotherapie kan. Daarnaast moet aandacht zijn voor de logopedie van [kind02] .

7.Het standpunt van de vader

De vader geeft aan dat hij het beste wil voor de kinderen. Als de kinderen het beste krijgen in een pleeggezin, dan moeten zij daar verblijven. Daartegenover heeft de moeder altijd goed voor de kinderen gezorgd. Daarom wil de vader dat de kinderen het liefst zo snel als mogelijk weer thuis wonen. Omdat de vader bij opa (vaderszijde) verblijft en hij nog geen eigen woning heeft, is hij nu niet in de mogelijkheid om voor de kinderen de zorgen. Verder vindt de vader het belangrijk dat [kind01 ] zo snel als mogelijk weer naar school kan, omdat hij niet wil dat hij een achterstand oploopt. Ook de peuterschool van [kind02] is belangrijk.

8.De beoordeling

8.1.
De kinderrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [kind01 ] en [kind02] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling daarom, zoals verzocht en onweersproken, nog steeds passend en geboden is.
8.2.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. Er zijn ernstige zorgen over de thuissituatie van de kinderen. De zorgen zijn gelegen in het psychisch welzijn van de moeder. Zo beschuldigt zij de vader, maar ook anderen, ervan dat zij de kinderen iets aan (willen) doen. Deze beschuldigingen lijken steeds ernstiger te worden, terwijl hiervan geen bewijzen zijn. De kinderen worden tevens belast met de overtuigingen van de moeder en dat is niet in hun belang. Het maakt hen erg angstig. De moeder toont daartoe onvoldoende probleeminzicht. Hierdoor wordt nu getwijfeld aan de veiligheid en het welzijn van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. Hulpverlening in het vrijwillige kader is daartoe onvoldoende van de grond gekomen doordat de moeder de hulpverleners afhoudt.
8.3.
Hoewel duidelijk is dat de beide ouders veel van hun kinderen houden, is gebleken dat zij op dit moment onvoldoende in staat zijn om de opvoeding en verzorging van de kinderen te dragen. Als gevolg hiervan kunnen de kinderen nu niet thuis verblijven. Dit komt enerzijds door de grote zorgen over het psychisch welzijn van de moeder. Anderzijds doordat de vader momenteel geen eigen verblijfplaats heeft. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01 ] en [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De komende periode is het noodzakelijk dat onderzoek gedaan wordt naar de (veiligheid van de) thuissituatie van de kinderen bij de moeder en welke hulpverlening daartoe helpend en passend kan zijn voor het gezin, zodat een stabiele thuissituatie gecreëerd wordt. Het is positief dat de moeder ter zitting aangeeft open te staan voor hulpverlening. De kinderrechter vertrouwt erop dat de Raad, de GI en de ouders samen werken, zodat zo snel als mogelijk zicht komt op de veiligheid van de kinderen en de zorgen over hen worden weggenomen. Hierbij dient aandacht te zijn voor de schoolgang van [kind01 ] , bezoek aan de peuterspeelzaal van [kind02] en de afspraken ten behoeve van de kinderen. Zodra de kinderen op voor hen verantwoorde wijze weer thuis bij de moeder kunnen worden geplaatst, dan dient dit uiteraard te gebeuren. Het belang van de kinderen is daarbij leidend.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
houdt de beschikking van de kinderrechter over de voorlopige toezichtstelling van [kind01 ] en [kind02] voor de periode van 17 november 2023 tot 17 februari 2024 in stand;
9.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01 ] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 15 december 2023 tot 17 februari 2024;
9.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 7 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.