ECLI:NL:RBROT:2023:12036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/10/666672 / JE RK 23-2379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de veiligheid van de thuissituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie van [kind01]. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, is belast met de zorg voor [kind01], die momenteel in een pleeggezin verblijft.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in een korte periode twee zorgelijke incidenten hebben plaatsgevonden, waarbij [kind01] alleen en in een onveilige situatie is aangetroffen. Ondanks pogingen tot hulpverlening heeft de moeder geen medewerking verleend, wat heeft geleid tot de huidige situatie. De kinderrechter heeft de feiten en het standpunt van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) in overweging genomen en geconcludeerd dat nader onderzoek noodzakelijk is om de veiligheid van [kind01] te waarborgen.

De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 7 januari 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft benadrukt dat de omgangsmomenten tussen [kind01] en de moeder aandacht behoeven. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/666672 / JE RK 23-2379
Datum uitspraak: 23 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2019 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat: mr. M.P. Biesbroek, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 oktober 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • een e-mailbericht van de Raad, overgelegd aan de rechtbank ter zitting.
1.2.
Op 23 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam02];
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam (hierna: de GI), [naam03] en [naam04].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft in een (netwerk)pleeggezin, te weten bij de oom en tante van de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 oktober 2023 is [kind01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 7 januari 2024. Bij die beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken en de beslissing voor het overige is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is reeds verleend. De Raad verzoekt tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Hiervan is reeds vier weken verleend. Thans dient beslist te worden op de periode tot 7 januari 2024.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het volgende toe. Een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om onderzoek te doen naar de opvoedsituatie en opvoedomgeving van [kind01]. In een korte periode zijn er twee incidenten geweest. Naar aanleiding van het eerste incident is gepoogd om de moeder in het vrijwillige kader hulpverlening te bieden, maar zij wilde niet samenwerken. Bij het tweede incident is de politie betrokken geweest omdat [kind01] alleen was gelaten in een gesloten woning, waardoor er nu ernstige zorgen zijn en [kind01] niet thuis kan wonen. Het is belangrijk dat de komende periode duidelijk wordt wat er is gebeurd, of de situatie thuis veilig is en welke hulpverlening ingezet moet worden. Als de situatie veilig blijkt bestaat de mogelijkheid dat [kind01] eerder teruggeplaatst kan worden. Hierdoor moet aandacht blijven voor de omgangsmomenten tussen [kind01] en de moeder.

5.Het standpunt van de GI

5.1.
De GI ondersteunt ter zitting het verzoek van de Raad en geeft aan dat in een korte periode twee zorgelijke incidenten hebben plaatsgevonden waarbij sprake was van onveiligheid voor [kind01]. Na het eerste incident is ambulante spoedhulp aan de moeder geboden, maar dit is niet gelukt omdat de moeder geen problemen zag. Na het tweede incident is [kind01] in een pleeggezin geplaatst. Het is belangrijk dat de omgangsmomenten tussen [kind01] en de moeder ten tijde van de plaatsing goed worden vormgegeven. De komende tijd is het ook belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar passende hulpverlening voor de moeder en in hoeverre de moeder daarvoor open staat zodat een langdurige stabiele situatie voor [kind01] geborgd wordt.

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
Door en namens de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek en zij licht het volgende toe. Er wordt gerefereerd aan twee incidenten. Deze incidenten waren een ongelukkige samenloop van omstandigheden en vormen geen aanleiding voor langdurige zorg. Het eerste incident is voortgekomen uit miscommunicatie. Daarnaast was [kind01] ten tijde van het tweede incident niet alleen thuis. De moeder was bezig met het schoonmaken van het huis van de oma (moederszijde) waardoor zij veel aan het laden en lossen was. Op dat moment was [kind01] in de slaapkamer aan het slapen. Bovendien is veel van de informatie in het dossier over de situatie niet kloppend. Zo was er geen bleekmiddel in de kamer van [kind01], de deur was niet op slot en de moeder was niet weg. De moeder heeft altijd goed voor [kind01] gezorgd en zij kan dit in de toekomst blijven doen. Het is belangrijk dat [kind01] terug naar huis komt. Zij mist de moeder en zij hebben elkaar sinds de uithuisplaatsing slechts twee keer gezien. Terwijl [kind01] en de moeder normaliter altijd samen zijn. De moeder zal meewerken aan de voorlopige ondertoezichtstelling, maar verzoekt de machtiging uithuisplaatsing te beëindigen.

7.De beoordeling

7.1.
Er bestaan ernstige zorgen over [kind01] en haar thuissituatie omdat in een korte periode twee zorgelijke incidenten hebben plaatsgevonden. Zo is [kind01] op 4 september 2023 alleen en ontbloot buiten aangetroffen in de portiek van de woning. Daarnaast heeft [kind01] op 6 oktober 2023 zelfstandig 112 gebeld waarbij zij zorgelijke uitspraken over haar situatie heeft gedaan richting de politie. De politie is ter plaatse gekomen en heeft [kind01] ontbloot en alleen in een afgesloten kamer aangetroffen. De woning was vervuild en [kind01] gaf aan honger te hebben. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [kind01], de omstandigheid dat zij meermaals alleen is aangetroffen en de zorgelijke uitspraken die zij heeft geuit, wordt ernstig getwijfeld aan haar veiligheid in de thuissituatie bij de moeder.
7.3.
Na het eerste incident is binnen het vrijwillige kader geprobeerd hulpverlening in te zetten in de vorm van ambulante spoedhulp, maar dit is niet van de grond gekomen. De moeder ontkent de zorgen en wenst geen hulpverlening. Hoewel de moeder een verklaring heeft voor de incidenten, wordt aan die verklaring getwijfeld en bestaan er op dit moment nog veel onduidelijkheden. De kinderrechter is het daarom met de Raad en de GI eens dat het belangrijk is dat onderzoek gedaan wordt naar de veiligheid in de thuissituatie van [kind01]. Beoordeeld moet worden of de moeder voldoende in staat is om de verzorging van [kind01] op zich te nemen. Hiervoor dient er zicht te komen op de thuissituatie en de pedagogische vaardigheden van de moeder. De vraag dient te worden beantwoord of er inderdaad sprake was van incidenten of dat de zorgen meer structureel van aard zijn. Nader onderzoek is noodzakelijk zodat de veiligheid van [kind01] kan worden ingeschat en de juiste hulpverlening kan worden ingezet. Hiervoor is het in het van belang van [kind01] dat de moeder medewerking verleent aan de hulpverlening.
7.4.
Een terugplaatsing van [kind01] bij de moeder, zoals door de moeder verzocht, acht de kinderrechter op dit moment niet aan de orde. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de spoedmachtiging ter zake de uithuisplaatsing van [kind01] per direct te beëindigen. [kind01] verblijft binnen het netwerk en kan daar voorlopig blijven. De kinderrechter zal de beslissingen ter zake de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] en de spoedmachtiging uithuisplaatsing voor de duur van vier weken ten aanzien van [kind01] in stand laten en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de periode tot 7 januari 2024. Het is belangrijk dat de komende tijd aandacht blijft bestaan voor de omgangsmomenten tussen [kind01] en de moeder.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 7 januari 2024;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 21 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.