ECLI:NL:RBROT:2023:11997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/10/661487 HA ZA 23-582
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen McFly & Brown B.V. en Nearfield Instruments B.V.

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Rotterdam, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. McFly & Brown B.V., gevestigd in Amsterdam, heeft Nearfield Instruments B.V., gevestigd in Delft, gedagvaard. Nearfield heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat volgens haar de rechtbank Den Haag bevoegd zou zijn op basis van artikel 99 Rv, dat bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde relatief bevoegd is. McFly & Brown heeft echter aangevoerd dat de rechtbank Rotterdam als rechter-plaatsvervanger kan optreden op basis van artikel 40 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (wet RO). De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Rotterdamse rechter niet kan besluiten om als rechter-plaatsvervanger op te treden zonder een verzoek van het bevoegde gezag van de andere rechtbank. Dit verzoek is in dit geval niet gedaan, waardoor de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd heeft verklaard. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling. McFly & Brown is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 1.183,-. Het vonnis is uitgesproken op 20 december 2023 door mr. dr. P.G.J. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team haven en handel
zaak-/rolnummer: C/10/661487 HA ZA 23-582
datum uitspraak: 20 december 2023
Vonnis in incident
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
McFly & Brown B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. Y.A.E. Vlassenroot,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nearfield Instruments B.V.,
vestigingsplaats: Delft,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigden: mrs. A.A. Camonier en F.E.W. Staubach.
De partijen worden hierna ‘McFly & Brown’ en ‘Nearfield’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 juni 2023, met bijlagen;
  • het antwoord in de hoofdzaak, tevens houdende een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
McFly & Brown vordert in de hoofdzaak, samengevat:
  • Nearfield te veroordelen aan haar te betalen € 64.796,86, met rente;
  • Nearfield te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 61.388,32 inclusief btw, rente van € 2.126,07 (berekend tot 21 mei 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 1.282,47.
2.2.
McFly & Brown baseert haar vorderingen op het volgende. Nearfield schiet tekort in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit de op 25 oktober 2019 gesloten samenwerkingsovereenkomst tussen partijen en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
Nearfield vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de onderhavige zaak kennis te nemen. Op grond van artikel 99 Rv juncto artikel 1:10 BW is de rechter bevoegd van de woonplaats van de gedaagde, in dit geval die van de statutaire zetel van Nearfield, Delft, dus de rechtbank Den Haag. Overigens zou op grond van artikel 17 van de eigen algemene voorwaarden van McFly & Brown de rechtbank Amsterdam bevoegd zijn.
3.2.
McFly & Brown voert primair aan dat zij per abuis Nearfield heeft gedagvaard op haar kantooradres te Rotterdam. Dat betekent niet dat de rechtbank Rotterdam onbevoegd is. De Rotterdamse rechter is namelijk op grond van artikel 40 lid 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: wet RO) bevoegd als rechter-plaatsvervanger van de rechtbank Den Haag (of Amsterdam) de onderhavige zaak te behandelen, behoudens misbruik, maar dat doet zich niet voor. Om proceseconomische redenen dient de zaak dan ook door de Rotterdamse rechtbank behandeld te worden. Subsidiair voert McFly & Brown aan dat de zaak verwezen kan worden naar de relatief bevoegde rechter te Den Haag, althans Amsterdam, waarin zij geen voorkeur heeft.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
Artikel 99 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde relatief bevoegd is. Dat is in het geval van een bedrijf: de vestigingsplaats, in dit geval Delft, zodat in zoverre de rechtbank Den Haag bevoegd is.
4.2.
Artikel 40 lid 2 wet RO bepaalt dat rechters in een rechtbank van rechtswege rechter-plaatsvervanger zijn in de overige rechtbanken. Dit betekent echter niet, zoals McFly & Brown lijkt te veronderstellen, dat wanneer een gedaagde partij er een beroep op doet voor een relatief onbevoegde rechter te zijn gedagvaard, die rechter dat feitelijk kan passeren door zelf te bepalen dat hij in de voorliggende zaak dan in zijn eigen zittingsplaats optreedt als rechter-plaatsvervanger voor een andere rechtbank. Ware dit anders, dan zouden de regels van relatieve bevoegdheid (behoudens situaties van misbruik) geen materiële betekenis hebben. Een verzoek om op te treden als rechter-plaatsvervanger voor een andere rechtbank zal door het daartoe bevoegde gezag van die andere rechtbank gedaan moeten worden. Dat is in dit geval niet gebeurd (anders dan bijvoorbeeld in de strafzaak die door een rechterscombinatie van de rechtbank Dordrecht als meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, zitting houdende te Dordrecht, is beoordeeld in het vonnis van 6 december 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:AZ3828).
4.3.
Nu Nearfield in de eerste plaats verwijzing naar de rechtbank Den Haag vordert en McFly & Brown zich daar – gegeven dat verwijzing moet volgen – niet tegen verzet en in het bijzonder niet met een beroep op haar algemene voorwaarden heeft betoogd dat dan verwijzing naar de rechtbank Amsterdam moet volgen, zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de hoofdzaak verwijzen naar de rechtbank Den Haag.
4.4.
McFly & Brown heeft ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De rechtbank stelt deze kosten aan de kant van Nearfield tot vandaag vast op € 1.183,- aan salaris.

5.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt McFly & Brown in de kosten van het incident, aan de zijde van Nearfield tot op heden begroot op € 1.183,-;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Den Haag, team handel, voor verdere behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
1411