5.3.Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd, indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. Of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk en geboden was, leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beoordeling daarvan komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoofdlijnen consistent over het incident verklaard. De rechtbank gaat voor de feitelijke toedracht uit van de feiten en omstandigheden die uit zijn verklaringen en uit de camerabeelden, die zijn verklaringen ondersteunen, blijken. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaringen van het slachtoffer hierover. Het slachtoffer verkeerde – zo blijkt uit het dossier – onder invloed van een hoge dosis GHB, waardoor hij voorafgaand aan het incident “out” was gegaan en zich het incident niet goed kan herinneren. Wat hij wel heeft verklaard, vindt geen steun in het dossier en staat haaks op hetgeen op de camerabeelden te zien is.
Het slachtoffer woonde sinds drie dagen bij de verdachte in een woning van Humane Zorg. De verdachte kwam in de nacht van 12 augustus 2023 thuis en zag dat de voordeur en het raam beneden openstonden en dat de lichten brandden, ook in kamers waartoe de verdachte en het slachtoffer geen toegang hadden. Vervolgens betrad hij de woning en zag hij dat het slachtoffer buiten bewustzijn op de bank lag. Er kwam schuim uit zijn mond en hij had verwondingen aan zijn gezicht. De verdachte probeerde het slachtoffer wakker te maken, maar het slachtoffer reageerde niet. Vervolgens belde de verdachte zijn vader en de beveiliger van Humane Zorg en vroeg hun om naar de woning te komen. Toen hij bij zijn kamer kwam, zag hij dat deze overhoop was gehaald en dat er geld ontbrak. Vervolgens liep hij naar beneden om een mes uit de keuken te pakken. De verdachte heeft verklaard dat hij dit deed, omdat hij vermoedde dat er mogelijk nog een vreemde in huis was gelet op hoe hij de woning had aangetroffen bij thuiskomst. Hij liep rond in de woning om te kijken of er nog iemand aanwezig was. Dat bleek niet het geval. De verdachte liep naar zijn auto om daar te wachten op zijn vader en de beveiliger. Omdat het lang duurde en de verdachte wilde weten wat er was gebeurd, betrad hij opnieuw zijn woning. Hij droeg op dat moment nog altijd het mes bij zich. Het lukte hem om het slachtoffer wakker te maken en hij vroeg het slachtoffer wat er was gebeurd. Het slachtoffer had grote pupillen, sprak wartaal en sprak hem aan met woorden als “neger”. De verdachte wist dat er in de hal van de woning een camera hing en verplaatste het gesprek met het slachtoffer daarheen. Hij deed dit omdat hij bang was van het slachtoffer, dat ook zwaarder en groter is dan hijzelf. Bovendien zou de camera het registreren als er iets zou gebeuren. Voor de voordeur ging de verdachte verder met het slachtoffer in gesprek en vertelde hem over de aangetroffen situatie bij thuiskomst.
Op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer en de verdachte naar buiten liepen en voor de deur met elkaar in gesprek waren. De verdachte stond met zijn rug naar de deuropening en het slachtoffer stond tegenover hem. De verdachte had een rustige lichaamshouding. Vervolgens is te zien dat het slachtoffer opeens met zijn rechtervuist meermaals uithaalde naar het hoofd van de verdachte en hem zo al slaand de hal van (ook) zijn woning indreef. Het slachtoffer had zijn ogen daarbij wijd opengesperd. Te zien is dat de verdachte het slachtoffer probeerde af te weren met zijn linkerarm en -hand, waarin hij het mes niet vast had, en dat hij naar achteren terug de gang inliep/struikelde. Het slachtoffer liep achter hem aan en bleef uithalen naar de verdachte. Op het moment dat zij uit beeld verdwijnen, heeft de verdachte de linkerhelft van zijn lichaam richting het slachtoffer gewend en het mes in zijn rechterhand. Het slachtoffer komt vervolgens terug in beeld en is naar buiten gerend. Tussen het begin van het slaan door het slachtoffer en het moment waarop het slachtoffer naar buiten rent verstrijken zeven seconden.
De verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer hem klappen bleef geven. Uiteindelijk kon de verdachte geen kant op en stond hij met zijn rug tegen de trap. Om zichzelf te verdedigen heeft de verdachte naar eigen zeggen een stekende beweging gemaakt met het mes dat hij al die tijd vasthield.
De rechtbank is net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de uitbarsting van geweld van het slachtoffer voor de deur en in de hal van de woning, die zonder enige (gerechtvaardigde) aanleiding plaatsvond, een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding vormt van het lijf van de verdachte. De rechtbank is verder van oordeel dat verdediging door de verdachte tegen die aanranding noodzakelijk was. Aan de eis van subsidiariteit is dus voldaan. De verdachte werd uit het niets aangevallen voor en in zijn eigen huis, waar hij vanwege die aanval achterwaarts naar binnen werd gedrongen. Hij kwam door dit aanvallend geweld binnen enkele seconden klem te staan in de hal van zijn woning. Naar het oordeel van de rechtbank kon de verdachte zich daarom niet aan de aanranding onttrekken, omdat elke reële en redelijke mogelijkheid daartoe in deze situatie ontbrak.
Het gekozen verdedigingsmiddel van de verdachte staat naar het oordeel van de rechtbank niet in een onredelijke verhouding tot de ernst van deze aanranding. De door hem gekozen wijze van verdediging tegen die aanranding was geboden, zodat ook aan de eis van proportionaliteit is voldaan. Hoewel de verdachte een mes heeft gebruikt om zich te verdedigen tegen een aanval met vuisten en dit in beginsel niet tot elkaar in verhouding staat, is hij naar het oordeel van de rechtbank in dit geval toch binnen de grenzen van noodzakelijke en geboden verdediging gebleven. Daarbij is van belang dat de verdachte geen aanvallende, maar eerst juist afwerende bewegingen heeft gemaakt, op een manier waarbij het mes niet in het spel was – namelijk naar voren gedraaid, met de linkerschouder
-arm en -hand, en zijn rechterhand met het mes achter zich. Er was bovendien sprake van een aanval met grof geweld gericht op het hoofd van de verdachte door iemand die onder invloed verkeerde van drugs en groter en sterker was dan de verdachte. De verdachte heeft het mes pas gebruikt op het moment dat hij al verschillende rake klappen had geïncasseerd en niet verder achteruit kon deinzen om deze te ontwijken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken, en uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt niet anderszins, dat daarbij sprake was van één volgens de verdachte stekende beweging waarbij hij het mes in wezen naar voren gericht vasthield. Niet is dus gebleken dat de verdachte met een bepaalde kracht heeft gestoken, terwijl wel is gebleken dat het slachtoffer met kracht vooruit de verdachte klem heeft gezet. In de seconden die deze explosieve aanval duurde, stond de verdachte ten slotte geen ander middel ter beschikking.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van culpa in causa. De verdachte heeft zich voorbereid op een mogelijk gewelddadige confrontatie door een mes te pakken, maar dit betekent niet dat hij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer heeft uitgelokt door provocatie dan wel willens en wetens de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht. Daarbij is van belang dat is gebleken dat de verdachte aanvankelijk geen gewelddadige confrontatie met het slachtoffer verwachtte, maar juist bang was dat er iemand anders in de woning aanwezig was en dat hij daarom het mes bij zich had. Daarnaast blijkt uit de verklaring van de verdachte en de camerabeelden dat de verdachte rustig in gesprek was met het slachtoffer, toen hij bewust positie nam onder het oog van de camera en uit het niets werd aangevallen. Kortom, er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die in de weg staan aan het slagen van een beroep op noodweer.