ECLI:NL:RBROT:2023:11942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10-184321-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging en ontploffing in het kader van cocaïnehandel

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, en grootschalige handel in cocaïne. De feiten vonden plaats in de periode van 30 april 2020 tot en met 14 mei 2020 in Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij beschietingen van woningen en een bedrijfspand, alsook bij het tot ontploffing brengen van een explosief bij een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel niet fysiek aanwezig bij de beschietingen en de ontploffing, wel degelijk een significante rol heeft gespeeld in de communicatie en coördinatie van deze gewelddadige acties. De verdachte heeft gebruik gemaakt van versleutelde communicatiekanalen om contact te onderhouden met medeverdachten en om druk uit te oefenen op de daders van een cocaïnediefstal. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van bedreiging, het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, en de handel in cocaïne, en heeft een gevangenisstraf van 12 jaren opgelegd. Daarnaast zijn de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist wegens de gevolgen van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, die voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-184321-22
Datum uitspraak: 21 december 2023
Verstek
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november en 7 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. J. Boender en J.B. Wooldrik (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van de vraag of de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de aan hem verweten feiten en, zo ja, wat daarbij zijn rol is geweest, overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van meerdere SkyECC-ID’s en Encrochat-accounts. De verdachte is gebruiker geweest van de SkyECC-ID’s [ID-naam01] , [ID-naam02] , [ID-naam03] en [ID-naam04] en de Encrochat-accounts [accountnaam01] en [accountnaam02] .
De beschietingen en de ontploffing (feiten 1, 2 en 3)
Op 30 april 2020 heeft er een ripdeal plaatsgevonden waarbij 40 kilogram cocaïne is gestolen die deels aan de verdachte toebehoorde. In reactie daarop hebben in de periode van 7 tot en met 14 mei 2020 beschietingen plaatsgevonden in Rotterdam op woningen en een bedrijfspand gelegen aan de [adres02] , [adres03] , [adres04] , [adres05] en de [adres06] . Op 18 mei 2020 heeft bij het laatstgenoemde adres ook een ontploffing plaatsgevonden.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte en zijn thans terechtstaande medeverdachten fysiek aanwezig waren bij de feitelijke beschietingen of de ontploffing. Gelet op de wijze van communiceren en de intensiteit van de communicatie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste voldoende significante wezenlijke bijdrage. De verdachte heeft namelijk via de voornoemde accounts contact gehad met verschillende personen, onder wie de medeverdachten, om in eerste instantie te achterhalen wie de daders van de cocaïnediefstal waren. Toen de daders eenmaal bekend waren, heeft de verdachte contact gehad met verschillende personen om druk op de daders uit te oefenen door woningen te beschieten en een ontploffing teweeg te brengen. De verdachte heeft er ook op toegezien welke betalingen moesten plaatsvinden voor het verkrijgen van relevante persoonsgegevens van de daders, aanschaf van wapens en de kosten voor de uitvoerders van de beschietingen en ontploffing.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij bedreigingen door woningen en een bedrijfspand te beschieten en door een ontploffing bij een woning teweeg te brengen.
De handel in cocaïne en de in- en uitvoer in Nederland van cocaïne (feiten 4 en 5)
Uit de communicatie via voornoemde accounts is gebleken dat de verdachte zich in de tenlastegelegde periode samen met anderen zeer actief heeft beziggehouden met grootschalige handel in cocaïne en de in- en uitvoer daarvan in/uit Nederland. In de chatgesprekken wordt veelvuldig gesproken over het verkopen, afleveren en vervoeren van grote partijen cocaïne. De verdachte heeft daarin een coördinerende rol vervuld. Dit blijkt met name uit het feit dat de verdachte door anderen op de hoogte werd gehouden van cocaïnetransporten en omstandigheden waaronder die plaatsvonden. Ook investeerde de verdachte zelf in partijen cocaïne. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van medeplegen van de onder 4 en 5 ten laste gelegde handel in en de in- en uitvoer van de cocaïne.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij in de periode van 30 april 2020 tot en met 14 mei 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
- de bewoners van een woning gelegen aan de [adres02] en de bewoners van omliggende woningen en
- de huurders/eigenaren van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres03] en
- de eigenaren van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres04] en
- de bewoners van een woning gelegen aan de [adres05] en
- de bewoners van een woning gelegen aan de [adres06] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door (telkens) meermalen met een of meerdere (semi)
automatisch(e) vuurwapen(s) op voornoemde (bedrijfs)panden/woningen en/of het portiek welk toegang geeft tot die woningen, te schieten;
2 primair
hij op 18 mei 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning, gelegen aan de [adres06] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de omgeving geparkeerde voertuigen en voornoemde woning te duchten was, door opzettelijk een explosief in de onmiddellijke nabijheid van de gevel van voornoemde woning, te plaatsen en tot ontploffing te brengen;
3 primair
hij op 18 mei 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen de bewoners van een woning, gelegen aan de [adres06] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met zware mishandeling, door een explosief te plaatsen bij voornoemde woning en daarmee een ontploffing teweeg te brengen;
4
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 14 december 2020, te Rotterdam en (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
5
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 14 december 2020 te Rotterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen (telkens) opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, hoeveelheden
van een materiaal bevattendecocaïne
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermaals gepleegd;

De eendaadse samenloop van:
2. medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;

4. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

5. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige bedreigingen door woningen en een bedrijfspand te beschieten en het plaatsen en tot ontploffing brengen van explosieven bij een woning. Het betreft zeer indringende en intimiderende feiten, die in potentie tot levensbedreigende situaties kunnen leiden. Er mag dan ook van geluk gesproken worden dat tijdens de beschietingen niemand in de panden aanwezig was. Uit de aangiften en de onderbouwing van de vorderingen tot schadevergoeding, blijkt dat deze feiten een enorme impact op de psychische en lichamelijke gesteldheid van de bewoners hebben gehad.
Deze geweldsfeiten hangen samen met een eerder geripte partij cocaïne. De verdachte en de medeverdachten hebben zich op grote schaal bezig gehouden met de in- en uitvoer van cocaïne in Nederland en de handel in cocaïne. De verdachte heeft hierbij een coördinerende en aansturende rol gehad. Cocaïne is een zeer verslavende harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en de gehele keten hieromheen – van land van herkomst waar de cocaïne wordt geproduceerd, tot en met de gebruiker – gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Vanwege de ernst van de strafbare feiten en de grote hoeveelheden cocaïne, is enkel een gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats. Daarnaast wordt in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte een actieve, sturende en omvangrijke rol heeft gespeeld. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren straf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal tevens de gevangenneming van de verdachte bevelen, zoals door de officier van justitie gevorderd.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

De volgende
benadeelde partijenhebben zich in dit strafproces gevoegd:
 Mevrouw [benadeelde partij01] , vertegenwoordigd door mr. R.S.J. Hoogstraaten, vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens geleden immateriële schade van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd;
 Mevrouw [benadeelde partij02] en de heer [benadeelde partij03] , vertegenwoordigd door mr. P.R. Hogerbrugge, vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens geleden immateriële schade van € 7.500,-, wat neerkomt op in totaal € 15.000,- (2x € 7.500,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd;
 Mevrouw [benadeelde partij04] , vertegenwoordigd door mr. P.R. Hogerbrugge, vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens geleden immateriële schade van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd;
 Mevrouw [benadeelde partij05] en de heer [benadeelde partij06] , vertegenwoordigd door mr. P.R. Hogerbrugge, vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 20.317,51. De gevorderde materiële schade van € 5.317,51 bestaat uit de kosten die zijn gemaakt door de gedwongen sluiting van het bedrijf, bestaande uit energiekosten € 2.484,84, gederfde etenswaren € 400,- en gederfd inkomen van € 2.432,67. Daarnaast vorderen zij beiden een schadevergoeding wegens geleden immateriële schade van € 7.500,-, wat neerkomt op in totaal € 15.000,- (2x € 7.500,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd;
 Mevrouw [benadeelde partij07] en de heer [benadeelde partij08] , vertegenwoordigd door mr. P.R. Hogerbrugge, vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 35.921,91. De gevorderde materiële schade van € 20.921,91 bestaat uit het verschil tussen de oude en nieuwe huurprijs van een woning van € 11.049,91, het verschil in salaris van € 7.872,- en kosten voor de verhuizing van € 2.000,-. Daarnaast vorderen zij beiden een schadevergoeding wegens geleden immateriële schade van € 7.500,-, wat neerkomt op in totaal € 15.000,- (2x € 7.500,-), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar. De gevorderde schade vloeit rechtstreeks voort uit de tenlastegelegde feiten, zodat de gevorderde materiële en immateriële schade volledig dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling
De vordering van [benadeelde partij01]
Vaststaat dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Het is zonder meer voorstelbaar dat zij zich als gevolg van het handelen van de verdachte ernstig bedreigd heeft gevoeld en daarvan de gevolgen in haar dagelijks leven nog steeds ondervindt. Gelet op de aard van deze bedreiging komt haar een aanspraak op smartengeld toe. De rechtbank zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid bepalen op € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03]
Vaststaat dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Het is zonder meer voorstelbaar dat zij zich als gevolg van het handelen van de verdachte ernstig bedreigd hebben gevoeld en daarvan de gevolgen in hun dagelijks leven nog steeds ondervinden. Gelet op de aard van deze bedreiging komt hen beiden een aanspraak op smartengeld toe. De rechtbank zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid bepalen op € 7.500,- per benadeelde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partijen zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [benadeelde partij04]
Vaststaat dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Het is zonder meer voorstelbaar dat zij zich als gevolg van het handelen van de verdachte ernstig bedreigd heeft gevoeld en daarvan de gevolgen in haar dagelijks leven nog steeds ondervindt. Gelet op de aard van deze bedreiging komt haar een aanspraak op smartengeld toe. De rechtbank zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid bepalen op € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06]
Vaststaat dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen voor een bedrag van € 5.317,51.
Verder staat vast dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Het is zonder meer voorstelbaar dat zij zich als gevolg van het handelen van de verdachte ernstig bedreigd hebben gevoeld en daarvan de gevolgen in hun dagelijks leven nog steeds ondervinden. Gelet op de aard van deze bedreiging komt hen beiden een aanspraak op smartengeld toe. De rechtbank zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid bepalen op € 7.500,- per benadeelde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partijen zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08]
Vaststaat dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen voor een bedrag van € 20.921,91.
Verder staat vast dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Het is zonder meer voorstelbaar dat zij zich als gevolg van het handelen van de verdachte ernstig bedreigd hebben gevoeld en daarvan de gevolgen in hun dagelijks leven nog steeds ondervinden. Gelet op de aard van deze bedreiging komt hen beiden een aanspraak op smartengeld toe. De rechtbank zal de hoogte daarvan naar maatstaven van billijkheid bepalen op € 7.500,- per benadeelde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2020.
Omdat de vordering van de benadeelde partijen zal worden toegewezen, zal de rechtbank de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de bewezenverklaarde feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met medeverdachten heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelden partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f opleggen, omdat verdachte jegens alle benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die aan hen is toegebracht. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt daarom passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 36f, 47, 55, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren;
beveelt de gevangenneming van de verdachte (bevel apart geminuteerd);
[benadeelde partij01]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: vijfenzeventighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde partij01] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: vijfenzeventighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] en omgekeerd;
[benadeelde partij02] en [benadeelde partij03]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), bestaande uit tweemaal € 7.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03] te betalen
€ 15.000,00
(hoofdsom, zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 15.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
110 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij02] en [benadeelde partij03] en omgekeerd;
[benadeelde partij04]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij04] , te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: vijfenzeventighonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij04] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde partij04] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij04] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: vijfenzeventighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij04] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij04] en omgekeerd;
[benadeelde partij05] en [benadeelde partij06]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] , te betalen een bedrag van
€ 20.317,51 (zegge: twintigduizend driehonderdzeventien euro en eenenvijftig cent), bestaande uit € 5.317,51 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade (tweemaal € 7.500,00), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] te betalen
€ 20.317,51 (hoofdsom, zegge: twintigduizend driehonderdzeventien euro en eenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.317,51 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
136 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij05] en [benadeelde partij06] en omgekeerd;
[benadeelde partij07] en [benadeelde partij08]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] , te betalen een bedrag van
€ 35.921,91 (zegge: vijfendertigduizend negenhonderdeenentwintig euro en eenennegentig cent),bestaande uit € 20.921,91 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade (tweemaal
€ 7.500,00), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] te betalen
€ 35.921,91 (hoofdsom
, zegge: vijfendertigduizend negenhonderdeenentwintig euro en eenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 35.921,91 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
214 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij07] en [benadeelde partij08] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 december 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 14 mei 2020 te Rotterdam
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres02] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de bewoners/huurders/eigenaren van een (bedrijfs)pand/woning gelegen aan de [adres03] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de eigenaren van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres04] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres05] en/of de bewoners van de omliggende woningen en/of
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres06] en/of de bewoners van omliggende woningen,
heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) meermalen, althans eenmaal, met een of meerdere (semi)
(automatisch(e)) vuurwapen(s) op voornoemde (bedrijfs)pand(en)/woning(en) en/of het portiek welke toegang geeft tot die woning(en), te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 14 mei 2020, te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres02] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de bewoners/huurders/eigenaren van een (bedrijfs)pand/woning gelegen aan de [adres03] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de eigenaren van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres04] en/of de bewoners van omliggende woningen en/of
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres05] en/of de bewoners van de omliggende woningen en/of
- de bewoners/eigenaren van een pand/woning gelegen aan de [adres06] en/of de bewoners van omliggende woningen,
heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door (telkens) meermalen, althans eenmaal, met een of meerdere
(semi)(automatisch(e)) vuurwapen(s) op voornoemde (bedrijfs)pand(en)/woning(en) en/of het portiek welke toegang geeft tot die woning(en), te schieten,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 14 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
hebbende hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aan die [slachtoffer01] en/of die [slachtoffer02] en/of één of meer (onbekende) ander(en) de namen en/of adressen en/of verblijfplaatsen en/of kentekens en/of foto’s, althans één of meer identificerende gegevens verschaft van één of meer (familieleden en/of bekenden van) personen die door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (een) ander(en) verantwoordelijk werd(en) gehouden voor de diefstal van 40 kilo, althans een hoeveelheid cocaine, althans een hoeveelheid verdovende middelen op of omstreeks 30 april 2020;
2
hij op of omstreeks 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in of bij een woning, gelegen aan de [adres06] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen voor in de omgeving geparkeerde voertuigen en/of voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van voornoemde woning en/of de bewoners van omliggende woningen en/of passanten, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, door opzettelijk een explosief op een raam/ruit/gevel te bevestigen, in elk geval in de onmiddellijke nabijheid van de gevel van voornoemde woning, te plaatsen en/of tot ontploffing te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] op of omstreeks 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in of bij een woning, gelegen aan de [adres06] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen voor in de omgeving geparkeerde voertuigen en/of voornoemde woning en/of nabijgelegen woningen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van voornoemde woning en/of de bewoners van omliggende woningen en/of passanten, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, door opzettelijk een explosief op een raam/ruit/geel te bevestigen, in elk geval in de onmiddellijke nabijheid van de gevel van voornoemde woning, te plaatsen en/of tot ontploffing te brengen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in verenging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aan die [slachtoffer03] en/of één of meer (onbekende) ander(en) de namen en/of adressen en/of verblijfplaatsen en/of kentekens en/of foto’s, althans één of meer identificerende gegevens verschaft van één of meer (familieleden en/of bekenden van) personen die door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (een) ander(en) verantwoordelijk werd(en) gehouden voor de diefstal van 40 kilo, althans een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid verdovende middelen op of omstreeks 30 april 2020;
3
hij op of omstreeks 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de bewoners van een woning, gelegen aan de [adres06] , en/of de bewoners van omliggende woningen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een explosief te plaatsen bij voornoemde woning en daarmee een ontploffing teweeg te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer03] op of omstreeks 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de bewoners van een woning, gelegen aan de [adres06] , en/of de bewoners van omliggende woningen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een explosief te plaatsen bij voornoemde woning en daarmee een ontploffing teweeg te brengen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 18 mei 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in verenging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aan die [slachtoffer03] en/of één of meer (onbekende) ander(en) de namen en/of adressen en/of verblijfplaatsen en/of kentekens en/of foto’s, althans één of meer identificerende gegevens verschaft van één of meer (familieleden en/of
bekenden van) personen die door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of (een) ander(en) verantwoordelijk werd(en) gehouden voor de diefstal van 40 kilo, althans een hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid verdovende middelen op of omstreeks 30 april 2020;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 14 december 2020, te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans (telkens) een hoeveelheid van een materiaal als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 14 december 2020 te Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, één of meer (grote) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans (telkens) een (grote) hoeveelheid van een materiaal als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.