ECLI:NL:RBROT:2023:11939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
83.128426.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen en valsheid in geschrift door gebruik van vervalste documenten in relatie tot financiële transacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte ontving aanzienlijke geldbedragen van haar toenmalige partner op haar bankrekeningen, waarvan zij goeddeels gebruik heeft gemaakt voor persoonlijke uitgaven. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 3 maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat zij geen vragen had gesteld over de herkomst van de ontvangen gelden, die afkomstig waren van haar partner, die met gokken geld had gewonnen. Daarnaast heeft de verdachte samen met haar partner vervalste documenten gebruikt om een huurwoning en een lening te verkrijgen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de integriteit van het financiële verkeer. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 1 jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.128426.22
Datum uitspraak: 13 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging komt kort weergegeven neer op het volgende.
Onder 1 wordt de verdachte verweten dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van grote geldbedragen die zij van haar toenmalige partner op haar bankrekeningen ontving.
Onder 2 en 3 wordt haar verweten dat zij samen met haar toenmalige partner zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door bij het aangaan van een huurovereenkomst en de aanvraag van een geldlening gebruik te maken van valse bewijsstukken.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bezem heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het in vereniging verstrekken van vervalste salarisstroken, bankafschriften en werkgeversverklaringen aan [bedrijf01] . (feit 2) en van vervalste bankafschriften en salarisstroken aan [bedrijf02] . (feit 3). Deze feiten vinden steun in de bewijsmiddelen in het dossier en zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De opsomming van de bewijsmiddelen is als bijlage III aan het vonnis gehecht.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (witwassen)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft omgezet terwijl zij wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Zij heeft geen vragen gesteld over de herkomst van de op haar privérekening en zakelijke rekening bijgeschreven geldbedragen. Evenmin heeft ze navraag gedaan waarom de overboekingen verspreid over een periode van tweeënhalve maand plaatsvonden of vragen gesteld bij de omschrijvingen die bij enkele overboekingen waren vermeld. Door op geen enkele wijze hiernaar onderzoek te doen heeft zij bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat de gelden een criminele herkomst hadden en dat zij door dit geld te besteden geldbedragen zou witwassen. Daarmee is sprake van gewoontewitwassen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient voor dit feit integraal te worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de overboekingen door [medeverdachte01] op haar bankrekeningen een criminele herkomst hadden. Evenmin heeft zij meegewerkt aan enige verhullingshandeling doordat nimmer overleg heeft plaatsgevonden over de hoogte en de omschrijving van de overboekingen en de wijze waarop deze zouden plaatsvinden.
4.2.3.
Beoordeling
Op grond van het dossier en van de verklaring van de verdachte op de terechtzitting staat vast dat op de privérekening van de verdachte aanzienlijke geldbedragen zijn bijgeboekt en dat op haar zakelijke rekening eenmalig een fors bedrag is overgemaakt. Deze overboekingen waren afkomstig van de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) met wie zij in die periode een relatie had. De verdachte heeft verklaard dat dat geld was bedoeld om voor zichzelf en de kinderen te besteden. [medeverdachte01] heeft haar gezegd dat hij het geld had gewonnen met gokken.
Het dossier bevat geen informatie op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op de hoogte was van het feit dat de overboekingen door [medeverdachte01] afkomstig waren uit een onverschuldigd ontvangen belastingteruggave. De verdachte kan worden verweten dat zij geen vragen heeft gesteld over de precieze herkomst van het geld, over de hoogte van het bedrag dat haar partner zei te hebben gewonnen en over de redenen waarom dit in kleinere bedragen en deels ook op haar zakelijke rekening werd overgemaakt om privé te besteden. De rechtbank ziet in deze omstandigheden echter onvoldoende grond voor de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat het geld een criminele herkomst had, willens en wetens heeft aanvaard. Over de omschrijvingen bij enkele overboekingen, door [medeverdachte01] kennelijk bedoeld om de criminele herkomst van het geld te verhullen, heeft de verdachte tijdens de verhoren bij de FIOD verklaard dat zij deze niet eerder heeft gezien. De rechtbank ziet op basis van het onderzoek geen concrete aanwijzingen om vast te stellen dat dit anders was.
Het feit dat zij geen vragen heeft gesteld bij de bij herhaling overgeboekte aanzienlijke bedragen kan de verdachte naar het oordeel van de rechtbank strafrechtelijk worden aangerekend. Zij wist immers dat [medeverdachte01] al langer, en ook in die periode, kampte met verslavingsproblemen en daardoor in het verleden ook schulden had. Ook heeft ze samen met [medeverdachte01] in de maanden voorafgaand aan de eerste overboeking tot twee maal toe gebruik gemaakt van vervalste stukken ten behoeve van het verkrijgen van een huurwoning en het afsluiten van een lening. De verdachte wist hierdoor dat [medeverdachte01] het niet altijd even nauw neemt met de waarheid. Ook dit had haar aanleiding moeten geven om meer navraag te doen naar de herkomst van het geld. Door de overboekingen zonder enige vraag te accepteren, de omschrijvingen daarbij niet te lezen en door een groot deel van het geld op verzoek van [medeverdachte01] contant op te nemen, is de verdachte zodanig onvoorzichtig geweest dat zij zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
4.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
zij,
inde periode van 6 augustus tot en met 14 oktober 2019, in Nederland meermalen,
voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 204.050,-
- een geldbedrag van € 50.000,-
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf
2.
zij
op 22 januari 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten,
a. a) Salarisstrook van [bedrijf03] over oktober 2018 en november 2018 en
december 2018 op naam van [medeverdachte01] en
b) Salarisstrook van [bedrijf04] . over oktober 2018 en november 2018 en december 2018 op naam van [verdachte01] en
c) Bankafschrift van de op naam van [medeverdachte01] gestelde bankrekening [bankrekeningnummer01] over de periode 30 november 2018 tot en met 31 december 2018 en
d) Bankafschrift van de op naam van [verdachte01] gestelde bankrekening [iban_nummer01] over de periode 1 december 2018 tot en met 31 december
2018 en
e) Werkgeversverklaring uit naam van [bedrijf03] met betrekking tot werknemer [medeverdachte01] en
f) Werkgeversverklaring uit naam van [bedrijf04] . met betrekking tot
werknemer [verdachte01]
heeft verstuurd en/of verstrekt aan [bedrijf01] .
terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat die geschriften bestemd warens om gebruik van te maken als waren die echt en onvervalst, bestaande die vervalsing telkenshierin dat in strijd met de waarheid –zakelijk weergeven – was vermeld:
ad a) dat [medeverdachte01] in deze periode in loondienst was bij [bedrijf03] en loon ontving van [bedrijf03] op het vermelde rekeningnummer en
ad b) dat zij, verdachte, in deze periode in loondienst was bij [bedrijf04] . en loon ontving van [bedrijf04] . op het vermelde rekeningnummer en
ad c) een salarisbetaling van [bedrijf03] . vermeldt voor een bedrag van € 2.205,98 en meer transacties worden weergeven dan daadwerkelijk plaats hebben gevonden en
ad d) een salarisbetaling van [bedrijf04] . vermeldt voor een bedrag van €5.345,03 en meer transacties worden weergeven dan daadwerkelijk plaats hebben gevonden en
ad e) dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [bedrijf03]
en [medeverdachte01] is aangesteld in vaste dienst en
ad f) dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [bedrijf04]
en zij, verdachte, is aangesteld in vaste dienst;
3
zij
op 10 juli 2019 in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
telkens opzettelijk vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a)Bankafschrift van de op naam van [verdachte01] gestelde bankrekening
[iban_nummer01] over de periode 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2019 en;
b) Bankafschrift van de op naam van [medeverdachte01] gestelde ABN Amro bankrekening [bankrekeningnummer01] over de periode 31 mei 2019 tot en met 30 juni 2019
en;
c) Salarisstrook van [bedrijf04] . over de periode van mei 2019 op naam van [verdachte01] en;
d) Salarisstrook van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over juni 2019 op naam van [medeverdachte01] heeft verstuurd en verstrekt aan [bedrijf02] . terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat die geschriftenbestemd waren om gebruik van te maken als waren die echt en onvervalst, bestaande die vervalsing telkens) hierin dat in strijd met de waarheid – zakelijk weergeven – was vermeld dat
ad a) een transactie van € 945,- had plaatsgevonden en een transactie van € 3.990,97 had plaatsgevonden en
ad b) er in deze periode 19 transacties plaats hebben gevonden en
ad c) dat zij, verdachte, in deze periode in loondienst was bij [bedrijf04]
en loon ontving van [bedrijf04] . op het vermelde rekeningnummer en
ad d) dat [medeverdachte01] in deze periode in loondienst was bij het Ministerie van
Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en in juni 2019 loon heeft ontvangen van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(impliciet subsidiair)
schuldwitwassen, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
3.
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Zij heeft in deelbetalingen van haar toenmalige partner, de medeverdachte [medeverdachte01] , ruim € 250.000 op haar bankrekeningen ontvangen en zij heeft dat geld goeddeels opgenomen en uitgegeven aan allerhande luxegoederen en een kostbare vakantiereis naar de Malediven terwijl zij had moeten vermoeden dat dit geld een illegale herkomst had. Zij heeft de verklaring van [medeverdachte01] , dat hij veel geld had gewonnen met gokken, klakkeloos voor waar aangenomen. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer in ernstige mate aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. De luxe waarin de verdachte samen met haar medeverdachte gedurende een periode van tweeënhalve maand heeft geleefd, kan bij anderen de indruk wekken dat misdaad loont en ook om die reden is haar gedrag laakbaar.
Daarnaast heeft de verdachte samen met [medeverdachte01] opzettelijk gebruik gemaakt van vervalste geschriften om een huurwoning en een persoonlijke lening te bemachtigen. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van bewijsstukken, zoals loonstroken, bankafschriften en werkgeversverklaringen. Door gebruik te maken van de vervalste stukken hebben zij dat vertrouwen ernstig geschaad. Zij en haar medeverdachte hebben alleen hun eigen belang voor ogen gehad.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straffen. Nu de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie heeft gevorderd en de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In plaats daarvan zal zij een forse taakstraf opleggen en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal, eveneens vanwege de ouderdom van de bewezen feiten en gelet op het blanco strafblad van de verdachte, de proeftijd beperken tot 1 jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn volgens de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen
  • geldbedragen 01.01.001 IBG d.d. 10-10-19 180 x 50 euro;
  • geldbedragen 02.01.001 IBG d.d. 10-10-19 580 x 50 euro;
  • geldbedragen 03.01.001 IBG d.d. 10-10-19 690 x 50 euro;
  • geldbedragen 04.01.001 IBG d.d. 10-10-19 26 x 100 USD en 19 x 5 USD;
  • [beslagnummer01] Jas Philipp Plein, maat M;
  • [beslagnummer02] Zwart fluweel tasje Yves Saint Laurent;
  • [beslagnummer03] Televisie, Samsung met afstandsbediening.
Deze voorwerpen zullen conform de vordering van de officier van justitie worden verbeurd verklaard aangezien de verdachte de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57, 225 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 sub a zoals ten laste is gelegd heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 (impliciet subsidiair), 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
honderd en tachtig (180) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
honderdvierenzeventig (174) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
87 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
  • geldbedragen 01.01.001 IBG d.d. 10-10-19 180 x 50 euro;
  • geldbedragen 02.01.001 IBG d.d. 10-10-19 580 x 50 euro;
  • geldbedragen 03.01.001 IBG d.d. 10-10-19 690 x 50 euro;
  • geldbedragen 04.01.001 IBG d.d. 10-10-19 26 x 100 USD en 19 x 5 USD;
  • [beslagnummer01] Jas Philipp Plein, maat M;
  • [beslagnummer02] Zwart fluweel tasje Yves Saint Laurent;
  • [beslagnummer03] Televisie, Samsung met afstandsbediening.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 december 2023.

12.Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij, op of omstreeks de periode van 6 augustus tot en met 14 oktober 2019, te Pijnacker
en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a)(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 204.050,-
- een geldbedrag van € 50.000,-
althans een geldbedrag van (in totaal) € 254.050,- althans een of meer geldbedrag(en)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 204.050,-
- een geldbedrag van € 50.000,-
althans een geldbedrag van (in totaal) € 254.050,- althans een of meer geldbedrag(en)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
2.
zij op of omstreeks 22 januari 2019, te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Pijnacker,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten,
a. a) Salarisstrook van [bedrijf03] over oktober 2018 en/of november 2018 en/of
december 2018 op naam van [medeverdachte01] en/of
b) Salarisstrook van [bedrijf04] . over oktober 2018 en/of november 2018 en/of december 2018 op naam van [verdachte01] en/of
c) Bankafschrift van de op naam van [medeverdachte01] gestelde bankrekening [bankrekeningnummer01] over de periode 30 november 2018 tot en met 31 december 2018 en/of
d) Bankafschrift van de op naam van [verdachte01] gestelde bankrekening [iban_nummer01] over de periode 1 december 2018 tot en met 31 december
2018 en/of
e) Werkgeversverklaring uit naam van [bedrijf03] met betrekking tot werknemer [medeverdachte01] en/of
f) Werkgeversverklaring uit naam van [bedrijf04] . met betrekking tot
werknemer [verdachte01] heeft verstuurd en/of doen versturen en/of verstrekt en/of doen verstrekken aan [bedrijf01] .
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd waren/was om gebruik van te maken als ware(n) deze/die echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid –zakelijk weergeven – was vermeld:
ad a) dat [medeverdachte01] in deze periode in loondienst was bij [bedrijf03] en/of loon ontving van [bedrijf03] op het vermelde rekeningnummer en/of
ad b) dat zij, verdachte, in deze periode in loondienst was bij [bedrijf04] . en/of loon ontving van [bedrijf04] . op het vermelde rekeningnummer en/of
ad c) een salarisbetaling van [bedrijf03] vermeldt voor een bedrag van € 2.205,98 en/of meer transacties worden weergeven dan daadwerkelijk plaats hebben gevonden en/of
ad d) een salarisbetaling van [bedrijf04] . vermeldt voor een bedrag van €5.345,03 en/of meer transacties worden weergeven dan daadwerkelijk plaats hebben gevonden en/of
ad e) dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [bedrijf03]
en/of [medeverdachte01] is aangesteld in vaste dienst en/of
ad f) dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met [bedrijf04]
en/of zij, verdachte, is aangesteld in vaste dienst;
3
zij op of omstreeks 10 juli 2019, te Rotterdam en/of Utrecht en/of Pijnacker, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) vals(e) en/of vervalste geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. Bankafschrift van de op naam van [verdachte01] gestelde bankrekening
[iban_nummer01] over de periode 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2019 en/of;
b) Bankafschrift van de op naam van [medeverdachte01] gestelde ABN Amro
bankrekening [bankrekeningnummer01] over de periode 31 mei 2019 tot en met 30 juni 2019
en/of;
c) Salarisstrook van [bedrijf04] . over de periode van mei 2019 op naam van [verdachte01] en/of;
d) Salarisstrook van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over juni 2019 op naam van [medeverdachte01] heeft verstuurd en/of doen versturen en/of verstrekt en/of doen verstrekken aan [bedrijf02] . terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd waren/was om gebruik van te maken als ware(n) deze/die echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid – zakelijk weergeven – was vermeld dat
ad a) een transactie van €945,- had plaatsgevonden en/of een transactie van € 3.990,97 had plaatsgevonden en/of
ad b) er in deze periode 19 transacties plaats hebben gevonden en/of
ad c) dat zij, verdachte, in deze periode in loondienst was bij [bedrijf04]
en/of loon ontving van [bedrijf04] . op het vermelde rekeningnummer en/of
ad d) dat [medeverdachte01] in deze periode in loondienst was bij het Ministerie van
Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en/of in juni 2019 loon heeft ontvangen van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.