ECLI:NL:RBROT:2023:11937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10/070482-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door aanrijding op zebrapad

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 november 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Wilgenplaslaan in Rotterdam. De verdachte, als bestuurder van een auto, heeft een voetganger aangereden die zich op een voetgangersoversteekplaats bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer niet heeft opgemerkt, wat heeft geleid tot letsel bij het slachtoffer. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en een taakstraf van 60 uur zou krijgen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en oordeelde dat er geen reden was voor een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien het tijdsverloop in de zaak. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar arbeidsongeschiktheid na het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/070482-22
Datum uitspraak: 1 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor
  • de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat het slachtoffer al op het voetgangersoversteekplaats liep toen hij werd aangereden. De verdachte wist dat er een bocht in de weg zat en dat er direct daarna een voetgangersoversteekplaats is. Ook was zij die dag moe en had zij zich ziek gemeld voor werk. Dit zijn omstandigheden die maken dat de verdachte extra alert had moeten zijn en haar snelheid had moeten aanpassen. De combinatie van deze gedragingen, namelijk het met onverminderde snelheid naderen van de voetgangersoversteekplaats, het niet goed genoeg kijken of er iemand oversteekt en geen voorrang verlenen, is naar zijn aard en ernst zodanig dat de verdachte op aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende wijze heeft gereden in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte heeft op 26 november 2021, omstreeks 12:16 uur, een verkeersongeval veroorzaakt op de Wilgenplaslaan in Rotterdam. Zij reed in de richting van de Melanchtonweg. De verdachte reed, naar eigen zeggen, sowieso langzamer dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en was bekend met de verkeersituatie ter plaatse. Op dat moment stak het slachtoffer aldaar de voetgangersoversteekplaats over en werd aangereden. De verdachte heeft het slachtoffer niet opgemerkt. Het slachtoffer heeft als gevolg van de aanrijding lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank dient in de eerste plaats de vraag te beantwoorden of de verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW. Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet op z’n minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een falende waarneming of tijdelijke onoplettendheid hoeft nog geen schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 op te leveren. Uit de enkele omstandigheid dat een verdachte een verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen niet heeft gezien – hoewel deze voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest en de verdachte zijn rijgedrag daarop moet hebben kunnen afstemmen – volgt niet dat hij zich ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen’ als bedoeld in artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen hoe hard de verdachte heeft gereden. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank alleen vaststellen dat zij een voetganger heeft aangereden. De verdachte heeft verklaard dat zij het slachtoffer niet heeft gezien. Het niet waarnemen van het slachtoffer terwijl dat wel had gekund, is weliswaar een verkeersfout, maar is op zichzelf onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van bijkomende omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden - zoals een overschrijding van de maximumsnelheid - is niet gebleken. Omdat slechts sprake is van een tijdelijk onoplettendheid van de verdachte, zal zij van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel bewezen, nu de verdachte het slachtoffer geen voorrang heeft verleend waar dat wel had gemoeten, waardoor een gevaar op de weg is veroorzaakt en het slachtoffer is aangereden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 26 november 2021 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmee rijdende op de weg, de
Wilgenplaslaan, terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op die voetgangersoversteekplaats een voetganger, zijnde [slachtoffer01] , bevond,
die voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en
(daarbij) niet heeft opgemerkt dat die voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en die voetganger niet heeft laten
voorgaan en vervolgens tegen die voetganger is aangereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto gevaarzettend gedragen, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft het slachtoffer dat op het zebrapad liep in het geheel niet opgemerkt en hem aangereden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij het slachtoffer niet heeft gezien, terwijl zij hem wel had kunnen en moeten zien. Met haar handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en heeft zij een ander schade en letsel toegebracht door deze aan te rijden. Tegelijkertijd is duidelijk dat hier sprake is van een menselijke fout, dat de verdachte dit zelf absoluut niet heeft gewild en zelf ook te lijden heeft van de gevolgen van het ongeluk.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die naar voren zijn gekomen ter terechtzitting. De verdachte is na het ongeval arbeidsongeschikt geraakt en is haar werkzaamheden op dit moment langzaamaan weer aan het opbouwen. Mede tegen die achtergrond zal worden afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen en het tijdsverloop in deze zaak, komt zij tot de conclusie dat een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is. De officier van justitie heeft geëist dat aan de verdachte ook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, gelet op het tijdsverloop in deze zaak, geen redelijk doel (meer) dient.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf, groot
60 (zestig) uren, subsidiair
30 (dertig) dagenvervangende hechtenis
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
1 (een) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van de Klashorst, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 november 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kenteken01] ),
daarmede rijdende over de weg, de Wilgenplaslaan, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden op die weg,
welk onoplettende en onvoorzichtige gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte
toen daar, terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op of nabij die
voetgangersoversteekplaats een voetganger, zijnde [slachtoffer01] , bevond, die
voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en/of
(daarbij) niet heeft opgemerkt dat die voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of die voetganger niet heeft laten
voorgaan en/of (vervolgens) tegen die voetganger is aangebotst en/of aangereden,
waardoor een ander (zijnde voornoemde [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
een gebroken arm en/of een schouder uit de kom (met afscheuringsletsel) en/of
letsel aan de knie en/of bloed in het oog en/of twee afgebroken tanden en/of pijn in
de schouder en/of rug en/of knieën en/of enkels, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 26 november 2021 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig
(personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmee rijdende op de weg, de
Wilgenplaslaan, terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op of
nabij die voetgangersoversteekplaats een voetganger, zijnde [slachtoffer01] , bevond,
die voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en/of
(daarbij) niet heeft opgemerkt dat die voetganger doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of die voetganger niet heeft laten
voorgaan en/of (vervolgens) tegen die voetganger is aangebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )