ECLI:NL:RBROT:2023:11933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
10488622 / CV EXPL 23-12447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leasekosten en schadevergoeding in verband met motorreparatie

In deze zaak vordert PSA Financial Services Nederland B.V. betaling van schadevergoeding van [gedaagde01] in verband met een leaseovereenkomst voor een Citroën C3. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] niet aansprakelijk is voor de reparatiekosten van de motor, omdat PSA onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de schade door onzorgvuldig handelen van [gedaagde01] is veroorzaakt. De kantonrechter stelt vast dat de schade aan de motor pas 10.000 kilometer na de laatste onderhoudsbeurt is ontstaan en dat PSA niet heeft aangetoond dat het negeren van het onderhoudslampje door [gedaagde01] de oorzaak van de schade is. Daarnaast wordt de opzegvergoeding van € 496,32 afgewezen, omdat de schade aan de motor niet voor rekening van [gedaagde01] komt. Wel wordt [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de leasetermijn van mei 2022 en een bedrag van € 450,00 voor een kras op de auto, alsook tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKROTTERDAM
Locatie Rotterdam
Zaaknummer: 10488622 / CV EXPL 23-12447
Datum uitspraak: 15 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
PSA FINANCIAL SERVICES NEDERLAND B.V. h.o.d.n. PSA Finance,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman (Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01]
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘PSA’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.Kern van de zaak

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde01] de reparatiekosten voor de motor van de auto aan PSA moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] de reparatiefactuur niet aan PSA hoeft te betalen, omdat PSA onvoldoende heeft onderbouwd dat de schade aan de motor veroorzaakt is door het handelen van [gedaagde01] . Ook wordt beslist over de betaling van de leasetermijn van de maand mei, de opzegvergoeding en inleverschades.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2023, met bijlagen;
- de aantekeningen van het mondelinge verweer van 9 mei 2023;
- de brief van 23 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 13 juli 2023 van PSA met een nadere toelichting en bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 30 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van PSA, met bijlage;
- de aantekeningen van de mondelinge reactie van [gedaagde01] van 25 oktober 2023;
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 12 september 2018 hebben partijen een leaseovereenkomst gesloten voor een Citroën C3 (hierna: de auto). De leaseovereenkomst is aangegaan voor een periode van 48 maanden, met ingang van 18 oktober 2018. [gedaagde01] betaalde maandelijks een bedrag van € 486,60 voor het leasen van de auto.
3.2.
Op de overeenkomst zijn diverse algemene voorwaarden van toepassing, waaronder de algemene voorwaarden van Stichting Keurmerk Private lease, de Aanvullende Citroën Private lease voorwaarden en de bestuurdershandleiding.
3.3.
De bepalingen van de algemene voorwaarden Citroën Private lease luiden – voor zover relevant –:
11. Onderhoud en reparatie van de auto (zie algemene voorwaarden KPL onder M)
11.2.
PSA zal reparaties van gebreken die volgens PSA komen door nalatigheid, onjuist gebruik of onzorgvuldig beheer van de auto door u, aan u doorbelasten. Als PSA vindt dat er sprake is van dit soort gebreken, dan maakt PSA een schaderapport op waarvan u een kopie krijgt. Wanneer u het niet eens bent met wat er in het schade rapport staat, dan kunt u dat binnen 2 weken na ontvangst van het schaderapport schriftelijk, aan PSA laten weten. PSA kan dan aan een deskundige, die door NIVRE erkend is, opdracht geven de aard en omvang van de gebreken vast te stellen. (…)
14. Beëindiging Private Lease – overeenkomst (zie algemene voorwaarden KPL onder P)
14.1
U mag de auto eerder teruggeven door hem bij de leverancier of het servicepunt in te leveren. U moet dit minstens 1 maand van te voren schriftelijk laten weten aan PSA. De door u te betalen opzegvergoeding wordt bepaald op basis van een vast percentage van 20% van de som van de nog resterende maandtermijnen. (…)”
3.4.
De bepalingen uit de algemene voorwaarden van Stichting Keurmerk Private lease luiden – voor zover hier van belang –:
“62. Ben ik aansprakelijk voor bij inname van het voertuig geconstateerde schade, verontreiniging of ontbrekende toebehoren en documenten?
als de schade niet is gemeld, beoordeelt de leasemaatschappij of deze volgens haar voor uw rekening komt. Daarbij hanteert ze de maatstaven zoals vermeld in de richtlijnen van de leasemaatschappij (hierna te noemen ”Innameprotocol”). In het innameprotocol is namelijk een omschrijving opgenomen van de bij inname van voertuigen meest geconstateerde schades en verontreinigingen. Daarbij is telkens vermeld in hoeverre dergelijke schade voor uw rekening komt. (…)
63. Welk bedrag komt voor mijn rekening als ik aansprakelijk ben voor beschadigingen?
Per beschadiging van het bedrag van de herstelkosten voor uw rekening, tot het bedrag van de eigen bijdrage. Dat geldt ook als bij één schadegeval meer beschadigingen zijn veroorzaakt. (…)
64. Wat als ik het niet eens ben met het oordeel van de leasemaatschappij?
U kunt het niet eens zijn met het oordeel van de leasemaatschappij: - dat de vastgestelde beschadiging volgens de hiervoor genoemde maatstaven voor uw rekening komen; - over het bedrag dat volgens de leasemaatschappij voor uw rekening komt.
In die gevallen kunt u binnen 1 week na de verzending van het bericht van de leasemaatschappij de leasemaatschappij schriftelijk in kennis stellen van uw bezwaar. Als u dat niet doet, geldt het door de leasemaatschappij vastgestelde bedrag. U ontvangt dan een factuur voor dat bedrag, die u
dient te betalen. Als u wel en tijdig bij de leasemaatschappij bezwaar maakt, dan schakelt de leasemaatschappij een expert in die lid is van het Nederlands instituut voor register experts (NIVRE). Deze beoordeelt volgens de hiervoor vermelde maatstaven aan de hand van door de leasemaatschappij te overleggen bewijsstukken, of de beschadigingen die volgens de leasemaatschappij voor uw rekening komen, inderdaad voor uw rekening komen en zo ja, voor welk bedrag.”
3.5.
In de bestuudershandleiding staat onder andere het volgende:
“HOE LEVERT U DE AUTO IN?
1. Op de dag van inname vindt ook de eindinspectie van uw auto plaats. Deze is
noodzakelijk om de staat van de auto te beoordelen. Maak een afspraak met de
firma [bedrijf01] voor deze inspectie op [website01] . (…)”
3.6.
[gedaagde01] heeft op 17 december 2019 het eerste onderhoud uitgevoerd, bij een kilometerstand van 35.163 km. Op 15 juli 2021 is het tweede onderhoud uitgevoerd, bij een kilometerstand van 66.101 km.
3.7.
Op 18 januari 2022 is de auto bij een kilometerstand van 78.079 km ter reparatie aangeboden bij de Citroën dealer. De dealer heeft geconstateerd dat de volledige motor moest worden vervangen. De kosten van het vervangen van de motor is begroot op een bedrag van € 5.030,26.
3.8.
PSA heeft op 2 maart 2022 dit bedrag doorbelast aan [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft aangegeven dit bedrag niet te gaan betalen, waarna PSA [gedaagde01] heeft verzocht om de auto in te leveren.
3.9.
Op 14 mei 2022 heeft [gedaagde01] de auto ingeleverd bij de garage en is de overeenkomst vroegtijdig beëindigd.

4.Het geschil

4.1.
PSA vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde01] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 8.118,63, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Aan de vordering legt PSA het volgende ten grondslag. [gedaagde01] heeft zich niet gehouden aan het onderhoudsschema van de auto. Hij heeft onzorgvuldig gehandeld waardoor er schade aan de motor is ontstaan. Op grond van artikel 11.2 van de algemene voorwaarden komen deze kosten van € 5.030,26 voor rekening van [gedaagde01] . Daarnaast heeft [gedaagde01] de auto eerder ingeleverd dan de einddatum van de overeenkomst. Op grond van artikel 14.1 van de algemene voorwaarden brengt PSA een bedrag van € 496,32 in rekening als opzegvergoeding. Bij de inname van de auto heeft PSA diverse beschadigingen aan de auto geconstateerd. Deze kosten komen ook voor rekening van [gedaagde01] en zijn begroot op een bedrag van € 1.258,40. Tot slot is de maandtermijn van mei 2022 niet door [gedaagde01] betaald, te weten een bedrag van € 486,60.
4.3.
[gedaagde01] betwist de vorderingen van PSA en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Hij voert aan dat er geen causaal verband is tussen de schade aan de motor en het feit dat hij onderhoud heeft laten verrichten bij een kilometerstand van 35.163 km en 66.101 km. Hij betwist ook dat hij op de hoogte was van het onderhoudsschema zoals PSA naar voren heeft gebracht. Voor de inleverschades stelt hij zich op het standpunt dat maximaal het eigen risico in rekening kan worden gebracht voor één kras en dat de overige krassen gebruikersschade betreft.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ambtshalve toetsing informatieplichten
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een consumentenovereenkomst. [gedaagde01] is de overeenkomst aangegaan als natuurlijk persoon niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf. PSA is een rechtspersoon die handelt in het kader van het bedrijf.
5.2.
Bij het sluiten van overeenkomst binnen de verkoopruimte moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l BW. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet ambtshalve toetsen of aan deze plichten is voldaan.
5.3.
In artikel 6:230l BW is bepaald dat de consument op begrijpelijke en duidelijk wijze voor het sluiten van de overeenkomst wordt geïnformeerd over (voor zover hier van belang): (a) de voornaamste kenmerken van de te leveren zaken of diensten (b) de identiteit van de handelaar, (c) de prijs, (d) de wijze van betaling en de termijn, (e) een herinnering over het bestaan van de wettelijke regeling dat de zaak beantwoordt aan de overeenkomst en het wijzen op het bestaan van voorwaarden van garanties, (f) de duur van de overeenkomst en de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst.
5.4.
PSA heeft bij dagvaarding gesteld en onderbouwd dat de bovengenoemde informatie aan [gedaagde01] is verstrekt vóór het sluiten van de overeenkomst. In dit kader heeft PSA gesteld en onderbouwd dat de voorwaarden waarin de informatie staat aan [gedaagde01] is geleverd, waarna [gedaagde01] een afspraak heeft gemaakt om de overeenkomst in de verkoopruimte te ondertekenen. [gedaagde01] heeft dat wat PSA heeft gesteld niet betwist.
5.5.
Gezien het voorgaande concludeert de kantonrechter dat PSA heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:230l BW, omdat de betreffende informatie op een duidelijke wijze is verstrekt vóór het sluiten van de overeenkomst.
5.6.
De kantonrechter heeft, eveneens ambtshalve, getoetst of de door PSA overgelegde algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst, oneerlijke bedingen bevat in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Het oordeel is dat dat niet het geval is.
5.7.
De kantonrechter zal verder beoordelen of en in hoeverre de vorderingen van PSA kunnen worden toegewezen.
Reparatiekosten
5.8.
PSA stelt ten eerste dat [gedaagde01] zich niet heeft gehouden aan het onderhoudsschema en daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld. [gedaagde01] was op de hoogte van het feit dat de eerste onderhoudsbeurt bij 25.000 km of uiterlijk op 18 oktober 2019 moest plaatsvinden en de tweede onderhoudsbeurt bij 50.000 km of uiterlijk op 18 oktober 2020 moest plaatsvinden, aldus PSA. Volgens PSA is de schade aan de motor te wijten is aan de overschrijdingen van de onderhoudstermijnen.
5.9.
[gedaagde01] is van mening dat de schade aan de motor niet aan hem kan worden toegerekend. Hij erkent dat hij het onderhoudslampje van de auto heeft zien branden gedurende een periode, maar hij geeft aan dat hij niet op de hoogte was van het onderhoudsschema waar PSA zich in deze procedure op beroept. Ook meent [gedaagde01] dat de motorschade bij de onderhoudsbeurt in juli 2021 had moeten worden opgemerkt, indien de schade te wijten was aan het feit dat [gedaagde01] het onderhoud te laat heeft uitgevoerd.
5.10.
Anders dan PSA heeft gesteld, rust de stelplicht en bewijslast voor de stelling dat de schade is veroorzaakt door het handelen [gedaagde01] op PSA (artikel 150 Rv). PSA heeft betoogd dat de bewijslast zou moeten worden omgekeerd, maar de kantonrechter gaat daar niet in mee. Het feit dat [gedaagde01] heeft toegegeven dat hij in de auto het onderhoudslampje heeft zien branden en toch enige tijd is doorgereden, is geen reden om de bewijslast voor de schade om te keren.
5.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft PSA onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde01] onzorgvuldig heeft gehandeld omdat hij zich niet heeft gehouden aan het onderhoudsschema. In de processtukken heeft PSA een tabel van het onderhoudsschema opgenomen. PSA heeft gesteld dat het onderhoudsschema staat vermeld in het onderhoudsboekje en op een sticker op de binnenkant van de auto, maar dit blijkt niet uit de overgelegde stukken. Van PSA had mogen worden verlangd nader te onderbouwen waaruit blijkt dat het onderhoudsschema onderdeel was van hetgeen tussen partijen is overeengekomen, bijvoorbeeld doordat het schema was opgenomen in de overeenkomst dan wel in de algemene voorwaarden. Het voorgaande brengt met zich dat niet is vast komen te staan dat het onderhoudsschema onderdeel is van de afspraken die tussen partijen gold op basis van de leaseovereenkomst. Er is dus geen sprake van onzorgvuldig handelen, omdat er door [gedaagde01] geen verplichting die voortvloeit uit de overeenkomst is geschonden. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling of de schade is ontstaan doordat [gedaagde01] zich niet heeft gehouden aan het onderhoudsschema.
5.12.
Voorts heeft PSA gesteld dat de schade is ontstaan doordat [gedaagde01] onzorgvuldig heeft gehandeld door het brandende onderhoudslampje te negeren. Het staat vast dat [gedaagde01] het lampje, dat attendeert op het uitvoeren van onderhoud, gedurende een periode heeft zien branden voordat hij de auto wegbracht voor de tweede onderhoudsbeurt. Hoewel in het algemeen kan worden gesteld dat het negeren van het onderhoudslampje bepaalde gevolgen met zich kan brengen, betekent dit niet zonder meer dat het in deze situatie heeft geleid tot de schade aan de motor.
5.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat de schade aan de motor ongeveer 10.000 kilometer na de tweede onderhoudsbeurt is ontstaan, namelijk bij een kilometerstand van 78.079 km op 18 januari 2022. Het had op de weg van PSA gelegen om nader te onderbouwen hoe de schade aan de motor, die pas 10.000 km later optrad, te wijten is aan het feit dat [gedaagde01] gedurende een periode het onderhoudslampje heeft genegeerd voordat het tweede onderhoud op 15 juli 2021 werd uitgevoerd. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat bij zowel het onderhoud van december 2019 als bij het onderhoud van juli 2021, kennelijk niets is opgemerkt ten aanzien van de motor dan wel eventuele gevolgen van het te late onderhoud. Nu PSA heeft nagelaten haar stelling nader te onderbouwen, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.14.
Tot slot heeft PSA naar voren gebracht dat in dit geval de reparatiekosten volledig voor rekening van PSA zijn gekomen, terwijl als [gedaagde01] zich had gehouden aan het onderhoudsschema, deze kosten uit coulance door de fabrikant zouden worden vergoed. Deze kennelijke regeling ziet op de relatie tussen PSA en de fabrikant. Niet is gesteld of gebleken op grond waarvan deze afspraak onderdeel is van de contractuele relatie tussen PSA en [gedaagde01] , zodat ook dit argument wordt gepasseerd.
5.15.
Gezien het voorgaande oordeelt de kantonrechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat PSA onvoldoende heeft onderbouwd dat de schade aan de motor het gevolg is van het gedurende enige tijd negeren van het brandende waarschuwingslampje. Dit betekent dat [gedaagde01] de kosten van de reparatie niet hoeft te betalen aan PSA.
Opzegvergoeding
5.16.
Nu niet vast is komen te staan dat de schade aan de motor voor rekening van [gedaagde01] komt, bestond er ook geen verplichting voor [gedaagde01] om de facturen voor de reparatiekosten te betalen. Het feit dat de overeenkomst door PSA is beëindigd en [gedaagde01] de auto eerder heeft moeten inleveren, komt dan ook niet voor rekening van [gedaagde01] , zodat [gedaagde01] de opzegvergoeding van € 496,32 niet verschuldigd is.
Factuur maandtermijn mei
5.17.
[gedaagde01] heeft in deze procedure verklaard dat hij de factuur van de leasetermijn van mei 2022 niet betwist. De kantonrechter oordeelt dan ook dat [gedaagde01] gehouden is om het bedrag van € 486,60 aan PSA te betalen, omdat PSA voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [gedaagde01] deze factuur op grond van de overeenkomst moet betalen.
Inleverschade
5.18.
PSA stelt dat de auto meerdere schades had die door PSA als onacceptabel zijn bestempeld. Het gaat om diverse krassen op de auto onder andere op de voor- en achterbumper en op de deuren.
5.19.
In de bestuurdershandleiding staat onder “Hoe levert u de auto in” dat [gedaagde01] een afspraak moest maken voor een eindinspectie bij het inleveren van de auto. Op grond van artikel 62 en 63 van de Stichting Keurmerk wordt aan de hand van het innameprotocol beoordeeld welke schade voor rekening van de lessee komt. In het innameprotocol is er een onderscheid gemaakt tussen “acceptabele schade”, die voor rekening van PSA blijft en “onacceptabele schade” die voor rekening van de lessee komt.
5.20.
[gedaagde01] heeft de auto bij de garage achtergelaten zonder vooraf een afspraak te maken voor de eindinspectie. Volgens PSA is dit niet de wijze waarop de auto volgens de toepasselijke voorwaarden moet worden ingeleverd. Door deze gang van zaken heeft er geen gezamenlijke eindinspectie plaatsgevonden. Ook zou [gedaagde01] te laat bezwaar hebben gemaakt tegen de vaststelling van de schades, waardoor er volgens de voorwaarden geen onafhankelijke schade-expert is ingeschakeld, aldus PSA.
5.21.
[gedaagde01] heeft gesteld dat hij een brief heeft gekregen van PSA dat hij de auto bij de garage moest inleveren. Hij had geen andere instructies gekregen. Na de mondelinge behandeling is door PSA deze brief van 10 mei 2022 in het geding gebracht. Uit deze brief blijkt dat PSA heeft aangegeven dat de auto “per direct” moet worden ingeleverd bij de “dealer die de auto heeft afgeleverd”. Verder staat in deze brief: “Als u de auto niet binnen 3 werkdagen na de datum van deze brief inlevert, zijn we helaas genoodzaakt de auto op te (laten) halen. Alle hieraan verbonden kosten moet u betalen”.
5.22.
Gelet op de bewoordingen in deze brief had [gedaagde01] redelijkerwijs de conclusie kunnen trekken dat de auto bij de garage moest worden ingeleverd. Omdat deze garage ook de plek is waar de auto aan hem is afgeleverd. Het had op de weg van PSA gelegen om in de brief om te verduidelijken op welk - kennelijk ander - adres de auto moest worden ingeleverd en welke nadere stappen [gedaagde01] moest ondernemen. De kantonrechter volgt het standpunt van PSA dan ook niet dat [gedaagde01] niet de juiste procedure heeft gevolgd en zelf verantwoordelijk is voor het feit dat hij niet bij de eindinspectie aanwezig was.
5.23.
Op grond van het innameprotocol is bepaalde schade als ‘acceptabel’ aan te merken, te weten de gewone gebruikersschade die voor rekening van PSA komt en bepaalde schade als ‘onacceptabel’, zijnde schade die voor rekening komt van de lessee. Het is aan PSA om in dit geval voldoende concreet te onderbouwen dat en waarom de schade die zij thans claimt onacceptabel is, voor rekening van [gedaagde01] dient te komen. Een algemene verwijzing naar de voorwaarden waarin staat wat wel en wat niet acceptabel is, is daartoe ontoereikend. PSA verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een rapport waarin staat opgenomen welke herstelwerkzaamheden nodig zijn. De omschrijvingen daarin, zoals “krassen”, “spuiten” en “herstellen”, zijn weinig concreet en de kleine en onduidelijke foto’s en de summiere omschrijving van de herstelwerkzaamheden in het rapport bieden evenmin voldoende grond om te oordelen dat deze schade als ‘onacceptabel’ is aan te merken in voornoemde zin. Dit geldt temeer omdat [gedaagde01] niet bij de eindinspectie aanwezig is geweest. PSA heeft in dit kader slechts aangeboden om alsnog duidelijkere foto’s te overleggen, dit aanbod wordt als ontoereikend en tardief gepasseerd.
5.24.
[gedaagde01] heeft wel van één kras erkend dat dit voor zijn rekening komt. Dit betekent dat volgens de voorwaarden van de overeenkomst het bedrag ter hoogte van het eigen risico, € 450,-, op [gedaagde01] kan worden verhaald. Dit bedrag wordt toegewezen, de overige inleverschade wordt gezien het hiervoor overwogene afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.25.
Aan de voorwaarden van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is voldaan om tot een toewijzing van buitengerechtelijke kosten te komen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, namelijk dat de kantonrechter een lager bedrag heeft toegewezen, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Het toewijsbare bedrag is € 140,49.
Wettelijke rente
5.26.
PSA vordert ook de wettelijke rente. In de dagvaarding is door PSA gesteld dat het verzuim voor alle facturen per 10 juni 2022 is ingetreden. Aangezien de kantonrechter aan de hand van stukken kan concluderen dat het verzuim in ieder geval per die datum is ingetreden, wordt de wettelijke rente over toegewezen met ingang van 10 juni 2022 toegewezen over het bedrag van € 450,00 alsmede het bedrag van € 486,60.
Proceskosten
5.27.
Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van een bedrag van € 486,60, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 10 juni 2022 tot de dag van volledig betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van een bedrag van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 10 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 140,49;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.5.
verklaart de kostenveroordelingen onder 6.1 tot en met 6.3 uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Shahani en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. E.I. Mentink op 15 december 2023.
58819/33179