ECLI:NL:RBROT:2023:11927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/10/657059 / HA ZA 23-405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van een groenonderhoudsovereenkomst tussen de Gemeente Molenlanden en Stichting De Punt

In deze zaak stond de vraag centraal of de Gemeente Molenlanden haar overeenkomst met Stichting De Punt over het langjarig groenonderhoud van een boomgaard tussentijds mocht beëindigen. De Gemeente stelde dat er sprake was van overlast voor omwonenden door onder andere overhangende takken en te hoge begroeiing, en dat zij daarom tot beëindiging mocht overgaan. De Stichting betwistte deze claims en verzet zich tegen de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de Gemeente de overeenkomst ten onrechte tussentijds had beëindigd. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente niet voldoende had aangetoond dat de Stichting tekort was geschoten in haar verplichtingen onder de overeenkomst. De rechtbank verklaarde dat de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst op 3 april 2023 geen rechtsgevolg had en dat de overeenkomst doorloopt tot 31 december 2030. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de Stichting, die tot aan de uitspraak waren begroot op € 2.249,73. De Gemeente werd ook veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over deze proceskosten indien deze niet tijdig werden voldaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657059 / HA ZA 23-405
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING DE PUNT,
gevestigd te Arkel (gemeente Molenlanden),
eiseres in conventie,
eiseres in het incident ex artikel 223 Rv,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.T. Smits te Gorinchem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MOLENLANDEN,
zetelend te Hoornaar (gemeente Molenlanden),
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
verweerster in het incident ex artikel 223 Rv,
advocaat mr. P.M.D. Weijers te Alblasserdam.
Partijen zullen hierna de Stichting en de Gemeente genoemd worden.

1.Kern van het geschil

Mocht de Gemeente haar overeenkomst met de Stichting over het langjarig groenonderhoud van een boomgaard tussentijds beëindigen of niet? Volgens de Gemeente was er sprake van overlast voor de omwonenden vanwege onder meer overhangende takken en te hoge begroeiing en mocht zij daarom tot beëindiging overgaan. De Stichting bestrijdt dit en verzet zich tegen de tussentijdse beëindiging.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 april 2023 tevens houdende provisionele vordering tot treffen voorlopige voorziening ex art. 223 Rv, met producties 1 tot en met 22;
  • de conclusie van antwoord in het incident (provisionele voorziening houdende een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv);
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 14 juli 2023;
  • de zittingsagenda van 29 september 2023 en een voorstel van de rechtbank om één mondelinge behandeling te houden in zowel het incident (de provisionele vordering) en in de hoofdzaak;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 17;
  • de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023 in het incident en de in de hoofdzaak, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de pleitaantekeningen van de Stichting.
2.2.
De voorwaardelijke eis in reconventie van de Gemeente hing nauw samen met het debat in conventie en was inhoudelijk ook al toegelicht in de eerdere brief van de Gemeente van 19 januari 2023. Tijdens de zitting heeft de Stichting mondeling gereageerd op de voorwaardelijke eis in reconventie van de Gemeente en op de nieuwe producties van de Gemeente.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Inhoud overeenkomst

3.1.
De Stichting heeft tot doel het bevorderen van ecologisch landschapsbeheer en van mens- en natuurvriendelijke activiteiten. Zij heeft op grond van een groenparticipatie-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) van de Gemeente een boomgaard in onderhoud gekregen. Partijen bij de overeenkomst zijn de Gemeente en de Stichting. De overeenkomst is gesloten op 22 juli 2020. Zij is met terugwerkende kracht ingegaan op 1 april 2019 en kent een looptijd tot en met 31 december 2030. De overeenkomst luidt – aangehaald voor zover van belang in deze zaak – als volgt:
Komen overeen:
de gemeente geeft in beheer en onderhoud aan de initiatiefnemers, die verklaren in beheer en onderhoud aan te nemen:
de boomgaard, aanliggend grasland, struiken en bosjes,gelegen aan de Onderweg te Arkel en Arkelse Onderweg te Gorinchem, deel uitmakend van het perceel kadastraal bekend:
▪ gemeente Arkel, sectie [sectie 1] , nummers [perceelnummer A] en [perceelnummer B]
▪ het aanliggend grasland, struiken/bosjes tussen de begraafplaats en bebouwing aan de Onderweg gedeeltelijk behorend bij nummers [perceelnummer A] en [perceelnummer B] ,
▪ gemeente Gorinchem, sectie [sectie 2] , nummers [perceelnummer C] en [perceelnummer D]
aan partijen bekend en hierna te noemen ‘de Boomgaard’.
[…]
Klachten omwonenden
3.2.
Aan de noord- en zuidzijde grenst de boomgaard aan de erven van een twee families.
3.3.
Tussen vrijwilligers van de Stichting en medewerkers van de Gemeente wordt in de periode van januari 2022 tot en met december 2022 verscheidene keren gecorrespondeerd over het beheer en het onderhoud van de boomgaard, waarbij door de Gemeente wordt aangegeven dat de families ontevreden zijn over de wijze waarop de boomgaard wordt beheerd.
3.4.
Bij brief van 16 december 2022 reageert de Stichting inhoudelijk op de mededeling van de Gemeente dat zij het beheer en onderhoud aan de randen van de percelen terug wil nemen. Volgens de Stichting handelt zij in overeenstemming met de overeenkomst en kan de Gemeente niet eenzijdig bepalen om het beheer terug te nemen, ook niet gedeeltelijk.
Gedeeltelijke opzegging (januari 2023)
3.5.
Bij brief van de Gemeente van 19 januari 2023 schrijft de Gemeente dat de eigenaren c.q. buren van de naastgelegen percelen hebben geklaagd over overlast. De overlast wordt volgens de brief van de Gemeente veroorzaakt door de wijze waarop de Stichting de boomgaard beheert. Tijdens verscheidene gesprekken en door middel van verscheidene e-mails zou de Stichting zijn medegedeeld dat sprake is van overlast die onder meer wordt veroorzaakt door overhangende takken en het te hoog laten groeien van struiken tegen de erfgrens. Volgens de brief heeft bemiddeling niet tot een oplossing geleid. De Stichting is in verzuim en daarom is de Gemeente op grond van artikel 1 sub a van de overeenkomst bevoegd de overeenkomst op te zeggen. Maar omdat de Gemeente ook rekening wil houden met de belangen van de Stichting, zegt zij de overeenkomst niet geheel op, maar gedeeltelijk, en neemt zij per 1 februari 2023 een deel van het beheer en onderhoud van de boomgaard weer terug. Het betreft het beheer van de aan de erven van de buren (de twee families) grenzende stroken.
3.6.
De Stichting is het hier niet mee eens. Bij brief van 2 februari 2023 van haar toenmalige gemachtigde wijst de Stichting de Gemeente erop dat de Gemeente geen schriftelijke ingebrekestelling heeft verzonden waarin zij de Stichting veertien dagen de tijd geeft om de overeenkomst (alsnog) correct na te komen. De Gemeente heeft de overeenkomst ten onrechte direct gedeeltelijk beëindigd.
Snoeiwerkzaamheden Gemeente (februari 2023)
3.7.
Op 13 februari 2023 hebben medewerkers van de Gemeente snoeiwerkzaamheden verricht in de boomgaard zonder overleg met of toestemming van de Stichting.
Opzegging tegen 2030 en ingebrekestelling (februari 2023)
3.8.
Bij brief van 24 februari 2023 aan de toenmalige gemachtigde heeft de Gemeente de gehele overeenkomst opgezegd tegen 31 december 2030 en heeft zij de Stichting bovendien (alsnog) in gebreke gesteld omdat volgens haar nog steeds sprake is van overlast voor de omwonenden. De Stichting wordt een termijn gesteld van veertien dagen om alsnog correct na te komen. De brief bevat de volgende passages:
3.9.
Hierop reageert de advocaat van de Stichting bij brief van 22 maart 2023 met de mededeling dat de Gemeente niet bevoegd is de overeenkomst te beëindigen. Verder betwist de Stichting dat zij hinder en overlast (heeft) veroorzaakt voor omwonenden. Ook wordt het standpunt ingenomen dat de Gemeente zélf tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Stichting door op 13 februari 2023 snoeiwerkzaamheden uit te voeren in de boomgaard.
Tussentijdse opzegging tegen 4 mei 2023 (april 2023)
3.10.
Bij brief van 3 april 2023 van de advocaat van de Gemeente aan de Stichting wordt wederom melding gemaakt van de hinder en overlast die omwonenden zouden ondervinden van de Stichting. De Stichting zou daarom zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst en niet hebben voldaan aan de ingebrekestelling van de Gemeente in haar brief van 24 februari 2023. Met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van één maand beëindigt de Gemeente daarom de overeenkomst vervolgens per 4 mei 2023. Voor zover nodig ontbindt zij de overeenkomst ook per genoemde datum. Het gevolg hiervan is, aldus de Gemeente, dat zij het beheer en het onderhoud van de gehele boomgaard op 4 mei 2023 wederom zelf ter hand zal nemen.
3.11.
Bij brief van 5 april 2023 aan de Gemeente laat de Stichting weten het niet eens te zijn met deze tussentijdse beëindiging van de overeenkomst.
3.12.
Bij e-mail van 6 april 2023 deelt de advocaat van de Gemeente de Stichting mede dat geen onderhouds- en beheerswerkzaamheden zullen worden verricht totdat vonnis is gewezen naar aanleiding van de provisionele vordering in de onderhavige procedure.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De Stichting vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
“totdat vonnis is gewezen in de bodemprocedure (ex artikel 223 Rv)
I. de Gemeente verbiedt om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis onderhouds- of beheerswerkzaamheden in de breedste zin van het woord uit (te (laten) voeren op dan wel aan de percelen die op grond de overeenkomst in beheer en onderhoud aan de Stichting zijn gegeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per (dag)deel dat de Gemeente hieraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,00, althans een in goede justitie nader te bepalen dwangsom of maatregel;
in de bodemprocedure
II. voor recht verklaart dat de Gemeente de overeenkomst ten onrechte tussentijds heeft beëindigd, althans een zodanige beslissing neemt zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
III. voor recht verklaart dat de overeenkomst door de Gemeente integraal en conform de tussen partijen overeengekomen voorwaarden dient te worden nagekomen, althans een zodanige beslissing neemt zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IV. voor recht verklaart dat de Gemeente jegens de Stichting (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst dan wel onrechtmatig jegens de Stichting heeft gehandeld door op 13 februari 2023 snoeiwerkzaamheden te verrichten in de boomgaard, althans een zodanige beslissing neemt zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
V. de Gemeente verbiedt om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis totdat de overeenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd handelingen te (laten) verrichten in de breedste zin van het woord waardoor de Stichting wordt gehinderd in het uitvoeren van beheers- of onderhoudswerkzaamheden op dan wel aan de percelen die op grond van de overeenkomst in beheer en onderhoud aan de Stichting zijn gegeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per (dag)deel dat de Gemeente hieraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen maatregel dan wel dwangsom;
VI. de Gemeente verbiedt om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis totdat de overeenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd onderhouds- of beheerswerkzaamheden uit te (laten) voeren op dan wel aan de percelen die op grond de overeenkomst in beheer en onderhoud aan de Stichting zijn gegeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per (dag)deel dat de Gemeente hieraan niet voldoet, met een maximum van
€ 50.000,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie nader te bepalen dwangsom of maatregel;
zowel in de voorlopige voorziening als in de bodemprocedure
VII. de Gemeente veroordeelt tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling en te vermeerderen met de nakosten”.
4.2.
De Gemeente voert verweer. In het incident ex artikel 223 Rv concludeert de Gemeente primair tot afwijzing van de vordering, subsidiair tot het niet-verbinden van dwangsommen aan een toewijzende vordering en meer subsidiair tot matiging van de dwangsommen, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis. In de bodemprocedure concludeert de Gemeente tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijk reconventie
4.4.
Voor het geval de rechtbank in conventie van oordeel is dat de Gemeente de overeenkomst ten onrechte heeft beëindigd en dat als gevolg daarvan de overeenkomst nog geacht moet worden te bestaan, vordert De Gemeente dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, primair de overeenkomst gedeeltelijk beëindigt zoals is verwoord in de alinea’s 106-108 van de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis voorwaardelijke eis in reconventie, dan wel subsidiair de overeenkomst, althans de gevolgen daarvan, wijzigt zoals is verwoord in de alinea’s 109-111 van die conclusie, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten. Deze vorderingen komen er kort gezegd op neer dat de overeenkomst gedeeltelijk eindigt, namelijk alleen voor de aan de erfgrenzen van de buren grenzende stroken. Die stroken zou de Gemeente op die manier weer in eigen beheer en onderhoud (terug)krijgen. Zie in dit kader ook de brief van de Gemeente van 19 januari 2023 (hiervoor sub 3.5).
4.5.
De Stichting voert verweer en concludeert tot afwijzing van deze vorderingen.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Aard en inhoud overeenkomst
5.1.
Met partijen kwalificeert de rechtbank de overeenkomst als een bruikleenovereenkomst (art. 7A:1777 BW). Tegenover de ingebruikgeving van het perceel door de Gemeente aan de Stichting staat namelijk geen tegenprestatie van de Stichting; het beheer van het perceel is juist iets wat de Stichting zélf wilde doen. Dit is ter zitting ook door de Stichting bevestigd.
5.2.
Er is sprake van een bruikleenovereenkomst die is aangegaan voor bepaalde tijd met een contractuele opzegregeling in artikel 1 van de overeenkomst. De bruiklener, in dit geval de Stichting, dient als een ‘goed huisvader’ om te gaan met de aan hem in bruikleen gegeven zaak (art. 7A:1781 BW). De Stichting moet zich ook houden aan de bepalingen in Boek 5 BW, meer in het bijzonder artikel 5:42 BW. Dit artikel bevat regels over toegestane beplanting bij een erfafscheiding. Het artikel richt zich ook tot de gebruiker van een perceel die niet de eigenaar ervan is. Op grond van de eerste twee leden van artikel 5:42 BW is het niet geoorloofd om binnen een afstand van twee meter van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij – voor zover van belang in deze zaak – de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven. In het geval van heesters of heggen is die afstand een halve meter.
5.3.
Partijen zijn het erover eens dat de gedeeltelijke beëindiging van de overeenkomst door de Gemeente bij brief van 19 januari 2023 géén effect heeft gesorteerd omdat de Stichting niet conform de overeenkomst in gebreke is gesteld (zie hiervoor sub 3.5). Partijen zijn het er daarnaast ook over eens dat de opzegging van de overeenkomst door de Gemeente tegen 31 december 2030 bij brief van 24 februari 2023 rechtsgeldig is. De overeenkomst eindigt daarom in ieder geval op 31 december 2030 (zie hiervoor sub 3.8). De vraag die aldus nog beantwoord moet worden is of de tussentijdse beëindiging door de Gemeente per 4 mei 2023 in haar brief van 3 april 2023 rechtsgeldig is geweest (zie hiervoor sub 3.10).
5.4.
Voor een tussentijdse beëindiging is volgens artikel 1 sub a van de overeenkomst onder meer noodzakelijk dat de Stichting is tekort geschoten in de nakoming van een verbintenis uit de overeenkomst. Op de Gemeente rust in dit kader de stelplicht en de bewijslast van haar stelling dat sprake is van een tekortkoming onder de overeenkomst die een beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. In het onderhavige geval is het weliswaar de Stichting die als eiseres optreedt en in zoverre de stelplicht heeft, maar de Gemeente heeft de overeenkomst beëindigd en het is dus in de eerste plaats aan de Gemeente om de beëindiging, in het kader van haar verweer, te onderbouwen.
Geen rechtsgeldige tussentijdse beëindiging
5.5.
Ter onderbouwing van de rechtsgeldigheid van haar tussentijdse beëindiging per 4 mei 2023 verwijst de Gemeente naar de beëindigingsgronden in haar brieven van 24 februari 2023 en 3 april 2023. De Stichting heeft gemotiveerd betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde tekortkomingen in rechte niet vaststaan en dat de tussentijdse beëindiging geen effect heeft gesorteerd. De rechtbank licht dit toe.
5.6.
Op de vraag van de rechter ter zitting: of de Stichting zich houdt aan de voorschriften van artikel 5:42 BW ter zake van de beplanting, heeft de Stichting geantwoord zich hieraan te hebben gehouden en dat er geen bomen binnen twee meter van de erfgrens staan en dat er aan één zijde weliswaar struiken staan, maar dat die op een grotere afstand dan een halve meter staan. De Gemeente heeft dit niet gemotiveerd betwist. Op dezelfde vraag antwoordde de aanwezige gemeenteambtenaar: “
Dat durf ik niet te zeggen, ik heb dat niet nagemeten” en de advocaat van de Gemeente met: “
Ik betwist dat, maar weet dat ook niet”. Hiermee staat in rechte vast dat er geen beplanting staat bij de erfgrenzen in strijd met artikel 5:42 BW. Daarop kan dan ook geen tekortkoming van de Stichting onder de overeenkomst worden gebaseerd.
5.7.
Op grond van artikel 4 van de overeenkomst moet de Stichting ervoor zorgen dat het beheer van de boomgaard niet leidt tot hinder of overlast voor de omgeving. Overtreding van dat voorschrift geeft de Gemeente in beginsel het recht de overeenkomst te beëindigen op de wijze als bepaald in onderdeel a van artikel 1 van de overeenkomst, namelijk met inachtneming van een termijn van één maand na de Stichting schriftelijk tevergeefs te hebben gemaand tot nakoming binnen veertien dagen na dagtekening van de aanmaning.
5.8.
Dat er na de ingebrekestelling van 24 februari 2023 sprake zou zijn van overhangende takken, of anderszins van hinder als gevolg waarvan de overeenkomst kan worden beëindigd, is niet gebleken. In dit kader is relevant dat de Stichting onbetwist heeft aangevoerd dat alle producties die de Gemeente in het geding heeft gebracht om de gestelde hinder of overlast aan te tonen betrekking hebben op de periode van vóór 1 januari 2023. Die producties zeggen daarmee niets over de situatie op het moment van de beëindiging van de overeenkomst door de Gemeente bij haar brief van 3 april 2023, aldus de Stichting. Dit heeft de Gemeente onvoldoende weersproken.
5.9.
Wat betreft de overige door de Gemeente gestelde tekortkomingen, te weten: (i) het niet terug op hoogte brengen van dan wel toepassen van verjongingsgroei en (ii) het door de vrijwilligers van de Stichting zonder toestemming betreden van de percelen van de omwonenden, geldt het volgende. Dat vrijwilligers van de Stichting bij het uitvoeren van de beheerswerkzaamheden (zoals bij het snoeien) de percelen van de buren zouden hebben betreden, is door de Stichting betwist. De stelling is vervolgens niet meer door de Gemeente nader toegelicht of onderbouwd en staat daarom in rechte niet vast. Los hiervan zou het feit dat de percelen van de buren bij de uitvoering van de beheerswerkzaamheden zijn betreden nog niet zonder meer leiden tot een toerekenbare tekortkoming van de Stichting die een beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. Hiervoor heeft de Gemeente ook onvoldoende gesteld, bijvoorbeeld feiten over de aard en frequentie van het volgens haar onrechtmatige betreden van de betreffende percelen. Wat betreft de toe te passen verjongingsgroei en de door de Gemeente genoemde maximale hoogte van vier meter van het bosplantsoen, geldt dat die normen niet in de overeenkomst staan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt ook niet in te zien waarom die normen dan toch tot de inhoud van de overeenkomst zouden behoren. Daarbij komt nog dat gesteld noch gebleken is dat het niet voldoen aan die normen tot hinder of overlast heeft geleid.
5.10.
Het voorgaande betekent dat er voor de Gemeente geen grond bestond om de overeenkomst bij brief van 3 april 2023 tussentijds op te zeggen tegen 4 mei 2023. Van een rechtsgeldige tussentijdse opzegging van de overeenkomst is geen sprake geweest.
Vorderingen van de Stichting
5.11.
Ten aanzien van de toewijsbaarheid van de vorderingen van de Stichting oordeelt de rechtbank in dit verband vervolgens als volgt.
In het incident
Vordering I
5.12.
Het incident is ingesteld op de voet van artikel 223 Rv, derhalve slechts voor de duur van deze zaak. Aangezien de gehele vordering in conventie in de hoofdzaak al is beoordeeld, hoeft op deze incidentele vordering dan ook niet verder te worden beslist. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Zij zal deze kosten onderling compenseren.
In de hoofdprocedure
Vordering II
5.13.
Zoals volgt uit het bovenstaande, is de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door de Gemeente op 3 april 2023 tegen 4 mei 2023 niet rechtsgeldig. Dat geldt echter niet voor de beëindiging van de overeenkomst door de Gemeente op 24 februari 2023 tegen 31 december 2030. Díe beëindiging is wél rechtsgeldig. De vordering onder II zal dan ook alleen worden toegewezen ten aanzien van de beëindiging van de overeenkomst op 3 april 2023 tegen 4 mei 2023.
Vordering III
5.14.
Deze vordering zal worden afgewezen. De Gemeente heeft ter zitting verklaard dat zij het vonnis van de rechtbank zal nakomen. Omdat de overeenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd tegen 4 mei 2023 en dus doorloopt, betekent dat dat de Gemeente zich aan de overeenkomst heeft te houden. Er is onvoldoende belang voor de Stichting bij opname hiervan in het dictum van dit vonnis.
Vordering IV
5.15.
Deze vordering zal worden afgewezen. Op zichzelf geldt dat uit het voorgaande volgt dat de Gemeente niet bevoegd was om in februari 2023 zelf snoeiwerkzaamheden in de boomgaard uit te voeren. Dat behoorde immers tot de beheerstaak van de Stichting. Het is de rechtbank echter niet duidelijk geworden welk belang de Stichting in dit kader heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. Door haar is niet gesteld (en overigens is ook niet gebleken) dat zij door de snoeiwerkzaamheden door de Gemeente enige schade heeft geleden. Ook heeft zij ter zitting erkend dat de gesnoeide beplanting in de regel vanzelf weer aangroeit.
Vorderingen V en VI
5.16.
Deze vorderingen delen het lot van vorderingen III en IV en zullen worden afgewezen omdat de Gemeente ter zitting heeft verklaard dat zij het vonnis van de rechtbank zal nakomen.
Vordering VII
5.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Gemeente in de proceskosten in de hoofdzaak in conventie worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van de Stichting worden tot aan deze uitspraak begroot op € 2.249,73 (dagvaardingskosten € 106,73, griffierecht € 676,00, salaris advocaat € 1.196,00 (2,0 punten in liquidatietarief II) en nakosten € 271,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)). Tegen de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald.
in voorwaardelijke reconventie
5.18.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat aan de voorwaarde is voldaan waaronder deze vorderingen zijn ingesteld.
5.19.
In rechte is geen tekortkoming van de Stichting komen vast te staan, zoals volgt uit de beoordeling in conventie. Los daarvan is ook niet gebleken van een tekortkoming die een gedeeltelijke beëindiging (ontbinding) van de overeenkomst kan rechtvaardigen die de Gemeente voor ogen had in haar brief van 19 januari 2023, namelijk een beëindiging van de overeenkomst ten aanzien van het onderhoud en het beheer van de noordelijke en zuidelijke rand van de boomgaard. De primaire vordering zal dan ook worden afgewezen. Dat het wellicht ook met het oog op de toekomst verstandig is om de betreffende stroken door de Gemeente te laten beheren, zoals ter zitting besproken, is onvoldoende om deze vordering toe te wijzen.
5.20.
Ook de subsidiaire vordering zal worden afgewezen. De Stichting heeft betwist dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van de wet en de Gemeente heeft dat vervolgens niet gemotiveerd weersproken.
5.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Gemeente in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van de Stichting worden tot aan deze uitspraak begroot op: € 299,00 (0,5 punt in liquidatietarief II).

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat de Gemeente de overeenkomst ten onrechte tussentijds heeft beëindigd op 3 april 2023 tegen 4 mei 2023. Die beëindiging heeft geen effect gesorteerd;
6.4.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten aan de zijde van de Stichting van
€ 2.249,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Gemeente niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Gemeente € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.5.
veroordeelt de Gemeente in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in voorwaardelijke reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af;
6.9.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Stichting zijn begroot op € 299,00;
6.10.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
901/3455