ECLI:NL:RBROT:2023:11920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
10/144451-23, 10/131432-23 (gev. ttz) en 10/178496-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 1639 kilogram cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. C.C.M. Welten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein, maar sprak hem vrij van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte, de bevindingen van de douane en de processen-verbaal van het onderzoek. De verdachte had bekend aanwezig te zijn geweest op het haventerrein om verdovende middelen uit een container te halen, maar dacht dat het om een kleinere hoeveelheid ging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de risico's en dat zijn rol in de criminele activiteiten niet te verwaarlozen was. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod voor de havens.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/144451-23, 10/131432-23 (gev. ttz) en 10/178496-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 14 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de [naam PI01] , locatie [locatie01] ,
raadsman mr. C.C.M. Welten, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 10/144451-23 onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 10/144451-23 onder 1 primair en onder 2,
10/131432-23 en 10/178496-22 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering
in het over de verdachte opgemaakte rapport van 10 augustus 2023.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (10/144451-23 onder 3)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 10/144451-23 onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (10/144451-23 onder 1 en 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Uit onder meer de processen-verbaal van bevindingen van het onderzoek aan de containers [containernummer01] , [containernummer02] en [containernummer03] en foto’s en video’s die zijn aangetroffen op de in beslag genomen telefoons blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van 1639 kilogram cocaïne. Ook heeft hij wederrechtelijk verbleven op een besloten haventerrein.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 10/144451-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe is allereerst ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verdachte weliswaar in een haven heeft verbleven, maar dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te concluderen dat de verdachte de toegang tot een container heeft verschaft door middel van braak of inklimming. Ten aanzien van het onder 10/144451-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot het terrein heeft verschaft door middel van inklimming.
4.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 13 juni 2023 ziet een medewerker van de Rotterdam World Gateway (hierna: RWG) omstreeks 20:55 uur een persoon rennen in module 21 op het terrein van RWG te Rotterdam.
Verbalisanten en het Team Bijzondere Bijstand van de Douane komen ter plaatse en met een speurhond wordt het terrein doorzocht. In het midden van stack 21 geeft de speurhond een duidelijke melding op de container met nummer [containernummer01] . In deze container wordt de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] , [medeverdachte03] , en [medeverdachte04] aangetroffen. Daarnaast worden er in de container een breekijzer, een koevoet, tassen, handschoenen en verbroken zegels (waaronder een zegel met nummer [zegelnummer01] , welke hoort bij de container met nummer [containernummer02] ) en 3 telefoons aangetroffen.
Door verbalisanten wordt gezien dat de deuren van de container met nummer [containernummer02] open stonden en dat er geen zegel op de container zat. In de container worden meerdere sporttassen aangetroffen. In één van de tassen wordt een blok verdovende middelen aangetroffen en in een andere tas zitten meerdere opgevouwen zwarte tassen. De container blijkt verder te zijn gevuld met witte dozen met opdruk “
Vidaban” gevuld met bananen. In het midden van de container worden in de dozen met bananen ook witte blokken met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. In totaal zijn er 1603 pakketten in beslag genomen en onderzocht. Deze container blijkt op 13 juni 2023 te zijn gearriveerd in Nederland vanuit Costa Rica.
Tijdens de daaropvolgende zoekslag op het terrein van RWG zien verbalisanten dat er een stuk plastic uit de container met nummer [containernummer03] steekt, waarvan de zegel ontbreekt. In deze container worden eveneens witte bananendozen met opdruk “
Vidaban” aangetroffen. Ook worden er twee zwarte sporttassen gevuld met in totaal 34 pakketten met (vermoedelijk) cocaïne aangetroffen. Deze pakketten komen overeen met de in container met nummer [containernummer02] aangetroffen pakketten.
Bij het lossen van de container met nummer [containernummer02] worden er door het bedrijf
[bedrijf01] in Poeldijk nog eens 7 pakketten aangetroffen. Ook deze inbeslaggenomen pakketten komen overeen met de eerder in container met nummer [containernummer02] aangetroffen pakketten.
In totaal zijn er 1644 pakketten in beslag genomen en onderzocht. Uit onderzoek is gebleken dat de pakketten, die in totaal ruim 1646 kilogram wegen, cocaïne bevatten.
Uit onderzoek van de gegevens van de drie aangetroffen telefoons blijkt dat er een groepsgesprek is aangemaakt voor vijf deelnemers in Signal met de naam “
[naam01]”. In deze groep wordt er door een vermoedelijke coördinator van buiten het haventerrein onder meer een opdracht gegeven om een “
bak” helemaal leeg te halen, de deur te sluiten en daarna een “
huisje” te zoeken. Ook wordt een foto met plattegrond gestuurd van de inhoud van vermoedelijk de container met nummer [containernummer02] met 20 pallets bananen. Op de plattegrond wordt met pijlen aangegeven in welke pallets de vermoedelijk verdovende middelen verstopt zitten. Tenslotte worden er foto’s (waaronder selfies) en filmpjes van de verschillende verdachten aangetroffen in de telefoon.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op het haventerrein aanwezig is geweest om verdovende middelen uit een container te halen. Hij dacht echter dat het om 400 kilogram cocaïne zou gaan.
Bewezenverklaring invoer 1639 kilogram cocaïne (feit 1) en wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein (feit 2)
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs wordt ingevoerd en verstopt in zeecontainers en dat voor het ophalen van die drugs uit de containers op het haventerrein veelal zogenaamde “uithalers” worden ingezet die daarmee een essentiële rol spelen in de transportketen om drugs uit containers en van het haventerrein af te halen. Met grote regelmaat worden dergelijke uithalers in de haven van Rotterdam aangehouden.
Tegen deze achtergrond en in het licht van de vaststaande feiten, de straatwaarde van de aangetroffen cocaïne en het belang dat criminele organisaties hebben bij een geslaagde uithaalactie, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte minst genomen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de invoer van de cocaïne.
Ten aanzien van de vraag naar de wetenschap van de verdachte en zijn medeverdachten dat het om ruim 1600 kilogram cocaïne ging, oordeelt de rechtbank verder als volgt. Dat de verdachte en zijn medeverdachten in de veronderstelling waren dat het ‘slechts’ om ongeveer 400 kilogram cocaïne zou gaan, wordt niet door de inhoud van enig bewijsmiddel ondersteund. Integendeel: de verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet precies wist voor hoeveel cocaïne hij en zijn medeverdachten kwamen. De verdachte heeft weliswaar aangevoerd dat in de aangetroffen tassen niet meer dan 400 kilogram cocaïne kon worden vervoerd, maar miskent daarbij dat de tassen meerdere keren konden worden hergebruikt voor het verdere vervoer van de cocaïne. Daarbij zouden er bedragen van tussen de € 10.000,- tot € 20.000,- voor deze klus konden worden verdiend. Dit is een aanzienlijk bedrag. Desondanks heeft de verdachte geen vragen gesteld over de hoeveelheid cocaïne. De verdachte heeft hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om een veel grotere hoeveelheid cocaïne ging, dan hij mogelijk verwachtte. Hij heeft zich niet aan de situatie onttrokken, maar zich aan deze praktijk overgegeven, zodat de conclusie luidt dat zijn (voorwaardelijk) opzet ook was gericht op het meerdere.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de beschreven gang van zaken en bewijsmiddelen blijkt dat er voorafgaand aan de uithaalactie een ontmoeting is geweest bij tankstation Argos in Rotterdam, waarna de verdachte en de medeverdachten naar de ‘trojaanse container’ zijn gebracht. Vervolgens zijn ze in deze container gestapt en binnen het terrein van de RWG gebracht. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij wisten naar welke container op het terrein zij moesten zoeken en ook in welke dozen in de container de cocaïne zat. Dat de juiste dozen zijn gevonden blijkt uit het feit dat er al pakketten in sporttassen waren ingepakt. Geen van de verdachten heeft ter terechtzitting inhoudelijk verklaard wat zijn rol was in het geheel. De verklaringen dat – uitsluitend op de uitkijk zou zijn gestaan, dan wel – uitsluitend – als sjouwer zou zijn gefungeerd worden door de bewijsmiddelen weerlegd. De rechtbank leidt daaruit af dat de verdachte en de medeverdachten onderling uitwisselbare rollen hebben gehad. Gelet op het voorgaande heeft er een gezamenlijke uitvoering plaatsgevonden van het uithalen van de cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op het besloten haventerrein. Het uithalen vormt een onderdeel van het logistieke proces van een miljoenentransport verdovende middelen waarvan het niet anders kan zijn dan dat dit vooraf moet zijn afgestemd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De gedragingen van de verdachte kunnen dan ook worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.2.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder 1 primair en onder 2 is wettig en overtuigende bewezen.
4.3.
Bewijswaardering (10/131432-23)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 26 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein van Hutchinson Ports ECT Delta. Zij heeft zich onder meer gebaseerd op de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aanhouding.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het medeplegen. Het enkele feit dat de verdachte in een container met drie anderen is aangetroffen is onvoldoende om een bewuste en nauwe samenwerking aan te nemen.
4.3.3.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 26 mei 2023 op het haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta te Rotterdam aanwezig was voor het uithalen van verdovende middelen. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Uit het dossier kan onvoldoende worden afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Het enkele feit dat de verdachte en de medeverdachten tezamen zijn aangehouden is hiervoor onvoldoende. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering (10/178496-22 feiten 1 en 2)
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 14 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein van Hutchinson Ports ECT Delta en zich in vereniging de toegang heeft verschaft door middel van inklimming. Zij heeft zich onder meer gebaseerd op de verklaring van de verdachte, het proces-verbaal van aanhouding en de bevindingen van de douanebeambten.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde. De verdachte heeft verbleven in een haven. Echter blijkt nergens uit dat hij de toegang tot het terrein of de container heeft verschaft door middel van braak of inklimming. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken van het medeplegen. Het enkele feit dat de verdachte in een container met drie anderen is aangetroffen is onvoldoende om een bewuste en nauwe samenwerking aan te nemen.
4.4.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan niet afgeleid worden dat de verdachte zich de toegang tot de container of het haventerrein heeft verschaft door middel van braak of inklimming. De rechtbank komt - anders dan de officier van justitie - evenmin tot een bewezenverklaring van medeplegen. Uit het dossier kan onvoldoende worden afgeleid dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Het enkele feit dat de verdachte en de medeverdachten tezamen zijn aangehouden is hiervoor onvoldoende. De rechtbank acht daarom het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 14 juli 2022 op het haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta te Rotterdam aanwezig was voor het uithalen van verdovende middelen. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/144451-23 onder 1 primair en 2, 10/131432-23 en 10/178496-22 onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/144451-23:
1
hij op 13 juni 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1639 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 13 juni 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van Rotterdam World Gateway, gelegen aan de Amoerweg, op de Maasvlakte;
10/131432-23:
hij op 26 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta;
10/178496-22:
1
subsidiair :
hij op 14 juli 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van het Hutchison Ports ECT Delta Terminal in de Rotterdamse haven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/144451-23:
De voortgezette handeling van de feiten:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van
de Opiumwet gegeven verbod;
2.
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
10/131432-23:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen;
10/178496-22:
1.
subsidiair
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van ongeveer 1639 kilogram cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte was samen met anderen aanwezig op het terrein waar de pakketten cocaïne uit een container zijn gehaald en in een zogenaamde switchcontainer zijn gelegd, gericht op verdere invoer van die pakketten cocaïne. Alhoewel de rol van de verdachte als uithaler substantieel kleiner is dan van degenen die dergelijke transporten organiseren, is hij niettemin een belangrijke en onmisbare schakel voor de georganiseerde criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte dan ook een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich op 14 juli 2022 en op 26 mei 2023 ook op een voor hem verboden containerterminal in de haven van Rotterdam begeven. Op beide data is hij aangetroffen in een container op het terrein van het Hutchison Ports ECT Delta Terminal.
Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane,
politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten daarnaast een
enorme kostenpost op.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
10 augustus 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ziet risico verhogende factoren in de leefgebieden sociaal netwerk, het ontbreken van dagbesteding, het hebben van schulden, een disfunctionele levensstijl en het psychosociaal functioneren. De verdachte heeft een zeer belast (familie)verleden en heeft hier onder andere PTSS door opgelopen volgens eigen zeggen. De afgelopen drie jaar is ambulante hulpverlening van Pameijer onvoldoende van de grond gekomen. De reclassering ziet als beschermende factoren het feit dat de verdachte onder schuldbewind staat, steun van zijn vader heeft, zijn intelligentie en de motivatie een delictvrij leven op te bouwen. Daarnaast heeft de gevangenisstraf een afschrikkende werking op de verdachte.
De reclassering adviseert toepassing van het volwassenstrafrecht, omdat uit de wegingslijst
adolescentenstrafrecht kan worden vastgesteld dat er in geval van de verdachte geen sprake van significante beperkte handelsvaardigheden is. De verdachte functioneert niet op verstandelijk beperkt niveau en komt op de reclassering dan ook niet duidelijk jonger over dan zijn kalenderleeftijd. De reclassering verwacht dat het toepassen van een locatiegebod voor de avond/nacht en locatieverbod voor de havens gecontroleerd met elektronische monitoring kan bijdragen aan het verlagen van het recidive risico. De verdachte heeft immers geen adequate dagbesteding en mist een adequaat dag- en nachtritme.
De reclassering schat in dat het risico op recidive hoog is, het risico op letsel laag en het risico op onttrekken aan voorwaarden gemiddeld.
Concreet adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten, een locatieverbod met elektronische monitoring, een locatie gebod met elektronische monitoring, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en betrokken bij het bepalen van de straf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een jarenlange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken. Toch zal de rechtbank niet overgaan tot alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank komt gelet op de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden – de verdachte heeft er feitelijk in zijn jeugd alleen voor gestaan en hulpverlening is onvoldoende op gang gekomen – op een gevangenisstraf met een totaalduur van 40 maanden. Daarvan worden 15 maanden voorwaardelijk opgelegd. Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. De totaalduur van de straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van de feiten niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 15 maanden boven zijn hoofd hangt. Voor anderen moet ook duidelijk zijn dat dit niet de weg is naar het grote geld of het aflossen van eventuele schulden en dat hoge straffen volgen als zij ook in de fout gaan.
De rechtbank zal voor wat betreft het voorwaardelijk deel van de straf de voorwaarden opleggen die hierna worden genoemd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 10/144451-23 onder 3 en 10/178496-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 10/144451-23 onder 1 primair en 2,
10/131432-23 en 10/178496-22 onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 15 (vijftien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde meldt zich na de start van het toezicht bij Reclassering Nederland op het adres [adres02] , [postcode02] te [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. De veroordeelde laat, indien de reclassering dit nodig vindt, zich behandelen door FPK De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met:
- [medeverdachte02] , geboren op [geboortedatum02] -2003;
- [medeverdachte01] , geboren op [geboortedatum03] -2002;
- [medeverdachte03] , geboren op [geboortedatum04] -2003; en/of
- [medeverdachte04] , geboren op [geboortedatum05] -2003,
zolang als de reclassering dit verbod nodig vindt.
4. De veroordeelde bevindt zich zes maanden niet in de directe omgeving van de Maasvlakte en Waalhaven. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft.
5. De veroordeelde is zolang als de reclassering noodzakelijk acht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van veertien uur niet op het verblijfadres te zijn en in het weekend is dit acht uur.
De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
6. De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
7. De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
8. De veroordeelde werkt, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, mee aan ambulante (woon)begeleiding van Humanitas DMH of soortgelijke instelling.
Verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 4 en 5 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/144451-23:
1
hij, op of omstreeks 13 juni 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1639 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 juni 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van 1639 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken met (andere) leden van de criminele organisatie over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen van voornoemde hoeveelheid cocaïne in de haven van Rotterdam en/of
- plaats te nemen in een gemanipuleerde container, welke container was geplaatst op een vrachtwagen en/of
- zich in deze container naar het terrein van Rotterdam World Gateway, gelegen op de Maasvlakte Rotterdam, te laten brengen en/of
- in deze container heimelijk en onbevoegd het terrein van Rotterdam World Gateway te betreden en/of
- zich aldaar gedurende enkele tijd op te houden in voornoemde container, in afwachting van instructies en/of
- zich aldaar (onbevoegd) in een of meerdere containers te begeven en/of
- (een) koevoet en/of breekijzer en/of betonschaar en/of handschoen(en) en/of barrierseal(s) en/of (container)zegel(s) en/of levensmiddel(en) en/of tas(sen) en/of powerbank(s) en/of zwarte kleding voorhanden te hebben en/of
-(een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, verpakt in (een) plastic zak(ken), van een container naar een of meer andere container(s) te verplaatsen;
2
hij, op of omstreeks 13 juni 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van Rotterdam World Gateway, gelegen aan de Amoerweg, op de Maasvlakte;
3
hij, op of omstreeks 13 juni 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte02] en/of onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
10/131432-23:
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta.
10/178496-22:
1
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten te weten het door hekken omgeven terrein van het Hutchison Ports ECT Delta Terminal in de Rotterdamse haven, terwijl hij, verdachte zich al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container (containernummer [containernummer04] ), door middel van braak en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van het Hutchison Ports ECT Delta Terminal in de Rotterdamse haven;
2
hij op of omstreeks 14 juli 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van het Hutchison Ports ECT Delta Terminal in de Rotterdamse haven, door middel van inklimming.