Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair, 2 en 3 ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag, mishandeling en voorhanden hebben van een alarmpistool;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod;
- oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor de duur van 3 jaren, inhoudende een locatieverbod voor de [straatnaam01] te [plaats01] (gelegen tussen de [straatnaam02] en de [straatnaam03] ) en een contactverbod met de aangevers [aangever01] (geboren op [geboortedatum02]) en [aangever02] (geboren op [geboortedatum03]).
4.Waardering van het bewijs
met krachteen zwaaibeweging heeft gemaakt, zoals de officier van justitie stelt. Het feit dat de verdachte een zwaaibeweging en geen steekbeweging in de richting van de aangever maakte is juist een contra-indicatie voor het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat de aangever dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Tot slot heeft de verdachte na het incident op korte afstand van de plek waar het incident heeft plaatsgevonden, op straat staan praten. Indien de verdachte had geweten dat hij de aangever had geraakt, dan was hij gevlucht.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vorderingen benadeelde partijen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaar;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
1 (één) week;
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 2.155,80 (zegge: tweeduizend honderdvijfenvijftig euro en tachtig cent), bestaande uit € 1.155,80 (zegge: duizend honderdvijfenvijftig euro en tachtig cent) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 2.155,80 (hoofdsom, zegge: tweeduizend honderdvijfenvijftig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
31 (eenendertig) dagen;
[benadeelde partij02], te betalen een bedrag van
€ 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro)bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij02]te betalen
€ 350,- (hoofdsom, zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen;
mr. F. Wegman, voorzitter,