7.3.2.Rapportages
Klinisch psycholoog [naam02] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 juli 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een andere gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken en van zwakbegaafdheid. Deze psychische stoornissen waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde actueel en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed.
Op basis van de combinatie van de persoonlijkheidsstoornis met de zwakbegaafdheid is de verdachte psychisch kwetsbaar en neigt zij naar somberheid, agitatie, verwardheid en achterdocht. Zij heeft hierbij ook in mindere mate haar impulsen en emoties kunnen reguleren en dit heeft geleid tot acting out gedrag in de vorm van brandstichting. Het staken van de medicatie heeft de verdachte uit vrije wil gedaan en er is een verband met het acting out gedrag (de brandstichting). Het staken van medicatie heeft het acting out gedrag gefaciliteerd, maar vanwege de psychische kwetsbaarheid zal ook met het gebruik van medicatie de neiging tot acting out gedrag bestaan. Op basis van de psychische kwetsbaarheid en de acting out heeft de verdachte haar wil en gedrag niet geheel in vrijheid kunnen bepalen en daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als hoog beoordeeld. Er zijn geen beschermende functies in de persoonlijkheid of het functioneren. De verdachte wordt in staat gesteld om hulpverlening, medicatie en toezicht te krijgen. Als gevolg hiervan zal zij psychisch minder kwetsbaar worden en dit kan het recidiverisico verlagen.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt wordt geadviseerd dat de verdachte na detentie klinisch wordt behandeld binnen de forensische psychiatrie om verder te worden ingesteld op medicatie en om vaardigheden te leren om stresserende gebeurtenissen te hanteren. Wanneer de verdachte psychisch stabiel is en goed is ingesteld op medicatie, kan er een traject van resocialisatie plaatsvinden.
Naar verwachting is de verdachte niet in staat tot zelfstandig functioneren en zal zij bij de resocialisatie in een beschermde woonvorm geplaatst moeten worden. Hier kan zij de nodige sturing, structuur en ondersteuning krijgen. Na de klinische fase (en wanneer de verdachte in de beschermde woonvorm verblijft) kan de behandeling poliklinisch worden voortgezet door een FACT-team van de GGZ.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt wordt geadviseerd om bovengenoemde interventies te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Een verplicht contact met de Reclassering kan dienen om toe te zien op de uitvoer van de interventies en op het voorkomen van recidive.
Psychiater [naam03] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juni 2023. Dit rapport komt ten aanzien van de diagnostiek en het advies overeen met het rapport van de psycholoog met dien verstande dat de rapporteur komt tot het advies om het ten laste gelegde in een (sterk) verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen (indien dit bewezen wordt geacht). Geadviseerd wordt om betrokkene als bijzondere voorwaarde bij een
voorwaardelijk strafdeel te plaatsen in een forensische kliniek en vervolgens in een beschermde woonvorm met 24 uurs toezicht. Andere voorwaarden zouden medicatie inname, dagstructuur en abstinentie van alcohol kunnen zijn. Reclassering zou toezicht op de uitvoering daarvan kunnen houden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
23 augustus 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering ondersteunt het advies van het NIFP. De reclassering plaatst wel enige vraagtekens bij het voorgestelde zorgtraject als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering vraagt zich af of dit juridische kader
voldoende beschouwd kan worden als een stevige stok achter de deur. Bovendien is de verwachting dat de verdachte op basis van haar gedragingen zeer moeilijk plaatsbaar zal zijn in een kliniek of beschermde woonvorm. De reclassering heeft in dit stadium van het onderzoek – gelet op het korte tijdsbestek tussen de aanvraag van dit reclasseringsrapport en de zittingsdatum – niet concreet kunnen krijgen waar de verdachte mogelijk klinisch kan worden opgenomen. De afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg en Divisie Individuele Zaken was niet in staat om dit binnen korte termijn te realiseren. Daarmee kan de reclassering de rechtbank ook niet concreet informeren over de start en duur van de klinische behandeling.
Een langere duur van de klinische behandeling is wenselijk gelet op de vele zorgen bij de verdachte, het problematische gedrag dat zich blijft voordoen en het (on)vermogen van de verdachte om haar leven zelfstandig in te richten. Het is zeer onwenselijk dat de verdachte het PPC verlaat zonder dat duidelijk is waar zij klinisch geplaatst kan worden.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld/hoog.
De reclassering adviseert de rechtbank om in geval van een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname in een zorginstelling (met daarbij de mogelijkheid tot inname van medicatie) en daarop aansluitend het verblijf in een beschermde woonvorm met 24-uurs toezicht (met daarbij eveneens de mogelijkheid tot inname van medicatie). Verder adviseert de reclassering om een proeftijd van drie jaar op te leggen zodat er voor langere duur geïnvesteerd kan worden in stabilisatie op meerdere leefgebieden.