ECLI:NL:RBROT:2023:11899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
10-069021-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in zorginstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op haar kamer in zorginstelling Pameijer brand heeft gesticht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 11 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft ook de ernst van de brandstichting en de impact op de medebewoners en het personeel van de zorginstelling meegewogen. De verdachte heeft bekend de brand te hebben gesticht, maar de rechtbank heeft niet bewezen geacht dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, gezien haar psychische kwetsbaarheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-069021-23
Datum uitspraak: 8 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte brand heeft gesticht in haar slaapkamer op de eerste etage van een locatie van zorginstelling [instelling01] en dat daarvan gemeen gevaar voor goederen waaronder belendende percelen en levensgevaar voor anderen te duchten was. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft bekend opzettelijk brand te hebben gesticht door haar dekbed met een aansteker in brand te steken. Hierbij was gemeen gevaar voor goederen, onder meer voor belendende percelen te duchten. Uit het dossier volgt dat de eerste etage is geëvacueerd nadat het brandalarm was afgegaan en dat de brandweer de brand heeft geblust. Uit de verklaring van de begeleider [naam01] volgt verder dat alle bewoners zijn geëvacueerd. De verdachte heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat in de kamer naast haar een man woonde die na de brandstichting uit zijn kamer is gehaald. Verder bevinden zich foto’s van de kamer van de verdachte in het dossier. Het levensgevaar was ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 9 maart 2023 in haar kamer in zorginstelling [instelling01] , locatie [adres02] te [plaats01] , met een aansteker een dekbed in brand heeft gestoken en dat dit tot gevolg heeft gehad dat schade is ontstaan aan de kamer en een zich daarin bevindend matras
.De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij dit heeft gedaan, omdat er in de zorginstelling niet naar haar werd geluisterd, ondanks dat zij haar zorgen had geuit over de slechte behandeling van bewoners in de zorginstelling. De ter plaatste gekomen verbalisanten hebben geconstateerd dat de binnenzijde van de kamer zwart gekleurd was van de brand en dat het matras op het bed bijna volledig was afgebrand. Op basis van foto’s die zich in het dossier bevinden, kan daarnaast worden vastgesteld dat zich in de kamer van verdachte veel goederen bevonden in de directe nabijheid van de resten van het verbrande dekbed, waaronder gordijnen. De brand had op deze goederen kunnen overslaan. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het dossier bevat geen feiten en omstandigheden op basis waarvan kan worden gesteld dat sprake was van gemeen gevaar voor belendende ruimten. De enkele verklaring van aangeefster dat de omliggende kamers rookschade hebben opgelopen is daartoe onvoldoende. Forensisch onderzoek dan wel een rapport van de brandweer ontbreekt.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. De brand heeft zich weliswaar voorgedaan in een kamer in een zorginstelling, maar dit enkele feit brengt nog niet met zich mee dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen voorzienbaar was. Onduidelijk is in hoeverre personen die ten tijde van de brand aanwezig waren op de afdeling, waaronder de door de verdachte ter zitting genoemde medebewoner, mogelijk gevaar hebben gelopen door het handelen van verdachte op haar kamer. Dat de afdeling is geëvacueerd en dat er volgens aangeefster sprake zou zijn van rookschade in de omliggende kamers acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Forensisch onderzoek dan wel een rapport van de brandweer ontbreekt. De verdachte zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, in die zin dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 9 maart 2023 te [plaats01]
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in zorginstelling [instelling01] locatie [adres02] te [plaats01] ,
door in die kamer open vuur in aanraking te brengen met een hoeveelheid textiel op een bed
ten gevolge waarvan dat textiel op dat bed gedeeltelijk is verbrand
en daarvan gemeen gevaar voor een kamer, in elk gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte woonde in een zorginstelling van [instelling01] . De verdachte heeft brand gesticht op haar kamer, waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Brandstichting is een ernstig misdrijf, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare en zeer gevaarzettende situaties kunnen ontstaan. Met name ook daardoor veroorzaakt dit feit gevoelens van angst, onveiligheid en onrust, niet alleen bij de kwetsbare bewoners van de zorginstelling, bij wie sprake is van psychische problemen en een verstandelijke beperking, en bij de personeelsleden van die instelling, maar ook meer in het algemeen in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Klinisch psycholoog [naam02] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 juli 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een andere gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken en van zwakbegaafdheid. Deze psychische stoornissen waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde actueel en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed.
Op basis van de combinatie van de persoonlijkheidsstoornis met de zwakbegaafdheid is de verdachte psychisch kwetsbaar en neigt zij naar somberheid, agitatie, verwardheid en achterdocht. Zij heeft hierbij ook in mindere mate haar impulsen en emoties kunnen reguleren en dit heeft geleid tot acting out gedrag in de vorm van brandstichting. Het staken van de medicatie heeft de verdachte uit vrije wil gedaan en er is een verband met het acting out gedrag (de brandstichting). Het staken van medicatie heeft het acting out gedrag gefaciliteerd, maar vanwege de psychische kwetsbaarheid zal ook met het gebruik van medicatie de neiging tot acting out gedrag bestaan. Op basis van de psychische kwetsbaarheid en de acting out heeft de verdachte haar wil en gedrag niet geheel in vrijheid kunnen bepalen en daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als hoog beoordeeld. Er zijn geen beschermende functies in de persoonlijkheid of het functioneren. De verdachte wordt in staat gesteld om hulpverlening, medicatie en toezicht te krijgen. Als gevolg hiervan zal zij psychisch minder kwetsbaar worden en dit kan het recidiverisico verlagen.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt wordt geadviseerd dat de verdachte na detentie klinisch wordt behandeld binnen de forensische psychiatrie om verder te worden ingesteld op medicatie en om vaardigheden te leren om stresserende gebeurtenissen te hanteren. Wanneer de verdachte psychisch stabiel is en goed is ingesteld op medicatie, kan er een traject van resocialisatie plaatsvinden.
Naar verwachting is de verdachte niet in staat tot zelfstandig functioneren en zal zij bij de resocialisatie in een beschermde woonvorm geplaatst moeten worden. Hier kan zij de nodige sturing, structuur en ondersteuning krijgen. Na de klinische fase (en wanneer de verdachte in de beschermde woonvorm verblijft) kan de behandeling poliklinisch worden voortgezet door een FACT-team van de GGZ.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt wordt geadviseerd om bovengenoemde interventies te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Een verplicht contact met de Reclassering kan dienen om toe te zien op de uitvoer van de interventies en op het voorkomen van recidive.
Psychiater [naam03] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 juni 2023. Dit rapport komt ten aanzien van de diagnostiek en het advies overeen met het rapport van de psycholoog met dien verstande dat de rapporteur komt tot het advies om het ten laste gelegde in een (sterk) verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen (indien dit bewezen wordt geacht). Geadviseerd wordt om betrokkene als bijzondere voorwaarde bij een
voorwaardelijk strafdeel te plaatsen in een forensische kliniek en vervolgens in een beschermde woonvorm met 24 uurs toezicht. Andere voorwaarden zouden medicatie inname, dagstructuur en abstinentie van alcohol kunnen zijn. Reclassering zou toezicht op de uitvoering daarvan kunnen houden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
23 augustus 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering ondersteunt het advies van het NIFP. De reclassering plaatst wel enige vraagtekens bij het voorgestelde zorgtraject als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering vraagt zich af of dit juridische kader
voldoende beschouwd kan worden als een stevige stok achter de deur. Bovendien is de verwachting dat de verdachte op basis van haar gedragingen zeer moeilijk plaatsbaar zal zijn in een kliniek of beschermde woonvorm. De reclassering heeft in dit stadium van het onderzoek – gelet op het korte tijdsbestek tussen de aanvraag van dit reclasseringsrapport en de zittingsdatum – niet concreet kunnen krijgen waar de verdachte mogelijk klinisch kan worden opgenomen. De afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg en Divisie Individuele Zaken was niet in staat om dit binnen korte termijn te realiseren. Daarmee kan de reclassering de rechtbank ook niet concreet informeren over de start en duur van de klinische behandeling.
Een langere duur van de klinische behandeling is wenselijk gelet op de vele zorgen bij de verdachte, het problematische gedrag dat zich blijft voordoen en het (on)vermogen van de verdachte om haar leven zelfstandig in te richten. Het is zeer onwenselijk dat de verdachte het PPC verlaat zonder dat duidelijk is waar zij klinisch geplaatst kan worden.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld/hoog.
De reclassering adviseert de rechtbank om in geval van een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname in een zorginstelling (met daarbij de mogelijkheid tot inname van medicatie) en daarop aansluitend het verblijf in een beschermde woonvorm met 24-uurs toezicht (met daarbij eveneens de mogelijkheid tot inname van medicatie). Verder adviseert de reclassering om een proeftijd van drie jaar op te leggen zodat er voor langere duur geïnvesteerd kan worden in stabilisatie op meerdere leefgebieden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee zij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van te duchten levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat pas kort voor de zitting een klinische indicatiestelling is aangevraagd. Er zijn naar verwachting ongeveer drie maanden nodig om de verdachte toe te leiden naar een passende kliniek. Zij heeft hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de strafeis. De verdediging heeft verzocht om de verdachte gelet op deze omissie na vonnis nog maximaal twee maanden gedetineerd te laten zitten. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding voor gelet op de ernst van het feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd, met dien verstande dat de rechtbank ten aanzien van de klinische opname een maximale opnameduur van zes maanden zal stellen. Indien nodig kan bij de rechtbank een verzoek worden ingediend tot wijziging van de voorwaarden, bijvoorbeeld in de vorm van een langere klinische behandeling. Voorts zal de rechtbank gelet op het advies van de psycholoog en psychiater - ondanks dat dit niet door de reclassering is geadviseerd - als bijzondere voorwaarde stellen dat de behandeling na de klinische fase (en wanneer de verdachte in de beschermde woonvorm verblijft) poliklinisch kan worden voortgezet door een FACT-team van de GGZ.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Overeenkomstig het advies van de reclassering en de eis van de officier van justitie, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar van belang zodat gedurende een langere periode vinger aan de pols kan worden gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. Hiervoor zal maatwerk moeten worden geleverd, omdat de verwachting van de reclassering is dat de veroordeelde niet in staat is om op locatie van de reclassering te verschijnen. De reclassering zal voor de eerste afspraak contact opnemen met de veroordeelde;
- de veroordeelde zal zich klinisch laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start gedurende de proeftijd zodra er een behandelplaats beschikbaar is en duurt maximaal zes maanden.
De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling voor de behandeling geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- de behandeling kan na de klinische fase (en wanneer de veroordeelde verblijft in de beschermde woonvorm als hieronder bedoeld) gedurende de proeftijd poliklinisch worden voortgezet door een FACT-team van de GGZ, zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt.
De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- de veroordeelde zal – aansluitend op de klinische opname – verblijven in een beschermde woonvorm met 24-uurs toezicht, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf start gedurende de proeftijd zodra er een locatie beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
zij op of omstreeks 9 maart 2023 te [plaats01]
opzettelijk
brand heeft gesticht in een kamer in zorginstelling [instelling01] locatie [adres02] te [plaats01] ,
door in die kamer open vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met een hoeveelheid textiel op een bed, althans enig in die kamer aanwezig brandbaar materiaal
ten gevolge waarvan dat textiel/dat brandbaar materiaal op dat bed geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer (belendende/andere) kamer(s)/ruimte(n), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of voorwerpen te duchten was
en/of levensgevaar voor een ander en/of anderen, namelijk de medebewoners en/of medewerkers van die zorginstelling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
zij op of omstreeks 9 maart 2023 te [plaats01]
opzettelijk en wederrechtelijk de kamer van verdachte in zorginstelling [instelling01] en/of voorwerpen op die kamer, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die zorginstelling, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.