ECLI:NL:RBROT:2023:11898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
10750063 VV EXPL 23-510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst en proceskosten

In deze zaak, die op 17 november 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser [eiser01] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [gedaagde01], die handelt onder de naam [horecagelegenheid01]. Eiser vorderde betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Eiser stelt dat hij op 8 mei 2023 in dienst is getreden bij gedaagde voor 32 uur per week tegen een netto uurloon van € 8,00. Hij heeft in totaal 579,2 uur gewerkt, maar heeft slechts € 1.850,00 aan loon ontvangen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser geen recht heeft op loon omdat hij in ruil voor onderdak schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2023 was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, mr. M.A.K. Rahman, en een tolk. Gedaagde was ook aanwezig, vergezeld door zijn vader. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vordering te onderbouwen. Het door eiser overgelegde overzicht van gewerkte uren was niet door gedaagde ondertekend en er was onduidelijkheid over de betaling van het loon. De kantonrechter oordeelde dat de eis van eiser in een bodemprocedure niet voldoende kans van slagen had om in kort geding toegewezen te worden.

Daarom heeft de kantonrechter de eisen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 50,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.M. van Kalmthout in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10750063 VV EXPL 23-510
datum uitspraak: 17 november 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.A.K. Rahman,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[horecagelegenheid01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ of ‘ [horecagelegenheid01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 19 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 3 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiser01] aanwezig, met [naam01] (tolk Marokkaans) en bijgestaan door zijn gemachtigde. Daarnaast was [gedaagde01] met zijn vader aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser01] stelt dat hij op 8 mei 2023 voor onbepaalde tijd bij [gedaagde01] in dienst is getreden voor 32 uur per week, tegen een netto uurloon van € 8,00. [eiser01] had de functie van allround medewerker. Hij bereidde maaltijden voor, bezorgde maaltijden en maakte schoon. [gedaagde01] zou het loon om de twee maanden aan [eiser01] uitbetalen. Uiteindelijk heeft [eiser01] in de maanden mei, juni en juli in totaal 579,2 uur gewerkt. [gedaagde01] heeft [eiser01] echter slechts een bedrag van € 1.850,00 netto aan loon betaald. [eiser01] eist daarom (na eisvermindering tijdens de mondelinge behandeling) het bruto-equivalent van een bedrag van (579 x 8 - 1850) € 2.782,00 netto aan achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging. [eiser01] eist verder betaling van de vakantietoeslag, een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [gedaagde01] is het hier niet mee eens. De kantonrechter wijst de eisen van [eiser01] af. Hieronder licht zij dat toe.
Beoordelingskader in kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
2.3.
De eis in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser01] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een loonvordering die naar zijn aard een spoedeisend karakter heeft.
De kantonrechter kan in dit kort geding niet vaststellen of [eiser01] (nog) aanspraak heeft op loon
2.4.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser01] een overzicht overgelegd van de dagen en het aantal uur dat hij voor [gedaagde01] heeft gewerkt. Ook heeft [eiser01] foto’s overgelegd waaruit blijkt dat hij op 30 juni 2023 en op 2 juli 2023 maaltijden heeft bezorgd voor [horecagelegenheid01] . [eiser01] heeft nooit loonstroken ontvangen.
2.5.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [eiser01] (bijna twee weken) bij [gedaagde01] heeft geslapen omdat hij geen onderdak had. In ruil daarvoor maakte [eiser01] schoon. [gedaagde01] was [eiser01] dan ook geen loon verschuldigd. [gedaagde01] betwist dat hij een bedrag van € 1.850,00 in contanten aan loon aan [eiser01] heeft betaald. [gedaagde01] erkent wel dat [eiser01] een weekend maaltijden heeft bezorgd voor [horecagelegenheid01] . Daar wilde [gedaagde01] [eiser01] ook voor betalen, maar [eiser01] beschikt(e) niet over een tewerkstellingsvergunning. Betaling was hierdoor niet mogelijk. [gedaagde01] was bezig deze vergunning voor [eiser01] te regelen. [eiser01] werkte hier echter niet mee.
2.6.
Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter als volgt. Het door [eiser01] overgelegde overzicht is door hem zelf opgesteld en niet door [gedaagde01] voor akkoord ondertekend. Weliswaar heeft [gedaagde01] erkend dat [eiser01] enige werkzaamheden heeft verricht, maar nu [eiser01] zelf heeft gesteld voor zijn werkzaamheden al € 1.850,- netto te hebben ontvangen, is op dit niet duidelijk of nog een door [gedaagde01] aan [eiser01] te betalen bedrag resteert. Om dat te kunnen beoordelen zal – na bewijslevering – vastgesteld moeten worden of en zo ja hoeveel uren [eiser01] in het kader van een arbeidsovereenkomst voor [gedaagde01] heeft gewerkt en in hoeverre dit het al door hem ontvangen bedrag overstijgt. In het kader van dit kort geding is geen ruimte voor nadere bewijslevering. Daarom kan op dit moment niet worden geoordeeld dat de eis van [eiser01] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. Dit betekent dat de eis van [eiser01] wordt afgewezen. Hetzelfde geldt voor de nevenvorderingen.
Proceskosten
2.7.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag ambtshalve vast op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten, omdat [gedaagde01] op de mondelinge behandeling is verschenen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van [eiser01] af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
54214