ECLI:NL:RBROT:2023:1189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/2125
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage op grond van de AVG en strijd met het motiveringsbeginsel

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verzoek om inzage op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) ingediend bij de Minister van Financiën. Het verzoek werd aanvankelijk afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank heeft in een eerdere uitspraak het besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit heeft verweerder een overzicht van verwerkte persoonsgegevens verstrekt, maar eiser stelt dat dit niet volledig is. De rechtbank heeft de zaak op 13 januari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en mr. E.J.P. Nevens. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft voldaan aan het verzoek van eiser, omdat de zoekslag naar persoonsgegevens te beperkt was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook andere systemen en documenten betrokken moeten worden. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. G.A. Soebhag),
en

de Minister van Financiën, verweerder,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder een verzoek van eiser om inzage op grond van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) afgewezen.
Bij besluit van 4 februari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser het beroep met zaaknummer 20/1419 ingesteld, dat op 23 december 2021 ter zitting is behandeld.
Bij uitspraak van 3 februari 2022 (20/1419) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 februari 2020 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van die uitspraak.
Bij besluit van 24 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar beslist. Verweerder heeft hierbij een overzicht verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. E.J.P. Nevens.

Overwegingen

1. Voor de voorgeschiedenis van deze zaak verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 3 februari 2022.
2. Verweerder heeft overwogen dat ten aanzien van de periode tot en met 2 januari 2018 reeds aan het verzoek is voldaan met een besluit van 2 maart 2018 door inzage te verstrekken in de gegevensverwerking. Ten aanzien van de periode van 2 januari 2018 tot en met 14 maart 2022 heeft verweerder in zijn algemeenheid aangegeven welke persoonsgegevens door de Belastingdienst worden verwerkt, verwezen naar belastingdienst.nl/privacy, “Mijn Belastingdienst” en “Mijn Toeslagen” voor een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens, aangegeven waarom persoonsgegevens worden verwerkt, aangegeven hoe aan persoonsgegevens wordt gekomen, aangegeven met wie de persoonsgegevens worden gedeeld, aangegeven hoe lang de persoonsgegevens worden bewaard en informatie over geautomatiseerde besluitvorming gegeven. Verweerder heeft in zijn algemeenheid verwezen naar artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid en artikel 23 van de AVG (en het gelijkluidende artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG)), voor het mogelijk niet verstrekken van gegevens. Verweerder heeft een weergave van de meest verwerkte persoonsgegevens van eiser verstrekt zoals die voorkomen in het meest algemene systeem ‘KRB’.
3. Voor de wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet volledig aan zijn AVG-verzoek heeft voldaan. Verweerder moet een overzicht verstrekken van al zijn persoonsgegevens en daarbij vermelden waarom, wanneer en op welke wettelijke basis persoonsgegevens zijn verwerkt en met wie deze zijn gedeeld. Eiser verzoekt de rechtbank om aan verweerder een dwangsom op te leggen van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 1.000.000,- om aan zijn verzoek te voldoen.
4.1.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat zijn zoekslag heeft bestaan uit het zoeken naar persoonsgegevens van eiser in het meest algemene belastingsysteem, het KRB. In andere systemen is niet gezocht, omdat er volgens verweerder te veel systemen zijn en dit daarom onevenredig bezwarend zou zijn. Ook heeft verweerder ter zitting een bij eiser bekende inventarislijst overgelegd van stukken die onder geheimhouding in een andere beroepsprocedure van eiser aan de rechtbank zijn overgelegd. Uit deze lijst blijkt dat deze stukken bestaan uit: bankafschriften van eiser, bankafschriften van derden waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen, overeenkomsten en processen-verbaal ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen en interne en externe e-mailwisselingen waarin strategische informatie omtrent de strafrechtelijke en fiscale behandeling van eiser en persoonsgegevens van eiser worden vermeld.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het bestreden besluit in samenhang met de ter zitting gegeven toelichting, niet aan het verzoek van eiser heeft voldaan. Verweerder kan niet volstaan met het enkel verrichten van een zoekslag in het meest algemene systeem. Het niet nader onderbouwde standpunt dat er te veel systemen zijn, is een onvoldoende motivering om met deze beperkte zoekslag te kunnen volstaan. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt dat een ruimere zoekslag dan is verricht een onevenredig grote inspanning vergt. Voor de omvang van die inspanning is overigens van belang dat verweerder het verzoek van eiser al heeft beperkt tot een bepaalde periode, namelijk 2 januari 2018 tot en met 14 maart 2022. Verder blijkt uit de ter zitting overgelegde inventarislijst dat er buiten het doorzochte systeem bij verweerder stukken aanwezig zijn waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen. Deze stukken zijn door verweerder in de besluitvorming niet betrokken. De algemene verwijzing van verweerder naar uitzonderingsgronden in de AVG is zonder een op deze stukken toegespitste motivering onvoldoende om geen inzage te geven in de in die stukken vermelde persoonsgegevens. Bovendien heeft verweerder die stukken niet met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in deze procedure ingebracht, zodat de rechtbank ook niet kan nagaan of terecht een beroep is gedaan op de uitzonderingsgronden.
Verder kan verweerder niet volstaan met een opsomming van aangetroffen persoonsgegevens zonder in te gaan op de door eiser in zijn verzoek gestelde vragen wat het doel is van het gebruik, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt en wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is. De inzage moet eiser immers op grond van artikel 15 van de AVG in staat stellen de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren. Met een enkele opsomming van de aangetroffen persoonsgegevens is eiser daartoe niet in staat. De toelichting van verweerder hoe bij de Belastingdienst in het algemeen wordt omgegaan met persoonsgegevens, volstaat niet omdat daarmee geen inzicht wordt gegeven in hoe met de concrete persoonsgegevens van eiser is omgegaan.
5. Het bestreden besluit komt daarom wegens strijd met het motiveringsbeginsel voor vernietiging in aanmerking. Verweerder moet alsnog een zoekslag verrichten naar de aanwezigheid van persoonsgegevens van eiser in de applicaties en systemen die de Belastingdienst gebruikt of voldoende motiveren waarom dit een onevenredige inspanning vraagt. Verweerder moet hierbij ook expliciet de stukken zoals vermeld in de ter zitting overgelegde inventarislijst en eventuele andere stukken waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen betrekken, en indien van toepassing toelichten waarom deze stukken onder de weigeringsgronden vallen. Verder zal verweerder wat betreft verstrekte of nog te verstrekken persoonsgegevens eiser in staat moeten stellen om de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren door antwoord te geven op de vragen wat het doel is van het gebruik, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt en wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is.
6. Eiser heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting laten weten getuigen te zullen oproepen. Van die getuigen is alleen de gemachtigde van verweerder, [naam gemachtigde] , verschenen. Eiser heeft de rechtbank niet verzocht de andere getuigen alsnog op te roepen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gemachtigde van verweerder,
[naam gemachtigde] , als getuige te horen, omdat dit redelijkerwijs niet aan de beoordeling van de zaak kan bijdragen. Om dezelfde reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de andere door eiser opgeroepen getuigen alsnog op te roepen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank acht het toepassen van een bestuurlijke lus niet efficiënt, omdat dit er naar verwachting niet voor zal zorgen dat de besluitvorming sneller gaat. De rechtbank zal voor het door verweerder te nemen nieuwe besluit een termijn van zes weken stellen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan de door eiser gevraagde dwangsom te verbinden, omdat er geen reden is te veronderstellen dat verweerder niet aan de opdracht zal voldoen. Bovendien heeft eiser de mogelijkheid om verweerder bij niet tijdige besluitvorming in gebreke te stellen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wet- en regelgeving

De Algemene verordening gegevensbescherming luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 13
Te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld
(…)
4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing wanneer en voor zover de betrokkene reeds over de informatie beschikt.
Artikel 14
Te verstrekken informatie wanneer de persoonsgegevens niet van de betrokkene zijn verkregen
(…)
5. De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing wanneer en voor zover:
a) de betrokkene reeds over de informatie beschikt;
(…)
Artikel 15
Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
(…)
Artikel 23
Beperkingen
1. De reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34, alsmede in artikel 5 kan, voor zover de bepalingen van die artikelen overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 20, worden beperkt door middel van Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing zijn, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:
(…)
d) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
(…)
i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
(…)