4.2.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het bestreden besluit in samenhang met de ter zitting gegeven toelichting, niet aan het verzoek van eiser heeft voldaan. Verweerder kan niet volstaan met het enkel verrichten van een zoekslag in het meest algemene systeem. Het niet nader onderbouwde standpunt dat er te veel systemen zijn, is een onvoldoende motivering om met deze beperkte zoekslag te kunnen volstaan. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt dat een ruimere zoekslag dan is verricht een onevenredig grote inspanning vergt. Voor de omvang van die inspanning is overigens van belang dat verweerder het verzoek van eiser al heeft beperkt tot een bepaalde periode, namelijk 2 januari 2018 tot en met 14 maart 2022. Verder blijkt uit de ter zitting overgelegde inventarislijst dat er buiten het doorzochte systeem bij verweerder stukken aanwezig zijn waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen. Deze stukken zijn door verweerder in de besluitvorming niet betrokken. De algemene verwijzing van verweerder naar uitzonderingsgronden in de AVG is zonder een op deze stukken toegespitste motivering onvoldoende om geen inzage te geven in de in die stukken vermelde persoonsgegevens. Bovendien heeft verweerder die stukken niet met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in deze procedure ingebracht, zodat de rechtbank ook niet kan nagaan of terecht een beroep is gedaan op de uitzonderingsgronden.
Verder kan verweerder niet volstaan met een opsomming van aangetroffen persoonsgegevens zonder in te gaan op de door eiser in zijn verzoek gestelde vragen wat het doel is van het gebruik, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt en wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is. De inzage moet eiser immers op grond van artikel 15 van de AVG in staat stellen de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren. Met een enkele opsomming van de aangetroffen persoonsgegevens is eiser daartoe niet in staat. De toelichting van verweerder hoe bij de Belastingdienst in het algemeen wordt omgegaan met persoonsgegevens, volstaat niet omdat daarmee geen inzicht wordt gegeven in hoe met de concrete persoonsgegevens van eiser is omgegaan.
5. Het bestreden besluit komt daarom wegens strijd met het motiveringsbeginsel voor vernietiging in aanmerking. Verweerder moet alsnog een zoekslag verrichten naar de aanwezigheid van persoonsgegevens van eiser in de applicaties en systemen die de Belastingdienst gebruikt of voldoende motiveren waarom dit een onevenredige inspanning vraagt. Verweerder moet hierbij ook expliciet de stukken zoals vermeld in de ter zitting overgelegde inventarislijst en eventuele andere stukken waarin de persoonsgegevens van eiser voorkomen betrekken, en indien van toepassing toelichten waarom deze stukken onder de weigeringsgronden vallen. Verder zal verweerder wat betreft verstrekte of nog te verstrekken persoonsgegevens eiser in staat moeten stellen om de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren door antwoord te geven op de vragen wat het doel is van het gebruik, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt en wat de herkomst is van de gegevens, als deze bekend is.
6. Eiser heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting laten weten getuigen te zullen oproepen. Van die getuigen is alleen de gemachtigde van verweerder, [naam gemachtigde] , verschenen. Eiser heeft de rechtbank niet verzocht de andere getuigen alsnog op te roepen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gemachtigde van verweerder,
[naam gemachtigde] , als getuige te horen, omdat dit redelijkerwijs niet aan de beoordeling van de zaak kan bijdragen. Om dezelfde reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de andere door eiser opgeroepen getuigen alsnog op te roepen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank acht het toepassen van een bestuurlijke lus niet efficiënt, omdat dit er naar verwachting niet voor zal zorgen dat de besluitvorming sneller gaat. De rechtbank zal voor het door verweerder te nemen nieuwe besluit een termijn van zes weken stellen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan de door eiser gevraagde dwangsom te verbinden, omdat er geen reden is te veronderstellen dat verweerder niet aan de opdracht zal voldoen. Bovendien heeft eiser de mogelijkheid om verweerder bij niet tijdige besluitvorming in gebreke te stellen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).