ECLI:NL:RBROT:2023:11878

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/10/667837 / KG ZA 23-968
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen inzake inzage in stukken en herstelwerkzaamheden in kort geding tussen eisers en Krijgsman Bouw B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen Krijgsman Bouw B.V. De eisers vorderden onder andere inzage in bepaalde stukken, medewerking aan het finaliseren van een rapport van een deskundige, en de uitvoering van herstelwerkzaamheden. De rechtbank heeft op 14 december 2023 geoordeeld dat de vorderingen van eisers worden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij een rechtmatig belang hebben bij de gevorderde inzage in stukken. Ook is niet aangetoond dat partijen een derde als bindend adviseur hebben ingeschakeld, waardoor de grondslag voor medewerking aan het finaliseren van het rapport ontbreekt. Daarnaast is de vordering tot herstelwerkzaamheden afgewezen, omdat onduidelijk is of er nog werkzaamheden moeten worden verricht en op welke wijze deze zouden moeten worden uitgevoerd. Krijgsman Bouw heeft zich bovendien succesvol beroepen op opschorting van de werkzaamheden, omdat eisers een factuur van Krijgsman Bouw nog niet hadden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten voor de eisers toegewezen, die in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/667837 / KG ZA 23-968
Vonnis in kort geding van 14 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Dordrecht,
2.
[eiser 2],
wonende te Dordrecht,
eisers,
advocaat mr. D.A. Siddiqui te Rotterdam,
tegen
KRIJGSMAN BOUW B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. L.P. Quist te Dordrecht.
Eisers worden hierna gezamenlijk [eisende partij] en afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] genoemd. Gedaagde wordt Krijgsman Bouw genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
[eisende partij] stelt diverse vorderingen in met betrekking tot inzage in stukken, tot het meewerken aan het finaliseren van het rapport van de deskundige en tot het herstellen van gebreken. Deze vorderingen worden afgewezen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eisende partij] een rechtmatig belang heeft bij inzage in de gevorderde stukken. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat partijen [naam 4] hebben ingeschakeld als bindend adviseur, waardoor de grondslag tot het meewerken aan het finaliseren van het rapport ontbreekt. De veroordeling tot het verrichten van herstelwerkzaamheden wordt afgewezen, omdat niet duidelijk is of er nog werkzaamheden moeten worden verricht en zo ja, welke en op welke manier die werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Bovendien slaagt het beroep van Krijgsman Bouw op opschorting.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2023, met producties 1 tot en met 28;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 22;
  • producties 29 tot en met 34 van [eisende partij];
  • de pleitnota van [eisende partij];
  • de pleitnota van Krijgsman Bouw.
2.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 30 november 2023.

3.De feiten

3.1.
In 2018 heeft [eisende partij] een monumentaal pand in Dordrecht gekocht.
3.2.
Op 30 januari 2020 hebben [eisende partij] en Krijgsman Bouw een overeenkomst van aanneming gesloten. Op deze overeenkomst zijn de UAV 2012 van toepassing. Krijgsman Bouw heeft vanaf april 2020 werkzaamheden verricht in het pand.
3.3.
Op 13 juni 2021 stuurt [eiser 2] twee e-mails aan de bestuurder van Krijgsman Bouw, [naam 1] (hierna: [naam 1]), waarin zij schrijft:
Om 12:03 uur
“(..) Vrijdag hebben we elkaar gesproken over de afronding van de 1e fase van de verbouwing aan de Buiten Walevest.(..)”
Om 12:28 uur
“(..)Woensdag lopen [eiser 1] en ik met [naam 2] een ronde om de werkzaamheden voor de 1e etage door te nemen en de laatste puntje voor het einde van de oplevering te bespreken. Wij kunnen er aan het einde van de werkzaamheden niet zijn dus vertrouwen wij er op dat alles wordt afgerond zoals besproken.
Gisteren hebben wij een ronde gelopen en ik zet de punten die ons zijn opgevallen even op een rijtje. Een deel hiervan is al besproken met [naam 2].(..)”
3.4.
Op 18 juni 2021 reageert [naam 1] op de e-mails van [eiser 2] en schrijft hij dat hij voor de afronding van de werkzaamheden van fase 1 een actielijst heeft opgesteld.
3.5.
Op 22 juni 2021 stuurt [eiser 2] de volgende e-mail aan [naam 1]:
“Beste [naam 1],
Onderstaande aanpak voor fase 1 is akkoord. We zullen de posten terugzien op de [eindafrekening]. Nico is vorige week geweest voor de opname van het werk voor de 1e etage.(..)”
3.6.
Op 26 oktober 2022 stuurt [eiser 2] een e-mail aan Krijgsman Bouw waarin zij puntsgewijs aangeeft niet tevreden te zijn over de uitgevoerde werkzaamheden.
3.7.
Op 16 februari 2023 stuurt [eisende partij] een ingebrekestelling aan Krijgsman Bouw. [eisende partij] stelt dat de werkzaamheden van Krijgsman Bouw gebrekkig zijn uitgevoerd. Dit geldt voor het dak, het houtrot, de gevel en gevelreiniging. Daarnaast schrijft [eisende partij] dat zij niet kan controleren hoe de posten voor het meer- en minderwerk tot stand zijn gekomen en verzoekt Krijgsman Bouw om dit nader toe te lichten aan de hand van facturen. Zo nodig sommeert [eisende partij] Krijgsman Bouw om inzage te verschaffen in de verantwoording van alle posten en de daarmee gepaard gaande facturen.
3.8.
Op 6 maart 2023 vindt er naar aanleiding van de ingebrekestelling een gesprek plaats tussen [eisende partij], [naam 1] en de bedrijfsleider van Krijgsman Bouw ([naam 3], hierna: ‘[naam 3]’). Partijen spreken onder andere af om een bouwkundige keuring aan te vragen.
3.9.
Op 10 maart 2023 stuurt [eiser 2] een e-mail aan Krijgsman Bouw, waarin zij schrijft:
“(..) Verder hebben we contact gehad met de bouwkundig expert, [naam 4]. Hij is lid van de NRBI. Is een keer eerder bij ons geweest. Als jullie akkoord gaan met zijn rol als expert dan is hij bereid om samen met jullie de inspectieronde te doen. Vanuit onze zijde zal [naam 5] dan meelopen. Dan zijn er alleen mensen met een bouwkundige achtergrond aanwezig en is er geen “ruis en emotie” van onze zijde. Kunnen jullie ook sneller door de materie heen denk ik.
Hij kan [op] zijn vroegst op 12 mei. Ik heb hem gevraagd deze datum alvast te reserveren.
Belangrijk is wel dat we ons allemaal conformeren aan de uitkomsten van het rapport anders heeft het denk ik weinig zin.(..)”
3.10.
Op 28 maart 2023 stuurt [naam 3] van Krijgsman Bouw een e-mail met de volgende tekst aan [eiser 2]:
“(..) Voor wat betreft voorstel voor bouwkundig expert [naam 4] het volgende:
Jullie voorstel om [naam 4] te betrekken als onafhankelijk beoordelaar van het werk hebben we overwogen.
Hij is zoals jullie aangeven op de hoogte van problematiek en volgens jullie objectief.
Tevens gaven jullie aan dat het niet jullie voorkeur is, vanwege de tijd, een andere beoordelaar te
overwegen. Dat begrijpen we.
Voor ons speelt mee dat voor beide partijen een goed gevoel moet zijn bij de vaststelling van
onafhankelijk derde. Dat voor ons nog wat lastig omdat we hem niet kennen, maar gaan ervan uit van jullie voorstel een goede partij te hebben betrokken in deze en vinden ook jullie voorkeur van belang.
Wij vinden belangrijk dat beoordelaar eerlijke afweging maakt, rekening houdend met bouwproces en beider belangen.
Uitganspunt is wat ons betreft dat we er allebei een goed gevoel bij hebben/houden en
oplossingsgericht werken.
We gaan daarom positief in op jullie voorstel om samen met [naam 4] ronde te doen en hoeft [naam 6] in de ronde niet betrokken te worden.”
3.11.
Op 5 april 2023 verzoekt [eisende partij] Krijgsman Bouw wederom om inzage te verlenen, nu in de bestekswijzigingen, meer- en minderwerk, verwerkte hoeveelheden, de stelposten, de facturen en de betaalbewijzen.
3.12.
Op 1 mei 2023 stuurt [naam 4] de volgende opdrachtbevestiging aan [eisende partij] en Krijgsman Bouw:
“Geachte [naam 3], [naam 7],
Hierbij doen wij u de gevraagde offerte/ kosten toekomen zoals door u gevraagd in het teams overleg d.d. 21-04-2023 jl.
Voor dit soort opdrachten/ werkzaamheden kunnen wij geen offerte opmaken.
Locatie: [adres]
Betreft: Opname / rapportage / overleg / nacontrole
Kosten:
De kosten die wij hiervoor hanteren op basis van regie zijn:
(..)
De kostenverdeling zal dan 50/50 door u als partijen worden gedeeld.
Erop vertrouwende u allen hierbij voldoende te hebben geïnformeerd zien wij de reactie / bevestiging van kosten met positieve belangstelling tegemoet.
Mochten er nog vragen / opmerkingen zijn naar aanleiding van bovenstaand dan horen wij dat nog graag.”
3.13.
Op 12 mei 2023 verstrekt de door partijen ingeschakelde deskundige [naam 4] zijn concept rapport. Krijgsman Bouw heeft dit concept becommentarieerd. Op 5 september 2023 verstrekt [naam 4] een tweede versie van het rapport aan partijen. [naam 4] concludeert dat onder andere ten aanzien van vijf onderdelen (dakwerken, plat dak, betimmeringen, gevels en serre) punten moeten worden hersteld, zodat er een goede eindopname/oplevering kan worden uitgevoerd. Volgens [naam 4] voldoet het werk niet aan de eis van goed en deugdelijk werk.
3.14.
Op 19 juli 2023 stuurt Krijgsman Bouw een factuur van € 29.469,40 (inclusief btw) aan [eisende partij] De werkzaamheden zijn omschreven als leveren van afvalcontainers, extra uitgevoerde werkzaamheden en restant termijn. De factuur vermeldt een betaaltermijn van veertien dagen.
3.15.
Op 19 september 2023 sommeert [eisende partij] Krijgsman Bouw onder andere om tot herstel van het sleutelplan en van de brandcompartimentering over te gaan. Op 22 september 2023 sommeert [eisende partij] Krijgsman Bouw om de door [naam 4] geconstateerde gebreken te herstellen onder de voorwaarden dat Krijgsman Bouw eerst een plan van aanpak opstelt met een indicatie van de wijze waarop herstel zal plaatsvinden en dat dit plan van aanpak ter advies wordt voorgelegd aan [naam 4]. [eisende partij] schrijft ook in de brief dat partijen zich moeten inspannen om [naam 4] te voorzien van de nog ontbrekende informatie ten behoeve van het finaliseren van het rapport, dat de openstaande punten op de werklijst afgehandeld moeten worden en dat het sleutelplan gecorrigeerd moet worden.
3.16.
Op 11 oktober 2023 stuurt Krijgsman Bouw een Plan van Aanpak met betrekking tot door haar uit te voeren herstelwerkzaamheden.
3.17.
Krijgsman Bouw heeft de rapportage van [naam 4] van 5 september 2023 laten beoordelen door TOP Expertise en Vebidak.

4.Het geschil

4.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • Krijgsman Bouw te gebieden een afschrift van de in randnummer 63 van de dagvaarding genoemde stukken over te leggen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
  • Krijgsman Bouw te gebieden de vereiste medewerking te verlenen om het rapport van [naam 4] te finaliseren binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
  • Krijgsman Bouw te gebieden de herstelwerkzaamheden conform rapport van [naam 4] uit te voeren binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis en deze binnen één maand
af te ronden, op straffe van een dwangsom;
  • Krijgsman Bouw te gebieden de werkzaamheden uit kostenraming G uit te voeren althans daarmee een start te maken binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis en deze binnen één maand af te ronden, op straffe van een dwangsom;
  • Krijgsman Bouw te gebieden de gebreken aan de uitvoering van het sleutelplan en brandcompartimentering te herstellen althans daarmee een start te maken binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis en deze binnen één maand af te ronden, op straffe van een dwangsom;
  • Krijgsman Bouw te veroordelen in de proces- en nakosten en nakosten.
4.2.
Krijgsman Bouw voert verweer en concludeert tot onbevoegdheid van de voorzieningenrechter en tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten.

5.De beoordeling

De bevoegdheid van de voorzieningenrechter

5.1.
Krijgsman Bouw heeft zich ter zitting beroepen op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter, omdat artikel 15 van de aannemingsovereenkomst verwijst naar artikel 49 lid 1 UAV 2012. In dit artikellid is opgenomen: “
Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen”.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat een arbitragebeding een partij niet zonder meer belet om zich tot de voorzieningenrechter te wenden. Op grond van artikel 1022c Rv kan de voorzieningenrechter zich alleen maar bevoegd verklaren indien de gevraagde voorziening niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Krijgsman Bouw heeft niet gesteld dat de in de UAV aangewezen arbiter de mogelijkheid heeft om op (zeer) korte termijn een arbitraal kort geding te behandelen en – indien dat nodig is – een onmiddellijke voorziening te treffen. Daar komt nog bij dat Krijgsman Bouw het onbevoegdheidsverweer pas ter zitting heeft gevoerd, terwijl zij dit ook had kunnen en moeten doen in haar conclusie van antwoord, gelet op artikel 7.2 van het procesreglement. Het gebrekkige debat op dit punt over de mogelijkheden van een arbitraal kort geding komt daarom voor risico van Krijgsman Bouw. Dit betekent dat de voorzieningenrechter bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen.
Het spoedeisend belang
5.3.
Met de stelling van [eisende partij] dat zij momenteel kampt met lekkages in het pand en ten aanzien van de brandcompartimentering met de brandweer tot een noodoplossing heeft moeten komen, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang.
De exhibitievordering
5.4.
Artikel 843a Rv bepaalt dat degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden over een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.5.
[eisende partij] vordert inzage in opdrachtbeschrijvingen aan de onderaannemers van Krijgsman Bouw, de gespecificeerde facturen van de onderaannemers en de betaalbewijzen van Krijgsman Bouw aan de onderaannemers. [eisende partij] stelt daarbij een rechtmatig belang te hebben, omdat inzage in de gevorderde documenten cruciaal is voor de beantwoording van de schuldvraag. Ook is inzage nodig om te bepalen of het gerechtvaardigd is dat [eisende partij] ruim € 400.000,- meer heeft betaald dan aanvankelijk in de offerte was opgenomen. Daarnaast gaat het om bepaalde bescheiden van enkele onderaannemers. Ook is er in voldoende mate sprake van een rechtsbetrekking, omdat alle bescheiden waarvan inzage wordt gevraagd, voortvloeien uit de verhouding tussen partijen als opdrachtnemer en opdrachtgever.
5.6.
Krijgsman Bouw voert als verweer aan dat [eisende partij] geen partij is in de rechtsbetrekking tussen Krijgsman Bouw en haar onderaannemers en dat zij geen belang (meer) heeft bij haar vordering, omdat [eisende partij] te laat is om nog een tegenvordering tegen Krijgsman Bouw in te stellen. [eisende partij] heeft ingestemd met de facturen van Krijgsman Bouw en heeft die ook betaald. Ook is niet duidelijk op welke stukken de vordering precies betrekking heeft.
5.7.
De voorzieningenrechter wijst de exhibitievordering af en licht dit als volgt toe. [eisende partij] heeft geen rechtsbetrekking met de onderaannemers van Krijgsman Bouw. Het vereiste van een rechtsbetrekking uit artikel 843a Rv moet zo worden uitgelegd dat de bescheiden relevant moeten kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop de inzage van de bescheiden wordt gevraagd. Dat is in dit geval niet zo. [eisende partij] heeft er immers geen belang bij – althans geen juridisch relevant belang – om te weten welke afspraken Krijgsman Bouw heeft met haar onderaannemers, omdat Krijgsman Bouw vrij is in de afspraken die zij met hen maakt. Uiteindelijk gaat het erom wat Krijgsman Bouw als opdrachtnemer bij [eisende partij] als opdrachtgever in die rechtsbetrekking, in rekening brengt. En die informatie is bekend bij [eisende partij] Het gaat [eisende partij], kortom, niet aan wat Krijgsman Bouw heeft afgesproken met haar onderaannemers.
Het meewerken aan het finaliseren van het rapport van [naam 4]
5.8.
[eisende partij] legt aan deze vordering ten grondslag dat [naam 4] zijn rapport pas kan finaliseren als beide partijen informatie aanleveren. Krijgsman Bouw werkt hieraan ten onrechte niet mee. Krijgsman Bouw voert als verweer aan dat onduidelijk is waaraan zij haar medewerking moet verlenen en wat er gefinaliseerd moet worden, omdat dit niet eenduidig uit de rapportage blijkt. Bovendien ontbreekt de grondslag, omdat Krijgsman Bouw de overeenkomst van opdracht met [naam 4] heeft opgezegd.
5.9.
De voorzieningenrechter wijst deze vordering af, omdat aangenomen moet worden dat [naam 4] zijn werkzaamheden al heeft afgerond. Partijen hebben immers het concept rapport van 12 mei 2023 becommentarieerd. Dit commentaar is opgenomen in de op 5 september 2023 toegezonden versie en [naam 4] heeft in die rapportage ook gereageerd op het commentaar van partijen. Onduidelijk is wat [eisende partij] nu nog van Krijgsman Bouw verwacht met betrekking tot de afronding van het rapport, laat staan op welke grondslag Krijgsman Bouw verplicht zou kunnen worden nog aanvullende werkzaamheden in dit kader te verrichten. De constatering van [naam 4] dat bepaalde aspecten nog niet duidelijk zijn, maakt niet dat hier een verplichting uit voortvloeit voor Krijgsman Bouw. In het midden kan blijven wat het gevolg is van de door Krijgsman Bouw beoogde opzegging van de overeenkomst met [naam 4].
Het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden conform rapport van [naam 4]
5.10.
Volgens [eisende partij] hebben partijen zich gezamenlijk tot [naam 4] gewend en zijn zij per e-mail in maart 2023 overeengekomen dat [naam 4] hen bindend zou adviseren. Om die reden is Krijgsman Bouw gehouden de schade te herstellen die [naam 4] heeft geconstateerd in zijn rapport. Krijgsman Bouw voert als verweer aan dat [naam 4] niet is ingeschakeld als bindend adviseur, maar dat hij als bouwcoach zou worden betrokken. Uit de opdrachtbevestiging van [naam 4] blijkt ook niet dat hij als bindend adviseur zou optreden. Daarnaast is de rapportage van [naam 4] ondeugdelijk. Dit heeft Krijgsman Bouw onderbouwd met twee rapporten van contra expertise.
5.11.
Of Krijgsman Bouw is gehouden om de herstelwerkzaamheden conform het rapport van [naam 4] uit te voeren, hangt af van de vraag wat partijen in verband met de inschakeling van [naam 4] zijn overeengekomen, meer concreet of aangenomen kan worden dat zij zijn overeengekomen dat zijn rapportage bindend zou zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is en licht dat als volgt toe.
5.12.
Ten eerste volgt uit de e-mail van Krijgsman Bouw van 28 maart 2023 niet uitdrukkelijk dat zij akkoord gaat met het inschakelen van [naam 4] als bindend adviseur. Uit die e-mail volgt alleen dat het uitgangspunt van Krijgsman Bouw is dat beide partijen “een goed gevoel” moeten hebben bij de in te schakelen derde, maar Krijgsman Bouw spreekt geenszins over een bindende rapportage. Ten tweede had het voor de hand gelegen dat als partijen expliciet waren overeengekomen zich te binden aan de rapportage van [naam 4], dit zou volgen uit de opdrachtbevestiging van [naam 4] van 1 mei 2023. Dat is echter niet het geval. Tegen deze achtergrond is onvoldoende dat [eiser 2] in haar e-mail van 10 maart 2023 heeft opgemerkt het belangrijk te vinden dat iedereen zich conformeert aan de uitkomsten van het onderzoek. Gelet op de reactie op die mail van Krijgsman Bouw heeft [eisende partij] er niet op mogen vertrouwen dat Krijgsman Bouw zich daadwerkelijk bij voorbaat heeft willen neerleggen bij de bevindingen van [naam 4]. Nu partijen dus niet zijn overeengekomen dat het advies van [naam 4] bindend zou zijn tussen hen, leveren de conclusies van [naam 4] op zichzelf geen recht van [eisende partij] op om af te dwingen dat Krijgsman Bouw de door [naam 4] nodig geachte herstelwerkzaamheden uitvoert.
5.13.
Dat de rapportage van [naam 4] niet bindend is, betekent nog niet dat de werkzaamheden conform de tussen partijen gesloten overeenkomst niet meer ter discussie kunnen staan. Hierbij is onder andere van belang of het werk door Krijgsman Bouw aan [eisende partij] is opgeleverd. Onder oplevering moet worden verstaan het in overeenstemming met de inhoud en strekking van de overeenkomst ter beschikking stellen van het werk aan de opdrachtgever. De opdrachtgever moet zich binnen redelijke termijn uitspreken of het werk door hem wordt aanvaard. Doet de opdrachtgever dat niet dan wordt hij geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Vanaf het moment van oplevering is het werk voor risico van de opdrachtgever.
5.14.
Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk dat Krijgsman Bouw het werk in juni 2021 heeft willen opleveren en dat [eisende partij] heeft moeten begrijpen dat het werk daarmee als opgeleverd zou moeten worden beschouwd. Weliswaar spreekt Krijgsman Bouw op 18 juni 2021 over
afronding van de werkzaamheden, maar deze e-mail is gestuurd
nahet
lopen van een rondjein het pand. Van een professionele partij als Krijgsman Bouw mag worden verwacht dat zij duidelijk en transparant is over de status van het werk, zeker bij een cruciaal moment als een eindoplevering. Dat is in deze procedure niet aannemelijk geworden. Van een kennisgeving op een andere wijze, zoals bijvoorbeeld het verzenden van een eindfactuur, is ook niet gebleken.
5.15.
Mocht er wel sprake zijn van een oplevering, dan heeft [eisende partij] die oplevering in ieder geval niet aanvaard. Uit de correspondentie tussen partijen op 18 en 22 juni 2021 blijkt immers dat er nog veel en grote werkzaamheden moesten plaatsvinden, waaronder het maken van een overkapping boven de deur, het plaatsen van een lift en het plaatsen van toegangsdeuren. Die werkzaamheden kunnen naar voorlopig oordeel niet worden aangemerkt als louter opleverpunten. Gelet hierop is niet bepalend dat [eisende partij] het werk al wel in gebruik heeft genomen. Voor Krijgsman Bouw moest immers hoe dan ook duidelijk zijn dat [eisende partij] de (vermeende) oplevering niet heeft aanvaard. In het midden kan dus blijven of sprake is van gebreken die pas na de oplevering blijken, bijvoorbeeld voor wat betreft het wel of niet gebruiken van een folie of het dak of het wel of niet voldoen aan de vereisten met betrekking tot de brandcompartimentering. Omdat geen sprake is van een (aanvaarde) oplevering, is op die vraag geen antwoord nodig.
5.16.
In het licht van het voorgaande verwerpt de voorzieningenrechter het standpunt van Krijgsman Bouw dat [eisende partij] te laat heeft geklaagd. Nu Krijgsman Bouw de verplichting om het werk op te leveren nog niet is nagekomen, kan zij zich in redelijkheid niet beroepen op de omstandigheid dat [eisende partij] te laat geklaagd zou hebben. Overigens volgt uit de overgelegde stukken dat [eisende partij] ook na de vermeende oplevering in juni 2021 voortdurend met Krijgsman Bouw in contact is gebleven en dat uit dat contact ook voor Krijgsman Bouw duidelijk moet zijn geworden dat [eisende partij] ontevreden was over het geleverde werk.
5.17.
De conclusie is dus dat Krijgsman Bouw het werk niet heeft opgeleverd, althans dat enige oplevering nog niet is afgerond. Dit neemt de discussie tussen partijen over de vraag welke werkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd en de wijze waarop die werkzaamheden moeten worden verricht niet weg. Krijgsman Bouw heeft aangegeven werkzaamheden te willen verrichten en heeft [eisende partij] een plan van aanpak gestuurd ter beoordeling. [eisende partij] heeft dit plan van aanpak van de hand gewezen. [eisende partij] heeft zich ter zitting nadrukkelijk op het standpunt gesteld dat zij van Krijgsman Bouw vraagt om voordat de werkzaamheden worden verricht, te worden geïnformeerd over de wijze waarop die werkzaamheden zullen plaatsvinden. Deze wens van [eisende partij] komt echter niet terug in de vordering, omdat slechts in het algemeen wordt gevorderd Krijgsman Bouw te veroordelen tot het verrichten van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, op straffe van een dwangsom. Met deze formulering miskent [eisende partij] dat juist ook de wijze waarop de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd een van de springende punten is. Redelijkerwijs valt daarom te verwachten dat toewijzing van de vordering zoals deze is geformuleerd tot executieproblemen zal leiden. Het rapport van [naam 4] lost dit probleem niet op, omdat dit rapport op een aantal punten niet duidelijk (genoeg) is over wat er moet gebeuren en hoe dat moet gebeuren. Bovendien heeft Krijgsman Bouw inhoudelijk verweer gevoerd tegen de bevindingen van [naam 4]. Zonder nader onderzoek, waar een kort geding zich niet voor leent, kan niet worden vastgesteld wie daaromtrent het gelijk aan zijn of haar zijde heeft op dit punt. Deze constatering komt voor rekening en risico van [eisende partij] als eisende partij. Bij deze stand van zaken is de vordering daarom niet toewijsbaar. Dit laat onverlet dat Krijgsman Bouw nog steeds verplicht is om het werk aan [eisende partij] op te leveren.
Het uitvoeren van werkzaamheden uit kostenraming G
5.18.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat Krijgsman Bouw niet alle werkzaamheden heeft verricht die zijn opgesomd in kostenraming G. [eisende partij] stelt dat partijen de uitvoering van die werkzaamheden zijn overeengekomen. Hij vordert nakoming van de gemaakte afspraken. Krijgsman Bouw stelt zich op het standpunt dat deze werkzaamheden al zijn uitgevoerd.
5.19.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eisende partij] af, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden welke van de hier bedoelde werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing van haar standpunt dat die werkzaamheden al wel zijn verricht heeft Krijgsman Bouw verwezen naar haar productie 22. Dat is een e-mail aan [eisende partij] van 14 april 2023 waarbij een lijst is gevoegd waarop grotendeels dezelfde werkzaamheden zijn vermeld als genoemd door [eisende partij] Bij veel van die werkzaamheden staat vermeld dat die al zijn afgehandeld. [eisende partij] heeft hier niet concreet op gereageerd. Gelet hierop heeft [eisende partij] haar vordering op dit punt onvoldoende duidelijk onderbouwd.
Het uitvoeren van het sleutelplan en het herstel van de brandcompartimentering
5.20.
[eisende partij] vordert Krijgsman Bouw te gebieden de gebreken aan de uitvoering van het sleutelplan en de brandcompartimentering te herstellen. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat zij Krijgsman Bouw heeft gesommeerd tot herstel van het sleutelplan, omdat dit niet is uitgevoerd zoals is overeengekomen. Daarnaast voldoet de brandcompartimentering niet aan de wettelijke vereisten en de vereisten van de gemeente en de brandweer. Krijgsman Bouw voert primair aan dat zij haar werkzaamheden heeft opgeschort, omdat [eisende partij] de factuur van Krijgsman Bouw van 19 juli 2023 nog niet heeft betaald. Subsidiair betwist Krijgsman Bouw dat brandcompartimentering tot de opdracht van Krijgsman Bouw behoort. Bovendien heeft [eisende partij] zelf wijzigingen aangebracht in het sleutelplan, waardoor het plan mogelijk niet meer actueel is.
5.21.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het beroep op opschorting van Krijgsman Bouw in de weg aan toewijzing van deze vordering. Het bedrag van € 29.469,40 dat volgt uit de factuur van 19 juli 2023 had uiterlijk op 3 augustus 2023 betaald moeten zijn. [eisende partij] heeft ter zitting erkend de factuur nog niet te hebben betaald, omdat niet alle werkzaamheden al zijn afgerond. Het gaat bij de factuur om de slottermijn en de betaling daarvan mag een opdrachtgever achterhouden totdat alle werkzaamheden zijn uitgevoerd, zo betoogt [eisende partij] De voorzieningenrechter verwerpt dit standpunt. Uit de omschrijving van de factuur blijkt dat de gefactureerde werkzaamheden grotendeels zien op afvoer van puinafval vanaf 2021 en voor werkzaamheden waarover in een mail van 15 september 2021 is gecorrespondeerd. Slechts een klein deel van het gefactureerde bedrag bestaat uit “restant termijn.” Als daarmee al gedoeld wordt op de slottermijn, dan geldt dus dat dit slechts een gering deel van het gefactureerde bedrag betreft. De discussie over het sleutelplan en de brandcompartimentering dateert van na het versturen van de factuur. [eisende partij] stelt Krijgsman Bouw immers op 19 september 2023 in gebreke en sommeert tot het herstellen van onder andere deze twee gebreken. Toen was de factuur al opeisbaar. Dit betekent dat niet onaannemelijk is dat een bodemrechter oordeelt dat Krijgsman Bouw zich kan beroepen op opschorting. De vordering van [eisende partij] wordt daarom afgewezen.
De proceskosten
5.22.
[eisende partij] krijgt ongelijk en wordt in de proceskosten veroordeeld. De kosten van Krijgsman Bouw worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- nakosten € 173,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.928,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van Krijgsman Bouw van € 1.928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisende partij] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023.3608/1980