In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [naam café], de opheffing van alle door gedaagde gelegde beslagen. De vordering wordt toegewezen onder de voorwaarde dat eiser € 1.500,- aan gedaagde betaalt, omdat aannemelijk is dat hij tot dit bedrag dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast moet eiser € 1.602,16 op de derdengeldenrekening van een van de advocaten voldoen, in afwachting van een definitief oordeel in de bodemprocedure over eventuele verdere betalingsverplichtingen aan gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding op 20 november 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 november 2023. De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde was in dienst bij eiser als barkeeper, maar de arbeidsovereenkomst eindigde op 30 juni 2023. Eiser is eerder veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen aan gedaagde. Gedaagde heeft beslag gelegd op de voertuigen van eiser, wat aanleiding gaf tot deze kort geding procedure. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde misbruik maakt van haar executiebevoegdheid, gezien de onevenredigheid tussen de waarde van de beslagen goederen en de hoogte van de vordering. De vordering van eiser wordt toegewezen onder de gestelde voorwaarden, en gedaagde wordt veroordeeld tot opheffing van de beslagen. De proceskosten worden gecompenseerd.