In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een incident over de absolute bevoegdheid. Eiseres, aangeduid als [bedrijf01], heeft in opdracht van gedaagde, aangeduid als [bedrijf02], een steiger gebouwd en beheerd. Eiseres heeft een aantal facturen gestuurd ter waarde van € 33.823,68, waarvan gedaagde stelt dat deze niet zijn betaald. In de hoofdzaak vordert eiseres een betaling van € 25.000,00 aan openstaande facturen, inclusief rente en kosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is om de zaak te behandelen, omdat de rechtstitel door eiseres niet wordt betwist.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat hij wel degelijk bevoegd is om de zaak te behandelen, aangezien de rechtstitel niet wordt betwist door gedaagde. De eis van gedaagde om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren is afgewezen. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft verder aangegeven dat hij de zaak met partijen wil bespreken op een zitting en heeft hen gevraagd om hun beschikbaarheid door te geven voor de maanden januari tot en met april 2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken. De beslissing in het incident is dat de eis van gedaagde wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd.