ECLI:NL:RBROT:2023:11817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10507336 CV EXPL 23-13615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake huurgeschil tussen huurder en verhuurder met betrekking tot herstel van gebreken

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 15 december 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen [persoon01] en Acre B.V. [persoon01] is de eiser in conventie en verweerder in reconventie, terwijl Acre B.V. de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie is. De zaak betreft de vraag of een door de Huurcommissie geconstateerd gebrek in de woning van [persoon01] is hersteld. De kantonrechter heeft eerder, in een tussenvonnis van 29 september 2023, overwogen dat er een deskundigenonderzoek nodig is om deze vraag te beantwoorden. Beide partijen hebben hun standpunten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de benoeming van deskundigen naar voren gebracht.

[persoon01] heeft verzocht om de Huurcommissie in te schakelen om de situatie ter plaatse te beoordelen, terwijl Acre bezwaar heeft gemaakt tegen de benoeming van de Huurcommissie als deskundige. Acre heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in de Huurcommissie en heeft verzocht om een andere deskundige te benoemen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het van belang is om duidelijkheid te krijgen over de herstelstatus van het gebrek en dat de wet een toegankelijke en kostenefficiënte procedure biedt voor zowel huurder als verhuurder om hierover een oordeel te krijgen.

De kantonrechter heeft Acre in de gelegenheid gesteld om een procedure bij de Huurcommissie te starten op grond van artikel 16 lid 4 Uhw in verbinding met artikel 12 lid 5 Uhw. Tevens is Acre bevolen om een afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie in het geding te brengen. De zaak is verwezen naar een rolzitting waar Acre kan aangeven of zij de procedure bij de Huurcommissie zal starten. De kantonrechter heeft verder aangegeven dat de bezwaren van Acre tegen de Huurcommissie onvoldoende zijn om een andere beslissing te rechtvaardigen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10507336 CV EXPL 23-13615
datum uitspraak: 15 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. P.K. Singh,
tegen
Acre B.V.
vestigingsplaats: Amersfoort,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders.
De partijen worden hierna ‘ [persoon01] ’ en ‘Acre’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 29 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte van [persoon01] ;
  • de akte uitlating van Acre.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
In het tussenvonnis van 29 september 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat hij het nodig acht om een deskundigenonderzoek te gelasten om de vraag te kunnen beantwoorden of het door de Huurcommissie geconstateerde gebrek is hersteld. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over (1) de wenselijkheid van een deskundigenbericht, mede gezien de daaraan verbonden kosten, (2) het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en (3) de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Partijen hebben vervolgens allebei een akte genomen.
2.2.
[persoon01] verzoekt de kantonrechter in zijn akte met klem om de Huurcommissie - op de voet van artikel 5 lid 1 Uhw - te verzoeken in de woning langs te gaan en te beoordelen of het door de Huurcommissie geconstateerde gebrek is hersteld. [persoon01] heeft toegelicht dat hij in een moeilijke financiële positie zit en dat de (goedkopere) weg via de Huurcommissie daarom de voorkeur verdient.
2.3.
Acre maakt er in haar akte uitlating juist bezwaar tegen dat de Huurcommissie als deskundige zou worden benoemd en zij verzoekt om een andere deskundige te benoemen. Acre heeft toegelicht dat dit komt doordat zij geen vertrouwen heeft in de Huurcommissie en doordat haar in andere zaken opviel dat het onderzoek van de Huurcommissie steeds “
kinderlijk eenvoudig” werd verricht. Daarnaast ziet Acre niet in hoe [persoon01] zou worden benadeeld door de benoeming van een andere (duurdere) deskundige.
2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het van belang is dat duidelijkheid komt over de vraag of het door de Huurcommissie geconstateerde gebrek is hersteld. Acre stelt zich in deze zaak op het standpunt dat dit het geval is. In het geval dat [persoon01] dit betwist, zoals in deze zaak aan de hand is, staat voor Acre de weg van artikel 16 lid 4 Uhw in verbinding met artikel 12 lid 5 Uhw open om de Huurcommissie te verzoeken uitspraak te doen over de vraag of het door de Huurcommissie geconstateerde gebrek is verholpen. Acre heeft ervoor gekozen om die weg niet te bewandelen, maar naar het oordeel van de kantonrechter heeft zij dat ten onrechte gedaan. Deze mogelijkheid in de wet biedt namelijk een toegankelijke en kostenefficiënte mogelijkheid voor een huurder en een verhuurder om een oordeel te krijgen over de vraag of een gebrek al dan niet is verholpen. Het gaat dan niet aan en het is zelfs in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid om die weg niet te bewandelen én vervolgens in een procedure aan te sturen op de benoeming van een (duurdere) deskundige, met het risico dat de huurder - als deze na het deskundigenonderzoek ongelijk krijgt - uiteindelijk met de kosten van die (duurdere) deskundige wordt opgezadeld.
2.5.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter Acre alsnog in de gelegenheid stellen om een procedure op grond van artikel 16 lid 4 Uhw in verbinding met artikel 12 lid 5 Uhw bij de Huurcommissie te starten. De kantonrechter zal Acre bovendien op de voet van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) bevelen om een afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie in het geding te brengen. In het geval dat Acre geen procedure bij de Huurcommissie start en zij dus niet aan het bevel voldoet, kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
2.6.
De kantonrechter overweegt ten overvloede dat zijn keuze voor deze route erin is gelegen dat de Huurcommissie als zodanig niet als deskundige kan worden benoemd en het door [persoon01] aangehaalde wetsartikel - anders dan [persoon01] meent - geen mogelijkheid voor de kantonrechter biedt om de Huurcommissie te verzoeken om nogmaals in de woning langs te gaan en te beoordelen of het door de Huurcommissie geconstateerde gebrek is hersteld. Dit is dan ook de enige manier waarop de Huurcommissie alsnog om een oordeel kan worden gevraagd. De bezwaren van Acre tegen een onderzoek door de Huurcommissie acht de kantonrechter onvoldoende om anders te oordelen, alleen al omdat Acre in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt dat het onderzoek van de Huurcommissie op “kinderlijk eenvoudige” wijze zou worden verricht.
2.7.
De zaak wordt nu verwezen naar de hierna genoemde rolzitting. Op die rolzitting kan Acre een afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie in het geding brengen of - in het geval dat de procedure bij de Huurcommissie nog niet is afgelopen - om uitstel verzoeken. In het geval dat Acre geen procedure bij de Huurcommissie zal starten, kan zij dit op de ook hierna genoemde rolzitting aan de kantonrechter laten weten. In dit verband verwijst de kantonrechter naar wat hiervoor in 2.5. is overwogen.
2.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt Acre op de voet van artikel 22 Rv om op de rolzitting van
donderdag 2 mei 2024 om 11:30 uureen afschrift in het geding te brengen van een uitspraak van de Huurcommissie in een door Acre op grond van artikel 16 lid 4 Uhw in verbinding met artikel 12 lid 5 Uhw te starten procedure tegen [persoon01] ;
3.2.
wijst Acre erop dat zij het op de rolzitting van
donderdag 11 januari 2024 om 11:30 uurbij akte aan de kantonrechter kan laten weten als zij geen procedure bij de Huurcommissie zal starten;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
38671