ECLI:NL:RBROT:2023:11802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/1056 / FT EA 23/1057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een moratorium op huurbetalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die te maken heeft met een schuldenproblematiek als gevolg van een auto-ongeluk, heeft op 27 oktober 2023 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van zijn huurwoning door verweerders, die de huurovereenkomst willen opzeggen. Tijdens de zitting op 29 november 2023 zijn verweerders, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels een Ziektewet-uitkering ontvangt en dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een ontruiming op de planning stond. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorloopt, zwaarder laten wegen dan die van verweerders. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 8 december 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 27 oktober 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 29 november 2023.
Ter zitting van 29 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. Todorova, trajectbegeleidster.
[verweerder 1] en [verweerder 2], beiden wonend te Rhoon, in deze zaak woonplaats kiezende te Bergen op Zoom ten kantore van AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders (hierna: verweerders) zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
Schuldhulpverlening heeft, namens verzoeker, op 6 december 2023 en 7 december 2023 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerders te verbieden de huurovereenkomst voor de woonruimte van verzoeker op te zeggen of te ontbinden.
Uit het verzoekschrift blijkt dat bedoeld is een verzoek in te dienen om de tenuitvoerlegging van de (mondelinge) uitspraak blijkend uit het proces-verbaal van de Rechtbank Rotterdam van 15 september 2023 met betrekking tot de ontruiming van de woonruimte van verzoeker te verbieden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat de schuldenproblematiek, waaronder de huurachterstand, is ontstaan doordat hij een auto-ongeluk heeft gehad. Hij heeft hierdoor een aantal maanden minder inkomsten gehad. Ook beschikte verzoeker tijdelijk niet over het juiste bankrekeningnummer van verweerders, aangezien verweerders deze zonder mededeling aan hem hadden gewijzigd. Verzoeker wil een oplossing voor zijn schuldenproblematiek. Hij heeft daarom hulp gezocht bij de gemeente Rotterdam in het kader van schuldhulpverlening. Budgetbeheer zal worden opgestart. Hiermee wordt gewaarborgd dat de lopende termijnen worden betaald. Ook wordt hij inmiddels ondersteund door een trajectbegeleidster. De trajectbegeleidster van verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat verzoeker goed meewerkt en gemotiveerd is om zijn schuldenproblematiek op te lossen.
Verzoeker ontvangt inmiddels inkomsten uit een Ziektewet-uitkering. Daarmee heeft hij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Verzoeker heeft bovendien verklaard de huur van november 2023 en december 2023 te hebben betaald. Verzoeker heeft in dat kader bankafschriften overgelegd.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben verweerders geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het proces-verbaal van de Rechtbank Rotterdam van 15 september 2023 waaruit blijkt van de (mondelinge) uitspraak tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 10 oktober 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerders op 16 november 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerders, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerders bestaat erin dat zij de (mondelinge) uitspraak ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft op 2 oktober 2023 en op 25 november 2023 de huur betaald. Dit blijkt uit de door verzoeker overgelegde bankafschriften. Hoewel niet duidelijk is of de betaling van 2 oktober bedoeld was voor de huur van de maand november of oktober, leidt de rechtbank hieruit af dat verzoeker in elk geval de huur voor de maand december heeft betaald. Verzoeker ontvangt een uitkering op grond van de Ziektewet. Daarmee heeft verzoeker voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Budgetbeheer zal worden opgestart. De vaste lasten zullen dan ook, met behulp van de budgetbeheerder, tijdig worden voldaan. Verzoeker heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerders.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerders in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van de (mondelinge) uitspraak blijkend uit het proces-verbaal van 15 september 2023 met betrekking tot de ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 27 oktober 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.