In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [persoon01] en [persoon02]. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een overeenkomst, waarbij [persoon01] tekortgeschoten zou zijn in zijn verplichtingen jegens [persoon02]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen grond is voor (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst, maar dat de tekortkomingen van [persoon01] wel invloed hebben op de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter heeft de kosten ex aequo et bono vastgesteld op €7.000,-, welke in mindering wordt gebracht op de gevorderde hoofdsom van €21.870,70. Na deze aftrek resteert een bedrag van €14.870,70 dat [persoon02] aan [persoon01] moet betalen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van €923,71 toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [persoon01] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, maar heeft de vordering tot opheffing van het conservatoir beslag afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.