ECLI:NL:RBROT:2023:11771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/10/667466 / FT RK 23/591
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van PIETERPOT B.V. op verzoek van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementsprocedure van PIETERPOT B.V., op verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster, PIETERPOT B.V., in een faillissementstoestand verkeert, aangezien zij haar opeisbare schulden niet kan betalen. De verzoekster heeft een vordering van € 90.419,68 op verweerster, die ondanks aanmaningen niet is voldaan. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de pluraliteit van schuldeisers en de hoogte van de schuldenlast van ongeveer € 1.800.000, geoordeeld dat er voldoende grond is voor de faillietverklaring.

Tijdens de zittingen op 14 november en 12 december 2023 is gebleken dat verweerster bezig was met een crowdfundingsactie om haar financiële situatie te verbeteren, maar het benodigde bedrag van € 3.000.000 is niet behaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om haar schulden te voldoen. De rechtbank heeft de faillietverklaring toegewezen en mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris en mr. M.M.E. Bowmer tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 december 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: C/10/23/422 F
Uitspraak: 14 december 2023
VONNIS op het op 23 oktober 2023 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de stichting
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET LEVENSMIDDELENBEDRIJF,
gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
advocaat mr. E.H.J. Slager,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIETERPOT B.V.,
[adres]
,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

Ter zitting van 14 november 2023 zijn in raadkamer verschenen en gehoord mr. E.H.J. Slager, advocaat van verzoekster, en namens verweerster [naam] , middellijk bestuurder, [naam] , oorspronkelijke oprichter en eindverantwoordelijke maar officieel nog geen bestuurder en [naam] , leverancier bij Pieterpot B.V. De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op 5 december 2023.
Naar aanleiding van e-mailcorrespondentie van 4 december 2023 heeft de rechtbank aanleiding gezien om de uitspraak aan te houden en de zaak opnieuw op zitting te plaatsen voor nadere behandeling op 12 december 2023. Partijen zijn hierover per email van 5 december 2023 op de hoogte gesteld.
Ter zitting van 12 december 2023 zijn in raadkamer verschenen en gehoord mr. E.H.J. Slager, advocaat van verzoekster, en namens verweerster [bestuurder] en [oprichter] . De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op 14 december 2023.
Na de behandeling van 12 december 2023 heeft verweerster op 13 december 2023 nog een email, met bijlagen, aan de rechtbank gestuurd. Op verzoek van de griffier heeft verweerster deze mail doorgestuurd naar verzoekster.

2.Standpunten van partijen

2.1
Standpunt verzoekster
Verweerster valt onder de werkingssfeer van het Pensioenfonds, zoals omschreven in de ministeriele beschikking waarin de verplichte deelneming in het pensioenfonds is geregeld en welke berust op artikel 2, lid 1 van de wet Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Op grond van artikel 3, lid 1 van deze wet is verweerster gehouden tot betaling aan verzoekster van de voor haar werknemers uit hoofde van hun verplichte deelneming aan het pensioenfonds verschuldigde premies, zulks met inachtneming van hetgeen in het reglement van het pensioenfonds is bepaald. Verweerster heeft, ondanks aanmaningen, een bedrag van € 79.052,00 aan premies (van maart tot en met juli 2023) onbetaald gelaten. Als productie 2 legt verzoekster de ter zake van deze facturen uitgevaardigde dwangbevelen over, alsmede de exploten waarbij deze aan gedaagde zijn betekend. Het dwangbevel d.d. 9 oktober 2023 is nog niet betekend. In de dwangbevelen is de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, een en ander conform het reglement van verzoekster. Verzoekster heeft derhalve in totaal opeisbaar van verweerster te vorderen, inclusief rente, buitengerechtelijke incassokosten en executiekosten, € 90.419,68. Daarnaast zijn nog de kosten van de faillissementsaanvraag verschuldigd. Als steunvordering heeft verzoekster ter zitting van 14 november 2023 overgelegd twee vorderingen van het Sociaal Fonds Levensmiddelen van
€ 5.304,02 (factuur 2023) en € 3.713,48 (factuur 2022). Het is verzoekster bekend dat verweerster bezig is met het aantrekken van aanvullende financiering door middel van Crowdfunding maar het benodigde bedrag is niet opgehaald en de vordering van verzoekster is niet voldaan. Verzoekster wenst de behandeling van het faillissementsverzoek niet langer aan te houden nu zij geen vertrouwen heeft in de totstandkoming van een succesvolle Crowdfunding of andere voorstellen en toezeggingen van verweerster. Verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring.
2.2
Standpunt verweerster
Verweerster betwist het vorderingsrecht van verzoekster niet. Ter zittingen van 14 november heeft verweerster aangegeven dat zij een opeisbare schuldenlast heeft van rond
€ 1.800.000 en bezig is met een herfinanciering via Crowdfunding. Deze Crowdfunding liep tot eind november van dit jaar. Zodra het einddoel van € 3.000.000 zou zijn gehaald zou verweerster dit bedrag kunnen toevoegen aan haar liquide middelen en de vordering van verweerster vervolgens volledig kunnen voldoen. Om verweerster in de gelegenheid te stellen dit traject af te maken is de uitspraak op het verzoek tot faillietverklaring aangehouden tot 5 december jongstleden. Verweerster vraagt meer tijd om de vordering van verzoekster volledig te voldoen. De Crowdfunding heeft nog niet het einddoel gehaald en is daarom verlengd tot 18 december 2023. Het is onzeker of het einddoel wordt gehaald. Lukt dat niet dan zal verweerster aan de deelnemers toestemming vragen om het actuele resultaat van de Crowdfunding uit te laten keren en toe te voegen aan de liquide middelen. Daartoe dient een verzoek te worden ingediend en de klanten hebben, nadat het verzoek is ingediend, een week de tijd om bezwaar te maken. Alle klanten om toestemming vragen is niet nodig Aan de schuldeisers is verzocht de schulden om te zetten in aandelen en alle schuldeisers, behalve verzoekster, hebben daarmee ingestemd. Verweerster wenst de tijd te krijgen om een en ander in orde te maken. Verweerster stelt nog dat de vordering van verzoekster ondertussen niet oploopt en legt daartoe over een betalingsbewijs van 2023-12-11 van Bunq, zijnde een bedrag van € 7.584,87.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is.
Onbetwist is dat verzoekster een opeisbare vordering heeft op verweerster. Uit hetgeen uit de zittingen naar voren is gekomen, is ook vast komen te staan dat de opeisbare schuldenlast van verweerster rond € 1.800.000 bedraagt. Daarmee is de pluraliteit van schuldeisers ook een gegeven.
Verweerster verkeert daarnaast in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, de faillissementstoestand. Zij betaalt immers haar opeisbare schulden niet en kan deze ook niet betalen bij het ontbreken van voldoende liquide middelen. Verweerster heeft daarom via een platform een crowdfundingsactie gestart, waarbij bij het bereiken van het einddoel van
€ 3.000.000 certificaten van aandelen worden uitgegeven. Bij het niet bereiken van het doel zal de investering worden terugbetaald aan de deelnemers. De rechtbank stelt vast dat het einddoel niet op de oorspronkelijke einddatum en ook nog niet na verlenging is gehaald.
Verweerster heeft daarnaast onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij in staat is om de voorwaarden van de crowdfundingsactie dusdanig te wijzigen dat het actuele saldo na afloop van de crowdfundingsactie zal kunnen worden toegevoegd aan haar liquide middelen.
Verweerster heeft nog aangevoerd dat alle overige schuldeisers hebben ingestemd met een omzetting van hun vorderingen in aandelenkapitaal en dat verzoekster de enige schuldeiser is die aanspraak maakt op betaling. Op de zitting van 14 november 2023 heeft verweerster aangegeven deze omzetting te willen gaan voorstellen mocht blijken dat het einddoel van de crowdfundingsactie niet zou worden behaald. Het ligt op de weg van verweerster om deze stelling te onderbouwen en minst genomen aannemelijk te maken, waarin zij niet slaagt. De stelling wordt door haarzelf weersproken nu verweerster heeft geschreven op 11 en 12 december jongstleden opeisbare facturen van een schuldeiser te hebben betaald.
De stelling van verweerster dat verzoekster geen belang heeft bij de aanvraag omdat een faillissement niet zal leiden tot enige uitdeling aan schuldeisers wordt verworpen. Ten eerste heeft verweerster niet aannemelijk gemaakt dat van het faillissement geen enkel positief gevolg is te verwachten voor verweerster en ten tweede zal verzoekster naar verwachting aanspraak kunnen maken op betaling onder de zogenaamde loongarantieregeling uit de Werkloosheidswet.
De rechtbank oordeelt dan ook dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart PIETERPOT B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.M.E. Bowmer, advocaat te ROTTERDAM;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023 te 10:00 uur. [1]
de griffier is buiten staat dit
vonnis te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.