In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Rotterdam op 7 december 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar in een kelderbox had gedwongen tot seksuele handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was voor deze verklaring. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte stonden lijnrecht tegenover elkaar, en de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de voor verkrachting vereiste mate van dwang had uitgeoefend.
De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de verkrachting, maar de rechtbank concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van tegenstrijdige verklaringen en dat er in dit geval geen forensisch bewijs of ander bewijs was dat de verklaring van de aangeefster kon ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster op zichzelf bleef staan zonder voldoende bewijs om de verdachte te veroordelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld op basis van de verklaring van één getuige zonder aanvullend bewijs. De verdachte is daarom vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting, en de rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat de verdachte niet schuldig is aan de beschuldigingen.