ECLI:NL:RBROT:2023:11757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/10/648358 / HA ZA 22-941
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van verzekeringen en schulden na scheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die in 2013 zijn gescheiden. De vrouw heeft de man gedagvaard om duidelijkheid te krijgen over de gezamenlijke beleggingsverzekering, overlijdensrisicoverzekering en de schulden die zijn ontstaan na de echtscheiding. De vrouw stelt dat zij recht heeft op de volledige waarde van de beleggingspolis en de overlijdensrisicoverzekering, terwijl de man meent dat hij recht heeft op een deel van deze waarde. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het echtscheidingsconvenant dat in 2013 is opgesteld. De rechtbank oordeelt dat de vrouw de beleggingspolis mag afkopen en dat de waarde daarvan aan haar toekomt. Ook heeft de rechtbank bepaald dat de man binnen 14 dagen moet meewerken aan de afkoop van de overlijdensrisicoverzekering en dat de vrouw recht heeft op de waarde daarvan, met een specifieke regeling voor de verdeling van de waarde boven een bepaald bedrag. Daarnaast is de man veroordeeld om een bedrag van € 8.220,20 aan de vrouw te betalen, alsook de wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648358 / HA ZA 22-941
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
eerst: mr. S Imdahl,
later: advocaat mr. W.R. Arema te Rotterdam
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Castelein te Dordrecht.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De kern van de zaak

De vrouw heeft de man gedagvaard omdat zij sinds hun echtscheiding in 2013 nog samen een beleggingsverzekering en een overlijdensrisicoverzekering bij Nationale Nederlanden hebben lopen. De vrouw wil tot afkoop daarvan overgaan en vindt dat de waarde aan haar toekomt. De man is het daarmee niet eens. Daarnaast zijn er (betalingen op) schulden waarover een beslissing nodig is. De rechtbank legt in dit vonnis het echtscheidingsconvenant uit.

2.De procedure

2.1.
De gewisselde stukken en de genomen stappen in de procedure zijn:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord in conventie met daarin ook tegenvorderingen van de man (eis in reconventie);
  • de conclusie van antwoord in reconventie waarin de vrouw op de tegenvorderingen van de man heeft gereageerd;
  • de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 14 juni 2023;
  • de akte van de vrouw voor de rolzitting van 16 augustus 2023, waarin de vrouw haar eisen op drie punten heeft vermeerderd;
  • de akte van de man voor de rolzitting van 16 augustus 2023, met 1 productie;
  • mr. Imdahl heeft zich op 30 augustus 2023 onttrokken en mr. Arema heeft zich op 6 oktober 2023 voor de vrouw gesteld;
  • de akte van de vrouw voor de rolzitting van 11 oktober 2023, die een reactie inhield op de akte van de man voor de rolzitting van 16 oktober 2023; en het B formulier van de vrouw voor de rolzitting van 25 oktober 2023, waarin zij de rechtbank verzoekt na kennisneming van deze akte vonnis te wijzen;
  • het B formulier van de man voor de rolzitting van 25 oktober 2023, waarin de man aangeeft dat hij vast houdt aan zijn eisen en verweren (persisteert) en vonnis vraagt.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. De rechtbank heeft in de beschikking van 30 september 2013 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het aangehechte (en door de rechtbank gewaarmerkte) echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank.
3.2.
Partijen hebben samen een woning in eigendom gehad (hierna: de woning). Na de echtscheiding is de vrouw tot de verkoop in de woning blijven wonen. De man heeft de woning verlaten. De vrouw betaalde in die tijd alleen de lasten van de woning.
3.3.
In het convenant is voor zover nu van belang het volgende opgenomen in de artikelen 2.5, 2.6 (deels) 2.9 (deels), 2.11 en 2.12:
"2.5: Partijen spreken af dat de man de volledige schulden op zich kal nemen, met uitzondering van de hypotheekschuld die door de vrouw, zal worden voldaan. De
man heeft namelijk de mogelijkheid om deze schulden (al dan niet door middel van
een wsnp traject) kwijtgescholden te krijgen. Indien de schulden de man inderdaad
worden kwijtgescholden en hij derhalve schuldenvrij is wat betreft de huwelijkse
schulden, dan zal hij tevens aansprakelijk zijn en zorgdragen voor afbetaling van
de helft van de restschuld van de hypotheek bij verkoop van de woning. In het geval
de huwelijkse schulden de man niet worden kwijtgescholden, dan is hij niet
aansprakelijk en zal hij ook niet zorgdragen voor betaling van de helft van de .
restschuld van de hypotheek bij verkoop van de woning. Op deze manier dragen
partijen beide voor de helft bij in betaling van de schulden en zijn deze gelijk
verdeeld.
2.6
Deze verdeling vindt plaats zonder enige verdere verrekening. Nu partijen over
alle punten overeenstemming hebben en gezamenlijk de verdeling hebben geregeld,
kunnen zij geen beroep meer doen op een eventuele afrekening of verrekening of
afwikkeling op basis van de huwelijkse voorwaarden. Partijen verklaren hierbij dat
aan de afwikkeling hiervan reeds is voldaan;
(…)
2.9
Zodra de vrouw financieel in staat is om de hypotheek volledig op haar naam te
laten zetten, zullen partijen de bank verzoeken om de man te ontslaan uit zijn
verplichtingen uit hoofde van de lening waarvoor een hypotheek is gevestigd op de
onroerende zaak. Alle uit de woning voortvloeiende kosten en baten komen toe aan
de vrouw vanaf het moment dat de man de woning heeft verlaten. Partijen spreken
af dat de man niet aansprakelijk is voor betaling van de hypotheek. Voor het geval
de man door de bank mocht worden aangesproken op betaling, verkrijgt hij voor
het door hem betaalde bedrag een direct opeisbare vordering op de vrouw.
(...)
2.11
Indien de vrouw niet langer in staat is om de lasten verbonden aan de woning te
bekostigen, dan dient zij de woning als eerste keuze aan de man voor te leggen ter
overname. Als de man de woning niet wenst over te nemen, of niet in staat is om de
hypotheek alleen op zijn naam over te laten zetten, dan zal de woning aan een
derde worden aangeboden ter (ver)koop. De man verleent reeds nu voor alsdan zijn
toestemming aan verkoop van de woning en zal indien nodig daarvoor een
machtiging afgeven.
2.12
Mocht de woning worden verkocht, dan zal alle overwaarde aan de vrouw
toekomen. De man maakt geen enkele aanspraak op overwaarde die zal
voortvloeien uit de verkoop van de echtelijke woning. Eventuele onderwaarde die
resteert bij verkoop van de woning, wordt aan de vrouw toegerekend. De man is
hiervoor niet aansprakelijk. Voor zover de man wordt aangesproken op betaling
van een onverdeelde restschuld, verkrijgt hij een vordering op de vrouw voor het deel
dat hij moet betalen. De hele restschuld zal aan de vrouw toebedeeld worden.”
3.4.
In januari 2021 heeft de overdracht van de woning aan de nieuwe koper plaatsgevonden. De hypotheek is met de verkoopopbrengst helemaal afgelost. Er was een aan de hypotheek gekoppelde beleggingspolis. Die is blijven bestaan maar losgekoppeld. Dat blijkt uit een brief van Nationale-Nederlanden (hierna: NN) van 6 januari 2021 (productie 16 van de vrouw).
3.5.
Partijen hebben een geschil over deze beleggingspolis (hierna: de beleggingspolis) en ook over een overlijdensrisicopolis bij NN (hierna: de overlijdensrisicopolis). De vrouw vindt dat de afkoopwaardes van de beleggingspolis én van de overlijdensrisicopolis alleen haar toekomen, dus zonder dat zij de waarde hiervan hoeft te verdelen of te verrekenen met de man. De man is het daar niet mee eens. Hij vindt dat hij recht heeft op een deel. Verder wil de vrouw de polissen afkopen en daarvoor vraagt zij de medewerking van de man.
3.6.
De vrouw wil ook nog dat de man geld aan haar betaalt. Zij heeft betaald aan twee deurwaarders, GGN Gerechtsdeurwaarders (Fideaal) (hierna: GGN/ Fideaal) en AGIN Timmermans, terwijl de man die schulden volgens de afspraken in het convenant, geheel (alleen) moest afbetalen. Ook daarmee is de man het niet eens. Hij vindt wel dat hij nog voor een deel moet meebetalen (zie hierna onder 4.4) maar daarna heeft hij alle schulden afbetaald via een regeling. De man vindt verder dat de vrouw de kosten van deze juridische procedure moet betalen. De vrouw vindt dat laatste niet redelijk en vindt juist dat de man deze kosten moet betalen.
3.7.
Deze onderwerpen zal de rechtbank hierna beoordelen en hierover zal de rechtbank beslissen.

4.4. De beoordeling

De eisen van de vrouw en de tegeneisen van de man (conventie en reconventie)

4.1.
De eisen van de vrouw en de tegeneisen van de man en hun reacties over en weer behandelt de rechtbank gezamenlijk, omdat het over dezelfde feiten, omstandigheden en de afspraken in hun convenant gaat.
De eisvermeerdering in de akte van de vrouw: mag de vrouw haar eisen nog vermeerderen?
4.2.
De rechtbank staat het de vrouw toe dat zij haar eisen vermeerdert zoals deze staan in haar akte voor de rolzitting van 16 augustus 2023. De man heeft tegen die eisvermeerdering niet geprotesteerd. Hij heeft daarvoor in de procedure nog wel de gelegenheid gehad. De rechtbank zal de extra eisen hierna elk inhoudelijk beoordelen.
De man heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen de extra eisen
4.3.
De man heeft omdat hij niet meer heeft gereageerd op de eisvermeerdering van de vrouw ook inhoudelijk geen argumenten meer naar voren gebracht tegen deze extra eisen. De rechtbank zal daarom ambtshalve toetsen op de gebruikelijke, juridische manier: zijn deze extra eisen niet onrechtmatig of ongegrond?
De vrouw eist nu betaling van de man van de € 8.220,20 - eerder van € 3.135
4.4.
De vrouw eist nu een hoger bedrag van de man aan betalingen door haar van schulden die zij heeft (af)betaald aan de twee deurwaarders, GGN/ Fideaal en Agin Timmermans. De vrouw eiste eerst € 3.135 en nu eist zij € 8.220,20. Dat doet zij omdat zij extra (maand)bedragen heeft betaald aan de twee deurwaarders met wie zij afspraken heeft gemaakt. Van het eerste bedrag dat de vrouw eiste, € 3.135, heeft de man in de conclusie van antwoord aangegeven dat hij hiertoe veroordeeld kon worden (daar staat op de laatste bladzijde “met veroordeling van de man tot betaling van de door de vrouw betaalde bedrag ad € 3.135,=”). De man moest voor aflossing van de schulden zorgdragen en daarom kan dit bedrag verrekend worden met de opbrengst van de polissen, zo geeft hij ook onder 11 in de conclusie van antwoord aan. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat de vrouw dit betaald heeft aan de twee deurwaarders.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak komt het bij de uitleg van een echtscheidingsconvenant ook aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van hun overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.6.
Artikel 2.4 en 2.5 van het convenant moeten volgens deze norm zo worden uitgelegd dat de vrouw de hypotheekschuld van de woning volledig op zich moest nemen. Dat heeft zij ook gedaan. De woning en de hypotheekschuld “worden toegedeeld aan de vrouw”, volgens artikel 2.4. De man zou dan volgens artikel 2.5 de andere schulden volledig op zich nemen: zodat de vrouw daarmee niet belast zou worden. Als er bij verkoop van de woning een hypotheekschuld over zou blijven (onderwaarde van de woning of onder water staan van de woning) dan zou de man zelfs meebetalen aan de rest van die hypotheekschuld, naast de andere schulden die hij geheel zou betalen. Daarvan was gelukkig geen sprake na verkoop van de woning: de hypotheek is begin 2021 geheel afgelost uit de verkoopwaarde van de woning.
Artikel 2.6 moet zo worden uitgelegd dat er hierbij of hierna geen verrekening van schulden meer tussen de man en de vrouw zou plaatsvinden: het was daarna ieder voor zich - waarbij de man zou zorgen voor afbetaling van alle andere schulden.
4.7.
De vrouw heeft steeds volgens afspraak (alleen) de maandelijkse hypotheek betaald, maar de man heeft niet (alleen) de andere schulden betaald. Hij heeft ter zitting gezegd dat hij wel alle schulden heeft voldaan en daarvoor een regeling heeft getroffen maar uit de stukken die hij heeft toegezonden aan de rechtbank blijkt dat niet. Voor zover hij een regeling heeft getroffen met schuldeisers, dan heeft hij dat alleen gedaan voor (een stukje van) zijn deel van de schulden. Dat blijkt ook al uit de stukken van de vrouw: zij laat namelijk zien dat zij nog steeds door deurwaarders werd en wordt aangeschreven voor andere schulden uit de huwelijkse periode dan de schulden die zij op zich zou nemen. En zij heeft ook (af)betaald op die schulden. Dat blijkt uit haar betalingsbewijzen.
4.8.
Omdat de vrouw dus méér heeft betaald dan destijds de bedoeling van de man en de vrouw was bij het tekenen van het convenant: namelijk dat de man alle andere schulden zou betalen (dan de hypotheekschuld), zal de man tot betaling worden veroordeeld. Hij moest al het volledige bedrag dat de vrouw eerst eiste van € 3.135 aan de vrouw betalen, zie hiervoor de uitleg onder 4.4. Maar omdat de vrouw inmiddels hogere bedragen aan de deurwaarders heeft betaald om dezelfde reden - aflossing van de schulden uit de huwelijkse periode niet zijnde de hypotheekschuld -, en aantoont dat dat gaat om € 8.220,20, moet de man nu ook dat hogere bedrag betalen aan de vrouw. De rechtbank beoordeelt deze extra eis niet als onrechtmatig of ongegrond.
4.9.
Ook voor de eventuele termijnen, de maandbedragen die de vrouw heeft betaald aan de deurwaarders na juli 2023 en/of nog gaat betalen aan de deurwaarders voor wat betreft deze schulden, geldt om de zelfde reden dat de man die moet (gaan) terugbetalen aan de vrouw. Ook deze extra eis is niet onrechtmatig of ongegrond. De vraag of er verrekend kan worden met de opbrengst uit de polissen, zal hierna worden beantwoord.
Geen dwangsom
4.10.
De rechtbank zal hier echter geen dwangsom aan koppelen zoals de vrouw eist. Een dwangsom kan niet gekoppeld worden aan de betaling van een geldbedrag.
Kosten schuldhulpverlening
4.11.
Ook het laatste extra punt van de eis van de vrouw wijst de rechtbank af. Het gaat erom dat de vrouw stelt dat de man moet betalen voor de kosten (€ 1.500) die zij heeft gemaakt voor schuldhulpverlening. De vrouw laat twee betalingsbewijzen van elk € 750 zien. Maar de vrouw heeft alleen opdracht gegeven aan dit schuldhulpverleningsbureau - en dus niet samen met de man. Omdat zij alleen opdrachtgever is, heeft zij ook alleen een betalingsverplichting. Als de vrouw bedoelde dat de man op grond van de redelijkheid en de billijkheid mee moet betalen aan deze kosten, dan heeft zij daarvoor onvoldoende (overtuigende) argumenten aangevoerd. Alleen de stelling dat omdat de man in gebreke is gebleven met betaling van alle schulden voortvloeiend uit de echtscheiding, het redelijk is dat hij aan de kosten van de schuldhulpverlening meebetaalt, beoordeelt de rechtbank als onvoldoende.
De beleggingspolis
4.12.
Dan de beleggingspolis, wat moet daarmee gebeuren? De rechtbank is van oordeel dat de vrouw deze moet kunnen afkopen en dat de man daaraan snel moet meewerken en dat het convenant zo moet worden uitgelegd dat de waarde hiervan - de afkoopwaarde - dan alleen aan de vrouw toekomt (alleen voor de vrouw is). De rechtbank zal dat uitleggen.
4.13.
De vrouw mocht op grond van het convenant redelijkerwijs verwachten dat de woning, de hypotheek en de daaraan gekoppelde beleggingsverzekering qua waarde en verantwoordelijkheid van betaling van de daaraan gekoppelde verplichtingen (het maandelijkse hypotheekbedrag en premies) geheel voor haar (rekening) waren. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 2.3, artikel 2.4, artikel 2.5, artikel 2.6, artikel 2.7 en artikel 2.9, 2.11 en 2.12 in het convenant en naar de samenhang tussen die artikelen. Bij artikel 2.3 staat aan de kant van de vrouw “de levensverzekering” in het rijtje van zaken die aan haar toegedeeld worden (na de woning en de hypotheek, die ook aan haar kant in het rijtje staan). Die levensverzekering moet redelijkerwijs zo worden uitgelegd dat dat de beleggingsverzekering is die tot verkoop van de woning gekoppeld was aan de woning/ hypotheek. Uit artikel 2.7 van het convenant blijkt namelijk dat de premie hiervan door de vrouw moest worden betaald en dat
moetvanwege de tekst van artikel 2.13 en 2.14 wel gaan over de gekoppelde beleggingsverzekering. Voor de andere polis van levensverzekering met nummer [nummer 1] moest de man namelijk nog € 31,50 per maand aan de vrouw blijven betalen tot verkoop van de woning, zoals blijkt uit artikel 2.14. Uit artikel 2.13 in samenhang met artikel 2.14 blijkt dus dat het de bedoeling was dat de beleggingspolis werd geleverd aan de vrouw.
4.14.
De man en de vrouw hebben daarna nagelaten die levering juridisch goed te regelen met NN. De beleggingspolis is na verkoop van de woning losgekoppeld van de hypotheek. En de beleggingspolis is premievrij gemaakt. Tot dat moment heeft de vrouw, zoals de afspraak was en de bedoeling was volgens de afspraken in het convenant, steeds (alleen) maandelijks de premie hiervoor betaald. Daarom is het redelijk en in lijn met de bedoelingen van het convenant en de verwachtingen van de man en de vrouw dat de afkoopwaarde daarvan nu ook
alleenaan de vrouw toekomt. De man moet bovendien snel meewerken aan deze afkoop zodat de vrouw over dit geld kan beschikken.
De overlijdensrisicopolis
4.15.
De vrouw wil ook de overlijdensrisicopolis afkopen en zij eist de medewerking daarvoor van de man. Zij wil ook dat de waarde hiervan
alleenaan haar toekomt. De man wil de helft van de waarde, waarbij hij wel aangeeft dat van zijn deel van die waarde nog de helft van de maandelijkse premies af mag die hij moest betalen maar niet heeft betaald.
4.16.
De rechtbank legt ook hier het convenant uit. De man moest op grond van het convenant € 31,50 per maand aan de vrouw blijven betalen voor deze verzekering tot verkoop van de woning. Dat was de helft van de maandpremie. Dat staat in artikel 2.14. De man heeft in zijn conclusie van antwoord onder 10 erkend dat hij deze lasten
nietheeft betaald. De man heeft niet betwist dat de vrouw tussen 5 september 2013 (de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek) en 29 oktober 2021 (de datum waarop de premiebetalingen eindigde - zie productie 7 van de vrouw)
alleendeze premies geheel betaald heeft en dat dat totaal voor haar € 3.087 was. Dat bedrag moet de man sowieso dus nog betalen/ voor zijn rekening nemen.
4.17.
De rechtbank hakt de knoop op de volgende manier door. De rechtbank vindt het de meest passende oplossing dat deze overlijdensrisicopolis wordt afgekocht door de vrouw aan welke afkoop de man moet meewerken en dat met de afkoopwaarde het volgende gebeurt:
  • € 3.087 komt alleen toe aan de vrouw, omdat de man dit bedrag aan premies niet aan haar heeft betaald terwijl hij dit wel had moeten doen volgens het convenant (artikel 2.14);
  • indien de polis meer waard is dan € 3.087 dan hebben de man en de vrouw ieder aanspraak op de helft van het bedrag boven € 3.087, maar de helft van de man van het bedrag boven
  • de man moet binnen 14 dagen na dit vonnis meewerken aan afkoop, doet hij dat niet dan moet NN tot afkoop en gehele uitbetaling aan de vrouw overgaan op basis van dit vonnis, zelfs zonder handtekeningen/ medewerking van de man.
De wettelijke rente
4.18.
De vrouw heeft geëist dat de man de wettelijke rente moet betalen over het bedrag van € 8.220,20, vanaf 14 dagen na dit vonnis. Omdat de rechtbank de vordering van
€ 8.220,20 toewijst en de man dit bedrag binnen 14 dagen na dit vonnis moet betalen, zal de rechtbank bepalen dat daarna ook de wettelijke rente gaat lopen.
Voor de maandtermijnen die de vrouw aan de deurwaarders heeft betaald tussen augustus 2023 en 13 december 2023 (de datum van dit vonnis) bepaalt de rechtbank dat de wettelijke rente ook loopt vanaf 14 dagen na dit vonnis.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de wettelijke rente (steeds) gaat lopen vanaf iedere keer (per maand) dat de vrouw weer een termijn heeft betaald, vanaf de 4de dag van de maand daarna. Dit omdat de vrouw (voor die termijnen) geëist heeft dat de man binnen 7 dagen na betaling aan haar betaalt wat zij aan de deurwaarders heeft betaald. De rechtbank heeft gezien dat de vrouw steeds op de 26ste dag van de maand betaalt.
De kosten van deze procedure
4.19.
De man en de vrouw vinden allebei dat de ander de volledige kosten moet betalen van deze procedure. De rechtbank ziet dat anders. Er zijn bij en na hun echtscheiding zaken blijven liggen en er zijn hier en daar ook zaken niet helemaal duidelijk opgeschreven in het convenant. Dat maakt dat er interpretatieverschillen mogelijk waren die de rechtbank pas heeft kunnen onderzoeken nadat in deze procedure alles gezegd is door de vrouw en de man en de rechtbank alle beschikbare stukken heeft kunnen doornemen. Deze procedure is nodig geweest. Daar komt bij dat het gebruikelijk is in familierechtelijke procedures, dat ieder de eigen kosten (van het procederen) betaalt. Dat zal de rechtbank dan ook beslissen. De rechtbank heeft gezien dat beide partijen procederen met een “toevoeging” (op basis van gefinancierde rechtshulp).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis mee te werken aan afkoop van de beleggingspolis met rekeningnummer [nummer 2] en aan afkoop van de overlijdensrisicopolis onder nummer [nummer 1] bij Nationale-Nederlanden door alle benodigde (rechts)handelingen daartoe te verrichten,
5.2.
bij gebreke waarvan dit vonnis hiervoor in de plaats treedt,
5.3.
bepaalt dat de afkoopwaarde van de beleggingspolis bij Nationale Nederlanden met rekeningnummer [nummer 2] zonder verrekening toekomt aan de vrouw,
5.4.
bepaalt dat de afkoopwaarde van de overlijdensrisicoverzekering bij Nationale- Nederlanden onder nummer [nummer 1] toekomt aan de vrouw, aan welke afkoop de man moet meewerken en bepaalt dat met de afkoopwaarde het volgende gebeurt:
  • € 3.087 komt toe aan de vrouw;
  • indien de polis meer waard is dan € 3.087 dan hebben de man en de vrouw ieder aanspraak op de helft van het bedrag boven € 3.087, maar de helft van de man van het bedrag boven
  • de man moet binnen 14 dagen na dit vonnis meewerken aan afkoop, doet hij dat niet dan moet Nationale-Nederlanden tot afkoop en gehele uitbetaling aan de vrouw overgaan op basis van dit vonnis,
5.5.
veroordeelt de man om binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis aan de vrouw te € 8.220,20 te voldoen, te vermeerderen met de maandtermijnen die de vrouw na juli 2023 aan twee deurwaarders, GGN/ Fideaal en Agin Timmermans heeft voldaan en/of nog voldoet terzake de huwelijkse schulden en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf:
  • 14 dagen na dit vonnis over het bedrag van € 8.220,20;
  • 14 dagen na dit vonnis over de bedragen die de vrouw aan de twee deurwaarders heeft betaald over de periode augustus tot en met 13 december 2023;
  • de 4de dag van de maand volgend op de maandelijkse betaling van de vrouw aan de twee deurwaarders vanaf 26 december 2023,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
3246/ 2294