ECLI:NL:RBROT:2023:1173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
10/279647-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als verdediging bij poging tot zware mishandeling met een mes

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 30 oktober 2022 in Rotterdam met een mes meerdere keren gestoken naar [slachtoffer01], die daarbij verwondingen opliep. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de poging doodslag, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op dodelijk letsel en dat hij slechts een sleutel in zijn hand had. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond, waarbij zijn zwager werd aangevallen door meerdere mannen. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het mes door de verdachte als noodzakelijke verdediging van zijn zwager kan worden gekwalificeerd, wat voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Hierdoor werd de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, [slachtoffer01], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/279647-22
Datum uitspraak: 17 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. H.J.D. de Boer, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • het bewezenverklaarde de verdachte niet toe te rekenen;
  • de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte de onder primair ten laste gelegde poging doodslag heeft begaan. Zij heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende stukken. Op de videobeelden, waarop de verdachte zich heeft herkend, is te zien dat de verdachte met een zwart puntig voorwerp steek-/snijbewegingen maakt in de richting van [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ). Vervolgens is te zien, dat de verdachte, als hij op de vlucht is, een mes lijkt in te klappen. Als gevolg van dit handelen van de verdachte heeft [slachtoffer01] verwondingen aan zijn lichaam opgelopen, waaronder een diepe verwonding van
3 cm breed tot in de onderhuidse lagen boven de linker bekkenkam. Gelet op de vitale organen en de slagaders, die de verdachte had kunnen raken, kwalificeert dit handelen zich als poging tot doodslag.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. De verdachte had geen opzet op het toebrengen van dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had namelijk geen mes, maar een sleutel in zijn hand en kon daarmee [slachtoffer01] niet ernstig verwonden.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
In de nacht van 30 oktober 2022 omstreeks 03:00 uur bevinden de verdachte en zijn zwager zich op de kruising van de Korte Lijnbaan met de Lijnbaan te Rotterdam. Op datzelfde moment bevinden zich daar drie hen onbekende mannen, [slachtoffer01] (de latere aangever), diens broer (man 2) en een vriend (man 3). De verdachte en zijn zwager krijgen een woorden-wisseling met man 2. Op aandringen van de verdachte vervolgen de verdachte en zijn zwager hun weg, waarna zij op provocerende wijze worden nageroepen door [slachtoffer01] . Daarop loopt de zwager van de verdachte terug in de richting van [slachtoffer01] , die hem tegemoet loopt en hard tegen hem aan botst. Vervolgens werkt man 2 verdachtes zwager tegen de grond en houdt hem vast, waarna man 3 tegen het hoofd van de zwager schopt en [slachtoffer01] eveneens een ferme trap richting diens hoofd uitdeelt. De verdachte springt daar tussen, maakt tot driemaal toe een stekende en/of snijdende beweging naar [slachtoffer01] en trekt vervolgens de aandacht van [slachtoffer01] weg door al gebarend naar [slachtoffer01] van hem weg te lopen. Daarna rent de verdachte weg en rent [slachtoffer01] de verdachte achterna. Er vindt dan nog een korte confrontatie tussen beiden plaats, waarna de verdachte wegvlucht en [slachtoffer01] achterblijft. Als de politie direct daarop ter plaatse komt, blijkt dat [slachtoffer01] een bloedende wond in zijn buik heeft. In de FARR-verklaring worden de verwondingen van [slachtoffer01] als volgt beschreven: een verwonding van 3 cm lang en diep tot in de onderhuidse lagen boven de linker bekkenkam, een prikgaatje van 0,5 cm op de rug, meerdere krassen op de buik en een krasverwoning op zijn linker bovenbeen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 30 oktober 2022 [slachtoffer01] met een mes heeft gestoken. Vanwege het opgelopen letsel aan diens buik acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer01] heeft gestoken met een sleutel ongeloofwaardig. Ook de scherprandige beschadigingen in de kleding van [slachtoffer01] , zoals afgebeeld op foto’s in het dossier, wijzen erop dat er met een mes (door de kleding) is gestoken. Het is immers onwaarschijnlijk dat die beschadigingen met verdachtes sleutel zijn toegebracht, nu uit de foto’s van die sleutels blijkt dat deze sleutels -voor zover daar bij een sleutel al sprake van zou zijn- niet een bijzonder scherpe punt hebben.
Anders dan de officier van justitie meent, levert het steken door de verdachte volgens de rechtbank geen poging tot doodslag op. Uit de ter zitting getoonde camerabeelden heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer01] dodelijk te raken met het mes. De rechtbank is van oordeel dat uit de steekbewegingen van de verdachte, beoordeeld naar hun uiterlijke verschijningsvorm, volgt dat het opzet van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder het primaire feit impliciet primair ten laste gelegde poging doodslag. De overige verweren van de raadsman worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere keren met een mes, in de buik, het been en de rug, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Uit de hiervoor, onder 4.3, geschetste gang van zaken is voldoende aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de zwager van de verdachte. Nadat de zwager tegen de grond was gewerkt, werd hij door man 2 op de grond vastgehouden en trapten [slachtoffer01] en man 3 op krachtige wijze naar zijn hoofd. De situatie oogde dermate ernstig, zo is ook de rechtbank gebleken bij het bekijken van de camerabeelden ter zitting, dat het voorstelbaar is dat de verdachte, zoals hij zelf ook heeft beschreven, dacht dat zijn zwager dodelijk getroffen zou worden door het op hem uitgeoefende geweld. Onder deze uitzonderlijke omstandigheden kwalificeert de rechtbank het gebruik van het mes door de verdachte als een noodzakelijke en geboden verdediging van zijn zwager, welke verdediging voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Conclusie
Dit betekent dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij ter zake van het bewezen verklaarde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] . Hij vordert een vergoeding van € 1.454,07 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.300,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal hij worden veroordeelde in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder primair impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder primair impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mr. J.J. Klomp en mr. J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 februari 2023.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, het been en/of de rug, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld dooreen of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, het been en/of de rug, althans het lichaam, te steken en/of te snijden.