ECLI:NL:RBROT:2023:11717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
10.130880.23 en 10.097494.23 vordering TUL VV: 10.098858-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting in een hotel, diefstal en vernieling met psychotische toestandsbeeld

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting in het Nhow Hotel te Rotterdam, diefstal en vernieling. De verdachte, die ten tijde van de feiten in een psychotische toestand verkeerde, werd veroordeeld voor het stichten van brand op 18 mei 2023, waarbij hij een rolcontainer met linnengoed in brand stak. Dit leidde tot een grote evacuatie van het hotel. De rechtbank verwierp het opzetverweer van de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbare toestand, en oordeelde dat hij planmatig te werk was gegaan. De verdachte heeft ook goederen uit het hotel gestolen en ruiten van twee restaurants vernield. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van twintig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10.130880.23 en 10.097494.23
Parketnummer vordering TUL VV: 10.098858-21
Datum uitspraak: 13 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken en vordering na voorwaardelijke veroordeling tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. F.O. Ligeon-Merton, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen onder de parketnummers 10.130880.23 en 10.097494.23. De teksten van de respectievelijke tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.130880.23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en van het onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht;
  • teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen autoped;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01], tot de helft van het gevorderde bedrag aan materiële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 10.098858.21.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdachte verkeerde ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde brandstichting in een toestand van psychose en was daardoor sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Hoewel hij ten laste gelegde heeft begaan, is hij zich daar niet bewust van geweest, hetgeen betekent dat hij geen opzet heeft gehad op het begaan van dat feit. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de brandstichting.
Oordeel van de rechtbank
Brandstichting
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Op 18 mei 2023 werd op de eenentwintigste etage van het Nhow Hotel te Rotterdam, in een rolcontainer met daarin linnengoed, brand gesticht. Deze brand had een forse rookontwikkeling tot gevolg, waardoor de sprinklerinstallatie van het hotel in werking trad. Het hotel werd vervolgens volledig ontruimd. Rond de driehonderd gasten uit honderdzeventig hotelkamers moesten het hotel verlaten.
Uit een door een particulier recherchebureau ingesteld onderzoek naar de oorzaak van de brand bleek het volgende. De vermoedelijke veroorzaker van de brand is op 18 mei 2023 omstreeks 07.19:23 uur in het hotel op videobeelden vastgelegd. Deze persoon heeft de brand veroorzaakt met gebruikmaking van een aanmaakblok afkomstig van de Action. Een man die kort daarvoor dergelijke aanmaakblokjes bij het dichtstbijzijnde filiaal van de Action had gekocht, had dezelfde uiterlijke kenmerken als de man die kort vóór de brand het hotel had betreden en kort na het ontdekken van de brand het hotel weer had verlaten.
De man, zoals die in het rapport werd beschreven en op foto’s daarin was afgebeeld, werd door de politie herkend als de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op die dag in het Nhow Hotel brand had gesticht. De verdachte heeft verklaard dat hij in het hotel naar boven was gegaan en vervolgens op de eenentwintigste etage een aanmaakblok van de Action had aangestoken en dit al brandend in een rolcontainer gevuld met badjassen had geplaatst. Daarna ging hij, terwijl het brandalarm afging, weer naar beneden ging en verliet het hotel.
Uit het handelen van de verdachte voorafgaand, tijdens en direct na het stichten van de brand blijkt dat hij planmatig te werk is gegaan. Dat desalniettemin geen sprake kan zijn geweest van opzet aan de zijde van de verdachte, in verband met zijn psychotische toestandsbeeld, kan niet zonder meer worden aangenomen. Daarvan zou slechts sprake zijn indien moet worden aangenomen dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen ontbrak. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Uit de wijze van handelen en zijn verklaringen daarover tegenover de politie en ter zitting, blijkt niet dat hij zich op geen enkele manier bewust was van wat hij deed. Integendeel, de verdachte heeft uitgelegd hoe hij de brand heeft gesticht (met een aanmaakblok), dat hij het in een ijzeren kooi heeft gedaan waar alleen maar oude badstof, vieze lakens in lagen (de rolcontainer) en dat het hele hotel door hem was geëvacueerd. De verdachte heeft ook over de aanleiding verteld.
Het verweer wordt verworpen.
Diefstal en vernielingen
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt verder dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal van diverse goederen uit het Nhow Hotel en van het ingooien van ruiten van twee restaurants.
Conclusie
Bewezen is het onder parketnummer 10.130880.23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10.130880.23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10.130880.23
1.
hij op 18 mei 2023 te Rotterdam
opzettelijk brand heeft gesticht door
open vuur in aanraking te brengen met een aanmaakblokje en dit
aangestoken aanmaakblokje te plaatsen in een rolcontainer gevuld met textiel
terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten de rolcontainer en/of inboedel en/of (een)
ruimte(s) van Nhow Rotterdam te duchten was;
2.
hij op 9 mei 2023 te Rotterdam
- een of meerdere badjassen
- een of meerdere handdoeken
- een kokschort
- een banaan
- een placemat
aan Nhow Rotterdam toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10.097494.23
hij op 14 februari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, die geheel of ten dele aan [naam01] (gelegen
aan [adres02] ) en [horecagelegenheid01] (gelegen aan [adres03]
)toebehoorden heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10.130880.23
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
diefstal;
onder parketnummer 10.097494.23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Standpunt van de verdediging
Bij bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.130880.23 onder 1 en onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegde dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte ten tijde van het begaan van deze feiten verkeerde in een toestand van psychose.
Oordeel van de rechtbank
Door de psychiater [naam02] en de GZ-psycholoog [naam03] is, namens het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), op respectievelijk 27 september 2023 en 28 september 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. De rapporteurs hebben blijkens de rapportages slechts kennis genomen van de tenlastelegging onder parketnummer 10-130880-23, de feiten van mei 2023.
Het rapport van de psychiater [naam02] houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van schizofrenie. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was deze stoornis ook aanwezig, waarbij sprake was van een psychose. Deze psychische stoornis beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Het gedrag werd echter niet uitsluitend door de psychose gestuurd. Het advies is om het thans bewezenverklaarde in ieder geval in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het rapport van de psycholoog [naam03] houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Hiernaast
is er sprake van een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Ten tijde van de thans ten laste gelegde feiten was hiervan ook sprake. De psychische stoornis van betrokkene is van invloed geweest op zijn gedachten, gevoelens en gedragingen evenals zijn keuzemogelijkheden. Het advies is om het thans bewezenverklaarde ten minste in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare, in die zin dat de verdachte, wat betreft de thans bewezen verklaarde feiten, sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Dat geldt ook voor het feit dat onder parketnummer 10-097494-23 is ten laste gelegd. Dit feit is weliswaar een aantal maanden eerder gepleegd, maar gezien verdachtes ziektebeeld en hetgeen over het verloop daarvan in de rapportages naar voren komt, ziet de rechtbank voldoende grond voor het oordeel dat deze conclusies evenzeer opgeld doen voor dit feit.
De aldus aangenomen sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte sluit volledige straffeloosheid echter uit, omdat de keuzevrijheid van de verdachte daardoor niet volledig is aangetast. Bij het bepalen van na te noemen straf, wordt rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het verweer tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt verworpen.
Conclusie
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een hotel, door op de eenentwintigste etage van dat hotel een rolcontainer met daarin linnengoed in brand te steken. Dit hotel is gevestigd in het gebouw De Rotterdam.
Dit is een zeer ernstig feit. Met de brandstichting in het hotel, heeft de verdachte een reëel gevaar voor grote schade aan zowel het desbetreffende gebouw als de zich in dat gebouw bevindende zaken veroorzaakt.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan diefstal van verschillende goederen uit het hotel, waar hij een aantal dagen later de hiervoor besproken brand stichtte.
Dergelijke diefstallen brengen, naast financiële schade, ongemak voor de benadeelden met zich mee en veroorzaken binnen de maatschappij veel ergernis.
De verdachte heeft zich ten slotte schuldig gemaakt aan het met stenen ingooien van ruiten van twee restaurants. Met deze vernielingen heeft de verdachte de eigenaren van de desbetreffende restaurants schade berokkend en ongemak bezorgd.
De verdediging heeft verzocht dat als de rechtbank de feiten bewezen verklaard acht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de periode die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, te weten 189 dagen. Bijzondere voorwaarden die tot doel hebben dat de verdachte tijdig zijn medicatie inneemt zijn acceptabel voor de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer vernieling.
In de hiervoor onder 6 genoemde rapporten hebben de psychiater en de psycholoog omtrent het risico op recidive en eventuele behandeling als volgt geadviseerd.
Het risico op recidive wordt voor de korte termijn laag ingeschat, omdat de psychose die de
belangrijkste delictfactor was inmiddels in remissie is gegaan. Voor de middellange tot lange termijn is er een hoog recidiverisico, aangezien betrokkene in het verleden vaker is gestopt met de medicatie en er in dat geval een hoog risico is op een nieuwe psychose en hierdoor op nieuwe incidenten.
Het advies is om de verdachte klinisch en vervolgens ambulant te behandelen voor zijn schizofrenie. Het verdient aanbeveling om de genoemde behandeling plaats te laten vinden in de forensische zorg, aangezien behandeling in de reguliere GGZ de afgelopen jaren het delictgedrag niet konden voorkomen en er ook niet tijdig en voldoende langdurig werd ingegrepen bij psychotische verschijnselen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 oktober 2023. Dit rapport houdt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert in navolging van de deskundigen een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder de door de deskundigen geadviseerde klinische en ambulante behandeling. De reclassering heeft daarbij nadrukkelijk vraagtekens geplaatst bij de haalbaarheid van een dergelijk traject gezien de geschiedenis van de verdachte. De haalbaarheid wordt volgens de reclassering verhoogd indien de verdachte wordt opgenomen in een beschermde woonvorm met dagbesteding, omdat hij gebaat is bij structuur en een strikte controle op zijn medicatie-inname.
De wet verbindt een strafmaximum van twaalf jaren aan opzettelijke brandstichting als daarvan gemeen gevaar voor goederen is te duchten. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur daarvan rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte als strafverminderende omstandigheid. Dat verdachte ook schuldig wordt bevonden aan diefstal en vernieling weegt de rechtbank als strafverzwarend mee.
Nu zowel de reclassering als de genoemde psychiater en psycholoog begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten aanzien van de op te leggen bijzondere voorwaarden volgt de rechtbank het advies van de reclassering om ook als bijzondere voorwaarde de opname in een begeleide/beschermde woonvorm op te nemen. Uit de rapportages komt heel duidelijk naar voren dat de verdachte herhaaldelijk na klinische en/of ambulante behandelvormen opnieuw psychotisch raakt omdat hij zijn medicatie niet getrouw blijft innemen en daarop kennelijk steeds toezicht ontbreekt. Alhoewel de rechtbank de wens van de verdachte begrijpt om in zijn eigen (zelfstandige) woning te kunnen blijven wonen, is de rechtbank van oordeel dat alle inspanning er op gericht moet zijn te voorkomen dat de verdachte wederom op enig moment zonder enige vorm van toezicht of overleg staakt met de inname van medicatie en belandt in een psychotisch toestandsbeeld waarin hij overgaat tot strafbare gedragingen met alle mogelijke gevolgen van dien. De opname in een begeleide/beschermde woonvorm kan het ontstaan van zo’n situatie helpen voorkomen. Het zal bovendien in belangrijke mate ondersteunend kunnen zijn voor de verdachte om zich aan de overige voorwaarden te kunnen blijven houden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid zal niet worden bevolen, nu de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen autoped zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij01] zich in het geding gevoegd ter zake van vernieling van ruiten, als bedoeld in het thans onder parketnummer 10.097494.23 bewezenverklaarde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.200,- aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu [benadeelde partij01] op geen enkele wijze in de onderliggende dossier voorkomt en uit de vordering ook niet duidelijk blijkt of [benadeelde partij01] namens een of beide in de onder 10.097494.23 bedoelde restaurants optreedt.

10.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 23 juni 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling, diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld
tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 7 juli 2021.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht om die last niet te geven. Met de hierna te noemen, aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf namelijk niet opportuun. Daarnaast wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte zich, vanwege zijn sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van het thans bewezenverklaarde, ook de consequentie van tenuitvoerlegging van een eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke straf minder heeft kunnen realiseren. Deze vordering wordt daarom afgewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10.130880.23 onder 1 en 2 en onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek, voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, klinisch laten opnemen in een te indiceren zorginstelling, en zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal zich, aansluitend op de hiervoor bedoelde klinische opname, onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een andere door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, en houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, hetgeen mede kan inhouden het innemen van medicijnen als de zorgverlener dat nodig vindt;
indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor stabilisatie en/of crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid/beschermd wonen, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, en houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een passende structurele, zinvolle en passende dagbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs; de reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle; de reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de autoped ( [proces-verbaalnummer01]
E-step, Groen, merk: Denver);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 juni 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V Scheffers, voorzitter
en mrs. C. Laukens en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 december 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10.130880.23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Rotterdam
opzettelijk
brand heeft gesticht door
- open vuur in aanraking te brengen met (een) aanmaakblok(je(s)) en deze/dit
aangestoken aanmaakblok(je(s)) te plaatsen in een rolcontainer gevuld met textiel
en/of
- ( een) aanmaakblok(je(s)) te plaatsen in een rolcontainer gevuld met textiel en
vervolgens open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblok(je(s))
en/of de inhoud van deze genoemde rolcontainer
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de rolcontainer en/of inboedel en/of (een)
ruimte(s) van Nhow Rotterdam, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de aldaar
aanwezige personen
te duchten was;
2
hij op of omstreeks 9 mei 2023 te Rotterdam
- een of meerdere badjassen
- een of meerdere handdoeken
- een kokschort
- een banaan
- een placemat
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Nhow Rotterdam, in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10.097494.23 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruit(en) en/of een bank en/of een
reclamebord, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] (gelegen
aan [adres02] ) en/of [horecagelegenheid01] (gelegen aan [adres03]
), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.