ECLI:NL:RBROT:2023:1170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
10/266840-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en poging tot woninginbraak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak en een poging tot woninginbraak. De verdachte werd beschuldigd van het proberen in te breken in een woning aan de [adres02] op 30 september 2022, en van het daadwerkelijk inbreken in een woning aan de [adres04] op 8 oktober 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl hij probeerde in te breken, en dat getuigen hem hadden herkend als de persoon die in de woning van de aangever was geweest. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/266840-22
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. W. de Deugd, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten onder feit 1 dat hij heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [straatnaam01] te [plaats01] door te flipperen, dat wil zeggen door te proberen met een plastic kaart het slot van een voordeur open te maken. Onder feit 2 wordt hem verweten dat hij ergens anders daadwerkelijk heeft ingebroken en daar onder andere de spaarpotten van de kinderen heeft meegenomen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit bestaat voornamelijk uit beelden van een Ring deurbel, waarop een man te zien is die bewegingen maakt bij de voordeur. De verdachte ontkent niet dat hij degene is die op de door de Ring deurbel gemaakte beelden staat, maar wel dat hij tussen de deur en het deurkozijn heeft geflipperd. De verdachte wilde op bezoek gaan bij een vriend die in de [straatnaam01] woont, maar wist niet meer waar deze vriend precies woonde. De verdachte heeft daarom door de ruit van een aantal voordeuren naar binnen gekeken om te kijken of hij iets van zijn vriend herkende, waaronder de ruit van de voordeur van aangever. Er is geen schade aan de deur, waardoor het niet aannemelijk is dat de verdachte heeft geflipperd. De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij het feit heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij op bezoek is geweest bij een vriendin die in de [straatnaam02] woont. Hij heeft dus wel door de straat waarin aangever woont gelopen, maar heeft daar niet ingebroken. De verdediging heeft aangevoerd dat de verschillende verklaringen los van elkaar geen wettig en overtuigend bewijs opleveren. De getuige heeft niet kunnen zien in welke woning is ingebroken en ook niet of de deur van de woning open of dicht was.
4.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de nacht van
30 september 2022 heeft getracht in te breken in de woning aan de [adres02] met een flipper. De verdachte heeft verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden staat. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met een voorwerp tussen de deur en het deurkozijn wrikt. Het handelen van de verdachte wordt door een verbalisant die is opgeleid in het openen van deuren omschreven als flipperen. Het verhaal van de verdachte dat hij op zoek was naar de woning van een vriend en slechts door het raam van de deur van de woning keek, acht de rechtbank op grond van het voorgaande ongeloofwaardig. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Ook het onder 2 ten laste gelegde feit acht de rechtbank bewezen. De aangever heeft verklaard dat hij in de nacht van 8 oktober 2022 rond 4:00 uur wakker werd en gebonk en getril hoorde. Hij zag niets bijzonders en is weer gaan slapen. De aangever zag de volgende dag dat de deurklink aan de binnenkant van de voordeur half uit zijn as getrokken was. Later kwam hij erachter dat twee spaarpotten en een portemonnee uit zijn woning zijn verdwenen. Getuige [getuige01] , bewoner van [adres03], heeft verklaard dat hij in de nacht van 8 oktober 2022 zag dat rond 4:00 uur een man met zijn schouder tegen de voordeur van de woning aan de [adres04] duwde en in de woning verdween. Vervolgens zag de getuige de man de woning weer uitkomen met in zijn handen kleine voorwerpen. De getuige was bij de aanhouding van de verdachte op 16 oktober 2022 en herkende de verdachte daar als de man die hij in de nacht van 8 oktober 2022 in de woning van aangever zag gaan. Weliswaar blijkt uit het dossier dat de getuige eerder via WhatsApp had laten weten dat hij niet had gezien in welke woning de verdachte was verdwenen, maar de rechtbank acht desalniettemin bewezen dat dit de woning van aangever is geweest. Dit gelet op de overeenkomsten in de door de aangever en de getuige genoemde tijdstippen en gelet op het feit dat [getuige01] twee huizen verderop woonde. Bovendien is niet gebleken dat er in nog een woning in de onmiddellijke omgeving is ingebroken. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 september 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- een flipper, althans een plat voorwerp, tussen de voordeur en het kozijn van de woning van die [naam01] heeft geplaatst en
- de deurknop van die voordeur heeft vast gepakt en
- met die flipper, althans een plat voorwerp, tussen de voordeur en het kozijn van die woning heeft gewrikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 8 oktober 2022 te [plaats01] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning , te weten gelegen aan de [adres04] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere spaarpotten en een portemonnee en een geldbedrag, die geheel aan [naam02] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. Op 30 september 2022 heeft de verdachte getracht in te breken in een woning waarvan hij de voordeur probeerde open te “flipperen”. Op 8 oktober 2022 is het de verdachte gelukt om in te breken in een woning door de deurklink half uit zijn as trekken. De verdachte heeft twee spaarpotten en een portemonnee uit de woning gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van de bewoners aangetast, hetgeen ook uit de verklaring van een van de slachtoffers gebleken is. Bovendien roepen woninginbraken en pogingen daartoe in het algemeen gevoelens van onveiligheid op in de samenleving. De woning is immers bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Reden waarom tegen woninginbraken met kracht dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 januari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte is in het verleden veelvuldig veroordeeld voor het plegen van woninginbraken. Dit deed hij om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Op enig moment had hij werk en sinds 2014 beschikt hij over een zelfstandige huurwoning. In 2020 werd de verdachte werkloos en bouwde hij schulden op. Ook beschikte hij niet meer over een vorm van een dagbesteding en ging hij met mensen om die een negatieve invloed hebben op hem. De verdachte verviel in het gebruik van cocaïne en liet dealers gebruik maken van zijn woning. De burgermeester heeft in oktober 2022 zijn woning gesloten. Volgens de bewindvoerder beschikt de verdachte tot op heden nog over zijn woning maar indien de verdachte langer gedetineerd blijft, zal het voor hem problematisch worden en verliest hij mogelijk ook zijn woning. De verdachte heeft geringe
copingvaardigheden om met zijn problemen om te gaan, maar momenteel staat hij open voor hulp. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, waarbij de verdachte het onvoorwaardelijk deel van de straf reeds heeft uitgezeten in voorarrest. De rechtbank zal bepalen dat een deel van de gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank acht een verplicht contact met de reclassering evenals een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang en meewerken aan middelencontrole noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren, teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde partij01] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 160,- aan materiële schade en een vergoeding van € 270,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair dat de vordering afgewezen dient te worden.
8.2.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade toegebracht. De door benadeelde partij gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de vordering volledig zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 430,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
49 (negenenveertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de algemene voorwaarde of een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een Forensische Polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt en na rechterlijke goedkeuring;
de veroordeelde zal, indien nodig, verblijven in Huis en Haard/Domus van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Indien nodig ontvangt de veroordeelde ambulante woonbegeleiding, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te kunnen monitoren. De reclassering kan een urineonderzoek en een ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 430,- (zegge: vierhonderddertig euro), bestaande uit € 160,- aan materiële schade en € 270,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen
€ 430,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
8 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 430,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van de Klashorst, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 september 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan of bij de [adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
- een flipper, althans een plat voorwerp, tussen de voordeur en het kozijn van de woning van die [naam01] heeft geplaatst en/of
- de deurknop van die voordeur heeft vast gepakt en/of
- met die flipper, althans een plat voorwerp, tussen de voordeur en het kozijn van die woning heeft gewrikt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te [plaats01] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten gelegen aan of bij de [adres04] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere spaarpotten en/of een portemonnee en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;