Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 juni 2021, met producties;
- de rolbeslissing van 13 augustus 2021;
- het antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
- de brief van 2 september 2021 aan de zijde van [naam02] , met een productie;
- het tussenvonnis van 20 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 29 oktober 2021 aan de zijde van [naam02] , met een productie;
- het antwoord in reconventie;
- de brief van 15 november 2021 aan de zijde van [naam02] , met een productie;
- het proces-verbaal van de op 17 november 2021 gehouden mondelinge behandeling;
- de akte van 23 december 2021 aan de zijde van [naam01] , met producties;
- de akte van 23 december 2021 aan de zijde van [naam02] , met producties;
- de brief van de rechtbank van 23 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 28 januari 2022 aan de zijde van [naam02] , met producties;
- de e-mail van 1 februari 2022 aan de zijde van [naam01] , met daarbij een akte vermeerdering van eis;
- de brief van 10 februari 2022 aan de zijde van [naam02] , met producties;
- het proces-verbaal van de op 29 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling;
- de aan de zijde van [naam01] op de rolzitting van 4 augustus 2022 overgelegde nadere akte, tevens akte vermindering van eis;
- de aan de zijde van [naam02] op de rolzitting van 1 september 2022 overgelegde nadere akte, met producties;
- de brief van de rechtbank van 1 september 2022, waarin de voortzetting van de mondelinge behandeling is bepaald;
- de aan de zijde van [naam01] per e-mail van 28 oktober 2022 overgelegde akte vermindering van eis;
- het proces-verbaal van de op 2 november 2022 gehouden mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 18.312,97 van het overzicht van productie 2 bij dagvaarding minus de gestelde betalingen aan Zorg en Zekerheid van in totaal € 2.985,68.
€ 7.002,00 + PM aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 april 2021;
heeft de kosten door het onrechtmatig gedrag van [naam01] moeten betalen.
4.De beoordeling
[naam01] door een bedrag van € 15.327,29 aan het vermogen van [naam01] te onttrekken en of [naam02] gehouden is om dat (schade)bedrag terug te betalen, zoals door [naam01] is gesteld maar door [naam02] gemotiveerd is weersproken.
€ 15.295,29 aan hoofdsom (akte van 28 oktober 2022) stemde nog altijd niet overeen met het overzicht van productie 2 bij dagvaarding, nu dat overzicht leidt tot een totaalbedrag van € 18.312,97. Ook was in dat totaalbedrag een bedrag van € 2.985,68 inbegrepen met betrekking tot betalingen aan Zorg en Zekerheid, terwijl [naam01] in dat verband slechts een bedrag van in totaal € 1.539,48 (akte van 28 oktober 2022) in mindering had gebracht op zijn vordering.
De kantonrechter heeft de zitting daarop gesloten.
het met de waarheid niet zo nauw neemt.
€ 1.815,- + € 605,-” en “griffierechten ad € 309,- + 643,-”. Hoewel [naam02] ook een bedrag van € 3.442,42 heeft genoemd met betrekking tot “conservatoir beslag advocaatkosten”, is dat bedrag niet (voldoende concreet) gevorderd. [naam02] heeft geen enkele onderbouwing gegeven voor de gevorderde vergoeding van de gestelde advocaatkosten en griffierechten van in totaal € 7.002,00. Zij heeft alleen maar gesteld dat zij de kosten door het onrechtmatig gedrag van [naam01] heeft moeten betalen. Een onderbouwing van deze vordering is niet gegeven. Voor zover deze vordering deels betrekking heeft op het door
[naam02] betaalde griffierecht in de hiervoor genoemde kort geding procedure, dan is die vordering reeds beoordeeld door de voorzieningenrechter.
[naam01] . Nog afgezien van het verweer van [naam01] dat hij niet bij [naam02] heeft (in)gewoond, blijkt uit de door partijen verstrekte informatie dat het niet zo kan zijn dat
[naam01] alle maanden daadwerkelijk in de door [naam02] gestelde periode bij haar in de woning heeft gewoond. Het gaat dan niet aan om in dat geval een doorlopend maandelijks bedrag van € 400,00 te vorderen, dat in het geheel niet is onderbouwd en ook enkel en alleen betrekking heeft op materiële schade. Daarbij komt nog dat [naam02] er volgens haar zelf kennelijk voor heeft gekozen om een deel van haar woning vrijwillig ter beschikking te stellen aan [naam01] , zonder daarbij financiële afspraken te maken over de kosten. Een en ander komt voor rekening en risico van [naam02] . Dat [naam02] emotionele schade lijdt door het handelen van [naam01] is evenmin onderbouwd.