ECLI:NL:RBROT:2023:11655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
AWB-23_3472
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om over te stappen naar de terugbetalingsregels van studiefinanciering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om over te stappen naar de terugbetalingsregels van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) vanaf 2018. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het verzoek van eiser afgewezen met het besluit van 9 februari 2023, en dit is bevestigd in het bestreden besluit van 6 april 2023. Eiser heeft beroep ingesteld en aanvullende informatie ingediend, waarna de rechtbank de zaak op 4 december 2023 heeft behandeld.

Eiser ontving studiefinanciering en heeft een studieschuld bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Hij kan op aanvraag zijn studieschuld aflossen op basis van de nieuwe terugbetalingsregels die gelden vanaf 2018, maar de minister heeft het verzoek afgewezen omdat het verzoek te laat was ingediend. De aflosfase voor eiser is begonnen op 1 januari 2023, terwijl hij zijn verzoek pas op 26 januari 2023 indiende. De rechtbank oordeelt dat eiser niet tijdig heeft gehandeld en dat de minister voldoende informatie heeft verstrekt over de terugbetalingsregimes.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter T.M.J. Smits en is openbaar uitgesproken op 12 december 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om over te stappen naar de terugbetalingsregels vanaf 2018.
1.1.
De minister heeft eisers verzoek om over te stappen naar de terugbetalingsregels vanaf 2018 met het besluit van 9 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van
6 april 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld. De minister heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3. Eiser heeft bij brief van 23 november 2023 aanvullende informatie ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de minister mr. H. Bouhuys en mr. N, Fazli.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser ontving studiefinanciering en heeft een studieschuld bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
2.1.
Eiser kan op aanvraag zijn studieschuld aflossen op grond van de nieuwe terugbetalingsregels die gelden vanaf 2018, waarbij het gaat om een aflosfase van 35 jaar. Voorwaarde is dat eiser onder de regels vanaf 2012 valt. Dit betekent dat hij een opleiding heeft gevolgd aan een hbo of universiteit en studiefinanciering heeft gehad onder het oude stelsel en het leenstelsel. In eisers geval is hier sprake van omdat hij in september 2013 voor het eerst studiefinanciering heeft ontvangen en daardoor valt hij onder de terugbetalingsregels vanaf 2012. Eiser heeft zijn basisbeurs niet volledig kunnen gebruiken vanwege de wetswijziging als gevolg van de invoering van het leenstelsel in 2015. Eiser heeft wel kunnen lenen onder het leenstelsel vanwege het wegvallen van de basisbeurs, wat hij ook gedaan heeft. De minister heeft eiser uit coulance de mogelijkheid aangeboden om over te stappen naar de terugbetalingsregels die gelden vanaf 2018.
2.2.
De minister heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat een voorwaarde voor het aflossen van de studieschuld op basis van de terugbetalingsregels 2018 is, dat het verzoek is ingediend voor het begin van de aflosfase. De aflosfase is voor eiser begonnen per 1 januari 2023. Eiser heeft zijn verzoek echter pas ingediend op 26 januari 2023. Dat is dus niet voor het begin van de aflosfase. Daarom blijven voor eiser de oude terugbetalingsregels gelden.
3. Eiser voert aan dat hij wel moest lenen onder het leenstelsel. Hij is de lening zelf aangegaan met de nieuwe terugbetalingsvoorwaarde. Eiser dacht dat de tweede lening terug betaald kon worden in 35 jaar in plaats van 15 jaar. Eiser begrijpt niet dat het is toegestaan om 6 weken voor een deadline een complete studieschuld op andere voorwaarden om te kunnen zetten, terwijl hij de lening nooit is aangegaan onder die condities. Eiser hoopt dat de minister begrip heeft dat hij zijn berichten in zijn privé-mail niet altijd heeft gevolgd. Tot slot heeft eiser aangevoerd het niet eens te zijn met de algehele zorgplicht van de minister, waarbij het volgens hem schort in de informatieverplichting en de waarschuwingsverplichting.
4. In artikel 12.14, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is het volgende bepaald: “
Indien een debiteur als bedoeld in het vierde lid ingevolge de Wet studievoorschot hoger onderwijs geen basisbeurs toegekend heeft gekregen voor een masteropleiding, kan de lening worden aangemerkt als een lening hoger onderwijs als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid (de rechtbank: waarvoor een aflosfase geldt van 35 jaren1), indien de debiteur vóór aanvang van de aflosfase, maar na 31 december 2016, daartoe een aanvraag indient.”
4.1.
Voor de debiteur met een schuld uit een lening die is ontstaan door verstrekking van studiefinanciering overeenkomstig artikel 12.14, eerste lid, wordt op grond van het vierde lid de lening aangemerkt als een lening beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 6.1., eerste lid (de rechtbank: waarvoor een aflosfase geldt van 15 jaren2). Het eerste lid is van toepassing op een hoger onderwijs-student die vóór 1 september 2015 stond ingeschreven aan een bacheloropleiding, masteropleiding of ongedeelde opleiding en die studiefinanciering toegekend heeft gekregen voor een opleiding in het hoger onderwijs.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de aanvraag om toepassing van de nieuwe terugbetalingsregels gelet op het bepaalde in artikel 12.14, vijfde lid, van de Wsf 2000 te laat heeft ingediend en dat niet gebleken is dat het voor eiser onmogelijk was om de aanvraag tijdig in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen onevenredige gevolgen voor eiser heeft. De formele wetgever heeft bewust een termijn gesteld voor het indienen van een aanvraag om toepassing van andere terugbetalingsregels. Financiële gevolgen zijn inherent als die termijn wordt overschreden.
….…………………………………………………………..
1. Zie artikel 6.7, eerste lid, onder b Wsf 2000.
2 Zie artikel 6.7, eerste lid, onder a Wsf 2000.
………………………………………………………………..
Dat is door de wetgever voorzien. Verder heeft eiser ter zitting desgevraagd meegedeeld dat er geen sprake is van financiële problemen met betrekking tot het terugbetalen.
6. Met betrekking tot wat eiser heeft aangevoerd over de informatievoorziening is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende informatie over terugbetalingsregimes en de consequenties van overstappen heeft verstrekt. Eiser is met de informatiebrief van 16 november 2022 gewezen op de mogelijkheid om over te stappen naar de nieuwe terugbetalingsregels. Daarbij is aan eiser medegedeeld dat hij slechts eenmalig kan overstappen en dat hij dit dient te doen vóór de start van de aflosfase. Bovendien verwijst de brief naar de informatie over de verschillende terugbetaalregels op de website www.duo.nl en naar de rekenhulp waarmee het maandbedrag onder de verschillende terugbetaalregimes kan worden berekend. De brief van 16 november 20202 met deze informatie is digitaal via de privé e-mail van eiser verstuurd. Eiser heeft er zelf voor gekozen meldingen digitaal te ontvangen. Dat eiser deze melding vervolgens niet heeft gelezen, komt voor zijn eigen risico en rekening hoe spijtig dit ook voor hem uitpakt.
7. Het verzoek om over te stappen naar de terugbetalingsregels 2018 moet worden gedaan voordat de aflossing is begonnen. Dit is een dwingende wettelijke bepaling en de wetgever heeft bewust gekozen voor het criterium dat de aflosfase niet mag zijn begonnen. Dat betekent dat de wetgever goed heeft nagedacht over de gevolgen die deze voorwaarde in het algemeen heeft. Alleen wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden waar de wetgever geen rekening mee heeft gehouden, kan van de wet worden afgeweken. In wat eiser heeft aangevoerd, zijn geen bijzondere omstandigheden gelegen zoals hier bedoeld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.