ECLI:NL:RBROT:2023:11635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/10/668440 / KG ZA 23-996
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschillenregeling over verhuizing van minderjarige zonder toestemming van de andere ouder

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2023, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over een verhuizing. De vrouw, hierna de moeder, heeft zonder toestemming van de man, hierna de vader, met de minderjarige verhuisd van Meppel naar Capelle. De vader heeft hiertegen een kort geding aangespannen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verhuizing onrechtmatig is en gelast de moeder om terug te verhuizen naar een woning in een van de door de voorzieningenrechter genoemde plaatsen. Totdat de terugverhuizing feitelijk heeft plaatsgevonden, wordt de minderjarige aan de vader toevertrouwd. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op aan de moeder voor elke dag dat zij niet aan de terugverhuizing voldoet. De vader krijgt toestemming om de minderjarige in te schrijven op een school in zijn woonplaats. De moeder wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de vader. De voorzieningenrechter benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat stabiliteit en rust voor haar noodzakelijk zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de moeder onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rolnummer: C/10/668440 / KG ZA 23-996
Proces-verbaal van de zitting met gesloten deuren van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam, rechtdoende in kort geding, gehouden op 5 december 2023.
Tegenwoordig zijn:
mr. mr.drs. J. van den Bos, voorzieningenrechter,
en S.J.W. Breeman-Stoof, griffier.
De behandeling van het kort geding van:
[eiser], hierna: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.J.J. van Dam-Lolkema te Zwolle,
t e g e n
[gedaagde], hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.F. van Galen te Alphen aan den Rijn.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige]geboren op
[geboortedatum] 2019te
[geboorteplaats],
hierna ook: [minderjarige] .
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam].
Partijen en hun advocaten zijn door de voorzieningenrechter gehoord. Voor zover nodig wordt hiervan apart proces-verbaal opgemaakt.
Nadat partijen zijn gehoord is de zitting onderbroken voor beraad.
Daarna heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten en direct mondeling vonnis gewezen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
MONDELING VONNIS
------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het kader van de voorzieningenrechter is het volgende.
1.1.1.
Het uitgangspunt bij dit geschil is een niet-contractuele verbintenis, namelijk: de verbintenis uit de wet die inhoudt dat partijen
samende ouders zijn,
samenhet gezag uitoefenen en dus
samenbeslissingen nemen
in het belangvan [minderjarige] .
1.1.2.
Die norm is geschonden: de ouders hebben helemaal niet
sameneen beslissing genomen, de moeder heeft het in haar eentje gedaan. En de moeder is daar ook nog eens niet open over geweest naar de vader. De voorzieningenrechter houdt de moeder aan haar eigen stelling in de conclusie van antwoord: ze woonde al zo goed als samen sinds juli van dit jaar. Om dan in september nog vol te houden dat er niets wezenlijks is, anders dan een verliefdheid, is de vader moedwillig voorliegen. Daar valt niets mooiers van te maken.
1.1.3.
Bij een normschending als deze is sprake van een onrechtmatige daad. Feitelijk probeert moeder dat goed te praten met een vorm van een ‘ik-kon-niet-anders-betoog’, in de vorm van de door haar gestelde slechte omstandigheden bij haar moeder, de oma van [minderjarige] . Wat daarvan ook zij, dat betekent niet dat zij niet anders kon dan naar [woonplaats 2] te verhuizen. En dat op stel en sprong. Er is niets in dit dossier dat er ook maar op lijkt dat erover is nagedacht,
echtis nagedacht. De moeder heeft feitelijk gezegd: ik doe het, en gedacht: ik zie wel wat ervan komt.
1.1.4.
Zo werkt het niet. Dit is [minderjarige] , zoals de raad het treffend verwoordde, voor de bus werpen.
1.2.
Of er toestemming komt om te verhuizen, zal te zijner tijd moeten worden beslist door de meervoudige kamer. En tot die tijd moet de situatie zo goed mogelijk worden teruggebracht naar de stand van zaken van voor deze onbezonnen actie van de moeder, die nota bene de lasten van
haarbeslissing afwentelt op zowel [minderjarige]
alsop de vader.
1.2.1.
Dat betekent dat de moeder wordt gelast terug te verhuizen naar een woning in [plaatsnaam 1] , [plaatsnaam 2] of [plaatsnaam 3] . De moeder verbeurt een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet is terugverhuisd. De dwangsom gaat lopen vanaf 1 maart 2024; dat moet haar voldoende tijd geven om aldaar een woning te vinden. Het maximum van deze dwangsom is € 10.000,00.
1.2.2.
Totdat terugverhuizing feitelijk heeft plaatsgevonden, wordt [minderjarige] toevertrouwd aan de vader, ingaande komende vrijdag 19.00 uur. Deze termijn geeft partijen de gelegenheid [minderjarige] te vertellen wat er speelt en de praktische zaken te regelen. Op vrijdagavond is het aan de moeder om ervoor te zorgen dat [minderjarige] bij de vader komt. De voorzieningenrechter begrijpt het petitum aldus, dat de gevorderde dwangsom ook op de toevertrouwing ziet. En daarom wordt beslist dat moeder, als zij deze verplichting niet nakomt, een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00.
1.2.3.
De vader krijgt toestemming om [minderjarige] in te schrijven op de door hem genoemde school in [woonplaats 1] , in elk geval zo lang in een bodemprocedure niet anders wordt beslist over de schoolkeuze. Dit volgt uit de toevertrouwing van [minderjarige] aan de vader. De vordering in reconventie wordt om dezelfde reden dan ook afgewezen.
1.3.
Als de verliezende partij wordt de moeder veroordeeld in de kosten van het geding, bestaande uit de betekening van de dagvaarding, twee punten liquidatietarief en het griffierecht.
1.4.
Vanzelfsprekend worden alle beslissingen, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.4.1.
Het belang dat in deze zaak voorop staat, is het belang van [minderjarige] . [minderjarige] is gebaat bij rust en stabiliteit. Die wordt niet geboden als moeder zomaar [minderjarige] , zonder instemming van de vader en zonder ook maar te hebben verzocht om vervangende toestemming van de rechtbank, meeneemt. Hoe langer het verblijf van [minderjarige] in [woonplaats 2] duurt, hoe moeilijker het zal zijn voor haar om weer te wennen aan het Noorden, een plek waar het prima toeven is.
1.4.2.
Iedere andere beslissing dan de zojuist aangekondigde beslissingen zou een prijs zetten op het volstrekt ongewenste gedrag van de moeder. Dat kan de samenleving zich niet veroorloven. Niet alleen omdat dit strijdt met het algemene belang van de samenleving, maar óók met het individuele belang van [minderjarige] . Dat belang is er namelijk ook mee gediend dat ouders hun geschillen
voorafvoorleggen aan de rechter, in plaats van erop te gokken dat die rechter achteraf kijkend knikkende knieën heeft en denkt dat het voldongen feiten betreft. Dan zou [minderjarige] namelijk vogelvrij worden. En dat moet worden voorkomen.
1.4.3.
En ja, dat betekent dat de moeder heel flink aan de bak moet. De voorzieningenrechter heeft rekening gehouden met de tijd die nu eenmaal nodig is om een woning te vinden en daarom gaat de dwangsom pas op 1 maart 2024 lopen. In de tussentijd ziet de voorzieningenrechter geen enkele reden waarom de vader niet voor [minderjarige] zou kunnen zorgen. Er is geen enkele onderbouwing gegeven voor een mogelijke ontwikkelingsbedreiging door het gedrag van de vader.

2.Beslissing

in conventie en in reconventie
2.1.
veroordeelt de moeder om met [minderjarige] te verhuizen naar een woning in [plaatsnaam 1] , [plaatsnaam 2] of [plaatsnaam 3] ;
2.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij na 1 april 2024 niet voldoet aan de in 2.1 uitgesproken hoofdveroordeling, tot een maximum van € 10.000,00;
2.3.
vertrouwt [minderjarige] met ingang van 8 december 2023, 19.00 uur toe aan de vader en bepaalt dat moeder ervoor verantwoordelijk is dat [minderjarige] die avond bij haar vader komt; de toevertrouwing eindigt op het moment dat de moeder feitelijk heeft voldaan aan de veroordeling onder 2.1;
2.4.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet voldoet aan de beslissing in 2.3, tot een maximum van € 10.000,00;
2.5.
verleent vader toestemming om [minderjarige] in te schrijven op [naam school] te [plaatsnaam 4] , totdat in een bodemprocedure is beslist;
2.6.
veroordeelt de moeder in de proceskosten ten bedrage van (2×€ 598,00 + € 86,00) = € 1.282,00, te vermeerderen met de kosten van betekening van de dagvaarding (€ 106,73 en € 22,41), indien deze moeten worden voldaan door de vader;
2.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
EINDE MONDELING VONNIS
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De voorzieningenrechter sluit de behandeling.
Waarvan proces-verbaal.