ECLI:NL:RBROT:2023:11632

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/924 / FT EA 23/925
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met betrekking tot een verzoeker onder beschermingsbewind

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, een verzoek heeft ingediend om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Verzoeker heeft op 20 september 2023 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij hij een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn acht concurrente schuldeisers, die in totaal € 21.571,98 van hem te vorderen hebben. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 2,52% aan de schuldeisers tegen finale kwijting. De rechtbank heeft vastgesteld dat zeven van de acht schuldeisers met de regeling instemden, maar één schuldeiser, [schuldeiser], weigerde mee te werken.

Tijdens de zitting op 29 november 2023 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeiser afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de vordering van de weigerende schuldeiser slechts 3,3% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam.

De rechtbank oordeelt dat het voorstel het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn huidige situatie van werkloosheid en zijn deelname aan een opleiding. De rechtbank wijst het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toe en veroordeelt de schuldeiser in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank stelt vast dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, en wijst het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 december 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 20 september 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 29 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw C. Rodrigues, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw W.A. Balgobind, werkzaam bij Fresh Start Bewind (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De beschermingsbewindvoerder heeft, namens verzoeker, ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift acht concurrente schuldeisers met veertien vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 21.571,98 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 4 juli 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,52% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 23.187,23.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker volgt bovendien een opleiding tot schilder, welke hij binnen een paar maanden verwacht af te ronden. Verzoeker wil graag aan het werk. Hij solliciteert en heeft hij zich aangemeld bij CurrentWerkt. Vanuit CurrentWerkt zal hij begeleid worden met het arbeidstraject. Zodra verzoeker werk heeft, zal een hoger inkomen leiden tot een hogere afloscapaciteit. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker staat sinds februari 2022 onder beschermingsbewind. Zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan. De beschermingsbewindvoerder heeft desgevraagd verklaard dat het beschermingsbewind goed verloopt.
Zeven schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 721,12 op verzoeker, welke 3,3% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[schuldeiser] heeft in haar contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,3%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeven van de acht schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker beschikt thans over een uitkering op grond van de Participatiewet en doet een opleiding tot schilder. Deze opleiding zal hij naar verwachting binnen een paar maanden afronden. Voorts is uit het dossier en het verhandelde ter zitting gebleken dat verzoeker solliciteert en is aangemeld bij CurrentWerkt. CurrentWerkt zal verzoeker ondersteunen bij het arbeidstraject. Bovendien hebben verzoeker en schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat de schuldregeling start met ingang van 1 december 2023 in plaats van 12 april 2023. Er is gekozen voor een prognose akkoord, waarbij een eventuele toename in inkomen nog ten goede zal komen aan de schuldeisers. Het aanbod kan dan ook nog stijgen ten voordele van de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft een beschermingsbewindvoerder. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die vanTele2, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.