ECLI:NL:RBROT:2023:11630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/973 / FT EA 23/974
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met betrekking tot een verzoeker die parttime werkt en een opleiding volgt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker, die parttime werkt en een opleiding volgt. De verzoeker heeft op 6 oktober 2023 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat de verzoeker 4,75% aan de preferente schuldeisers en 2,37% aan de concurrente schuldeisers zal betalen, tegen finale kwijting. De totale schuldenlast van de verzoeker bedraagt € 38.610,00, waarvan zestien van de achttien schuldeisers instemden met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat de verzoeker gemotiveerd is om zijn schuldenproblematiek op te lossen, met ondersteuning van het Jongeren Perspectief Fonds. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is toegewezen, en de rechtbank heeft de kosten van de procedure aan de weigerende schuldeisers opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 december 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 6 oktober 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij Direct Pay Services B.V. (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij Direct Pay Services B.V. (hierna: [schuldeiser 2]);
  • [schuldeiser 3], in behandeling bij Van Hoek & Partners Incassoservices (hierna: [schuldeiser 3]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 3] heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 27 oktober 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 29 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw C. Rodrigues, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer M. van Dam, werkzaam bij het Jongeren Perspectief Fonds,
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift achttien schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en zeventien concurrente schuldeisers met twintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 38.610,00 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 23 juni 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,75% aan de preferente schuldeisers en 2,37% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 38.760,34.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking en opleiding. Verzoeker werkt parttime en volgt daarnaast de MBO-niveau 4 opleiding ‘facilitair leidinggevende luchthaven’. Deze is naar verwachting binnen anderhalf jaar afgerond. Verzoeker krijgt hierbij ondersteuning vanuit het Jongeren Perspectief Fonds. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft inmiddels een budgetbeheerder. De vaste lasten worden door zijn budgetbeheerder voldaan. De medewerker van het Jongeren Perspectief Fonds heeft desgevraagd verklaard dat verzoeker goed meewerkt met het traject en gemotiveerd is om zijn schuldenproblematiek op te lossen.
Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 1] heeft een vordering van € 1.382,02 op verzoeker, welke 3,6% van de totale schuldenlast beloopt. [schuldeiser 2] heeft een vordering van € 170,91 op verzoeker, welke 0,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] hebben in hun contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben zij ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zestien van de achttien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker ondersteuning krijgt van het Jongeren Perspectief Fonds. Verzoeker volgt een opleiding die hij binnen anderhalf jaar verwacht af te ronden en heeft daarnaast inkomsten uit een parttime dienstbetrekking. Verzoeker is gemotiveerd om zijn schuldenproblematiek op te lossen. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.