ECLI:NL:RBROT:2023:11629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
FT EA 23/852 / FT EA 23/853
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met medische klachten en parttime werk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker die kampt met medische klachten en momenteel parttime werkt. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 17,74% van zijn totale schuldenlast van € 110.394,79 heeft aangeboden. Vier van de zes schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar twee schuldeisers, aangeduid als [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel is getoetst door de Kredietbank Rotterdam en goed gedocumenteerd is. Verzoeker heeft sinds zijn aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn beschermingsbewind verloopt goed.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Tevens zijn de weigerende schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 december 2023
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 25 augustus 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij Houweling & Kars Incasso B.V. (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 29 november 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw B. Demir, werkzaam bij Obin B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zes concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 110.394,79 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 25 april 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 17,74% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 114.153,20.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking en een beschikbaar budget van
€ 11.000,--. Verzoeker werkt parttime in een Hotel (nachtdiensten). Verzoeker heeft medische klachten, waardoor hij nog niet in staat is om fulltime te gaan werken. Hij is daarvoor aan het revalideren. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoeker staat bovendien al sinds november 2015 onder beschermingsbewind. Zijn vaste lasten worden door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan en het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. De beschermingsbewindvoerder heeft desgevraagd verklaard dat verzoeker gemotiveerd is om uit zijn (schulden)problematiek te komen. Hij werkt goed mee. Het beschermingsbewind verloopt goed.
Vier schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 1] heeft een vordering van € 4.190,45 op verzoeker, welke 3,8% van de totale schuldenlast beloopt. [schuldeiser 2] heeft een vordering van € 45,00 op verzoeker, welke 0,04% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] hebben in hun contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben zij ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 3,84%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vier van de zes schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een parttime baan. Verzoeker heeft medische klachten, waardoor hij (nog) niet in staat is om fulltime te werken. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Er is gekozen voor een prognose akkoord, waarbij een eventuele toename in inkomen nog ten goede zal komen aan de schuldeisers. Het aanbod kan dan ook nog stijgen ten voordele van de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Er is sprake van beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.