ECLI:NL:RBROT:2023:11623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
10.114317.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling, bedreiging en mishandeling met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging en mishandeling. De verdachte heeft op 3 mei 2023 in Rotterdam het slachtoffer, [slachtoffer01], met een geschoeide voet tegen het hoofd geschopt, wat leidde tot een poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft hij het slachtoffer bedreigd met de dood en een ambtenaar, [naam01], mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is bevestigd door verschillende rapportages van psychologen en psychiaters. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 300 dagen geëist, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling in een forensische kliniek en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een zorginstelling en ambulante behandeling. Tevens is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.551,15 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden en toezicht van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.114317.23
Datum uitspraak: 23 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentieadres01],
raadsman mr. M.M.J. Bos, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Uijterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland, GGZ Fivoor Den Haag, is geadviseerd in het rapport van 26 oktober 2023;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Kwalificatie feit 1
Verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer, [slachtoffer01] , heeft getrapt. De rechtbank kwalificeert dit handelen als een poging tot zware mishandeling zoals dat primair ten laste is gelegd. Uit de verklaring van aangeefster en uit de verklaring van de moeder van verdachte volgt dat de verdachte zich in het portiek optrok aan de trapleuning en daarna met een geschoeide voet trapte tegen het hoofd van aangeefster, die zich enkele treden lager op de trap bevond. Door de trap raakte zij zodanig uit balans dat zij tegen de trapleuning viel. Uit deze gang van zaken maakt de rechtbank op dat de verdachte hard heeft getrapt. Het hoofd - en met name de zich daarin bevindende hersenen - is een kwetsbaar lichaamsdeel. Door daar met kracht en met geschoeide voet tegen aan te trappen heeft de verdachte bewust de kans aanvaard dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
De verdachte heeft in eerste instantie ontkend dat hij de ten laste gelegde bedreiging tegen aangeefster heeft geuit. Later, bij de rechter-commissaris en op de zitting, zegt hij het zich niet te kunnen herinneren. De verklaring van aangeefster met betrekking tot de bedreiging vindt echter steun in de verklaring van de moeder van de verdachte en op grond daarvan acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Met betrekking tot feit 3
Het ten laste gelegde onder 3 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 3 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 3 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "Kankerhoer, ik zoek
je op en vermoord je, ik maak je dood, jij moet hier nooit meer komen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [naam01] ,
gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening
heeft mishandeld door:
- de neus van die
[naam01] te raken met de hand, en
- ( vervolgens) die [naam01] (met kracht) aan de haren te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 3:
mishandeling, begaan ten aanzien van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op één dag drie strafbare feiten gepleegd.
Hij heeft zijn wijkcoach, die samen met zijn moeder bij hem op bezoek kwam om te kijken of het goed met hem ging, hard tegen haar hoofd getrapt en woordelijk met de dood bedreigd.
Daarnaast heeft hij na zijn insluiting en voorgeleiding een vrouwelijke arrestantenbewaker mishandeld door naar haar uit te halen en aan haar haren te trekken.
Hij heeft deze slachtoffers hiermee pijn gedaan en angst aangejaagd. Beide aangeefsters deden hun werk, de wijkcoach ook nog puur in het belang van de verdachte. De wijkcoach heeft op de zitting verteld dat zij nog altijd last heeft, fysiek en mentaal, van de gevolgen van de agressie van de verdachte.
De verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij destijds niet zichzelf was en dat hij nu wel inziet wat hij hiermee bij de aangeefsters heeft veroorzaakt en daarover zijn spijt betuigd. Dat de verdachte tot dit inzicht is gekomen is mooi, maar maakt de feiten niet minder ernstig.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte vrij recent, in 2020, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Over de verdachte zijn diverse rapporten opgemaakt. De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van klinisch (neuro)psycholoog [naam02] van 27 september 2023, het rapport van psychiater [naam03] van 27 september 2023 en het rapport van de Reclassering Nederland (GGZ Fivoor) van 26 oktober 2023.
De afzonderlijk opgemaakte diagnostiek en advisering van de hiervoor genoemde psycholoog en de psychiater zijn met elkaar in overeenstemming. De reclassering verwijst in het reclasseringsadvies naar deze rapportages en concludeert kort en zakelijk weergegeven als volgt.
Uit de voorgeschiedenis van de verdachte blijkt dat hij er moeite mee heeft zijn leven
zelfstandig vorm en inhoud te geven. Met enig toezicht en begeleiding doet hij het redelijk goed, maar zodra de begeleiding wegvalt en er geen drang meer aan te pas komt, valt hij terug in oud gedrag, waarbij zijn cannabisgebruik zorgelijk is en psychotische ontregelingen veroorzaakt en / of versterkt.
Volgens de rapportages van de gedragsdeskundigen lijdt de verdachte aan een psychotische stoornis (mogelijk in de vorm van schizofrenie), dan wel aan een kortdurende psychotische stoornis, mede onder invloed van middelen (cannabis). Het gebruik van cannabis heeft de psychotische stoornis ten tijde van het ten laste gelegde mede geluxeerd. Zij achten de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Zonder interventies achten zij het risico op opnieuw ontremd, agressief en grensoverschrijdend gedrag hoog.
De rapporteurs adviseren aan een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te koppelen, namelijk plaatsing in een forensische kliniek gevolgd door ambulante nazorg, onder regie van de reclassering. Betrokkene is daartoe ook gemotiveerd.
De reclassering heeft in haar rapport de op te leggen voorwaarden geformuleerd en te kennen gegeven dat inmiddels een indicatiestelling klinische opname is aangevraagd bij het NIFP/IFZ en de verdachte is aangemeld bij de Forensische Psychiatrische Kliniek Rotterdam. Op de zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat de verdachte aldaar per 15 december 2023 kan worden opgenomen.
Ter zitting heeft de verdachte gezegd mee te willen werken aan de geadviseerde voorwaarden en ook gemotiveerd te zijn voor de klinische behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en ook met de spijtbetuiging van de verdachte op de zitting, die op de rechtbank oprecht over kwam. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank vindt de geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk en zal mede met het oog daarop een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij01] zich ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd. Zij werd daarbij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, de heer [naam04] .
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.029,55 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade. Dit komt uit op een totaalbedrag van € 4.029,55, te vermeerderen met wettelijke rente. De materiële schade is onderverdeeld in de volgende schadeposten: eigen risico zorgverzekeraar, eigen bijdrage rechtsbijstand, medicatie en behoefte aan huishoudelijke hulp.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, verminderd met de post eigen bijdrage rechtsbijstand, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 3.779,55, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de verschillende posten ter zake van de materiële schade niet bewist, de eigen bijdrage rechtsbijstand evenmin. Wel heeft hij bepleit om de vordering ter zake van de immateriële schade te matigen, omdat de overgelegde zaken ter onderbouwing van de vordering niet gelijkwaardig zijn.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding voor eigen risico zorgverzekeraar, eigen bijdrage rechtsbijstand en medicatie is genoegzaam onderbouwd en is door de verdachte niet weersproken. Deze posten worden dan ook toegewezen.
De rechtbank vindt onvoldoende onderbouwd dat de geclaimde kosten voor huishoudelijke hulp een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. Nader onderzoek daarnaar zal het strafproces onevenredig belasten. De benadeelde partij zal in dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is in ieder geval sprake van een aantasting in de persoon in de vorm van geleden pijn en letsel. Dat betekent dat de immateriële schade in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000, -. Voor het overige vindt de rechtbank ook voor dit geclaimde bedrag het rechtstreekse causale verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende onderbouwd. Ook ten aanzien hiervan zal nader onderzoek daarnaar het strafproces onevenredig belasten. De benadeelde partij zal ook in dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 mei 2023. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.551,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
73 (drieënzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt; indien er sprake is van een klinisch traject zal de verdachte in de kliniek bezocht worden door de reclassering;
2. De veroordeelde zal zich laten opnemen in een door de justitiële instantie, die verantwoordelijk is voor plaatsing te bepalen zorginstelling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dient de veroordeelde mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. De veroordeelde laat zich onder ambulante behandeling stellen van een door de reclassering te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen;
4. De veroordeelde zal verblijven in een door de reclassering nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de door de instelling, in overleg met de reclassering opgestelde huisregels en het dagprogramma;
5. De veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
6. De veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] (geb. [geboortedatum02] );
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 1.551,15 (zegge: vijftienhonderdéénenvijftig euro en vijftien cent), bestaande uit € 551,15 aan materiële schade en € 1.000, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 mei2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.551,15(hoofdsom,
zegge vijftienhonderdéénenvijftig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.551,15 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer01] met geschoeide voet tegen het gezicht/hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] met geschoeide voet tegen het gezicht/hoofd te schoppen;
2
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen "Kankerhoer, ik zoek
je op en vermoord je, ik maak je dood, jij moet hier nooit meer komen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [naam01] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening
heeft mishandeld door:
- die [naam01] tegen het gezicht/de neus te slaan, althans de neus van die
[naam01] te raken met de hand, en/of
- ( vervolgens) die [naam01] (met kracht) aan de haren te trekken.