In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een eenmalige energietoeslag. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen op 6 oktober 2022, omdat het inkomen van eiser in januari 2022 hoger was dan 140% van het sociaal minimum. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar het college handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 2 februari 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij zijn situatie nader heeft onderbouwd met een overzicht van zijn vaste lasten.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. Eiser voerde aan dat zijn maandelijkse bewindvoerderskosten van € 125,54 zijn inkomen onder de drempel voor de energietoeslag zouden moeten brengen. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom deze kosten niet van het netto-inkomen afgetrokken hoeven te worden. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag voor de energietoeslag af te wijzen, omdat het inkomen van eiser boven de gestelde norm ligt.
De rechtbank wijst erop dat de energietoeslag niet bedoeld is als financiële buffer, maar als ondersteuning voor huishoudens met een laag inkomen. Eiser krijgt geen gelijk, en het beroep wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.