ECLI:NL:RBROT:2023:11486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
10.195448.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het doen afgaan van een geïmproviseerd explosief in een woonwijk en voor voorbereidingshandelingen daartoe

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een explosie in de Rembrandtstraat te Rotterdam op 4 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1999 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. S.C. van Paridon. De officier van justitie, mr. M. van den Berg, eiste een gevangenisstraf van 26 maanden en toewijzing van schadevergoedingen aan benadeelde partijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte opzettelijk een ontploffing had veroorzaakt door een cobra aan een jerrycan met benzine te bevestigen en deze tot ontploffing te brengen. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachte betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte ook schuldig was aan de voorbereiding van een explosie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, die alleen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van de bewoners in de omgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.195448.23
Datum uitspraak: 30 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het detentiecentrum [detentiecentrum01] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde ‘levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander’ kan niet bewezen worden verklaard. Daarvan dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken. Het onder 1 primair ten laste gelegde ‘gemeen gevaar voor goederen’ kan wel bewezen worden verklaard. Immers, er is sprake geweest van een ontploffing, in de bebouwde kom, van een jerrycan gevuld met benzine en een daaraan bevestigde cobra [1] . Wanneer zo’n met benzine gevulde jerrycan door de explosie van de cobra openscheurt, ontstaat er een oncontroleerbare vuurbal die secundaire branden kan veroorzaken.
Het onder 2 ten laste gelegde is eveneens bewezen. Een fles gevuld met benzine met daaraan een cobra bevestigd, zoals ten tijde van diens aanhouding bij de verdachte aangetroffen, kan naar zijn aard alleen maar worden gebruikt voor het willen veroorzaken van een explosie.
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent stellig iedere betrokkenheid bij dit feit. De enige reden dat hij in beeld is gekomen als verdachte, is omdat de medeverdachte [medeverdachte01] hem in zijn tweede verklaring heeft genoemd. Die tweede verklaring staat bovendien haaks op de eerste verklaring van [medeverdachte01] . Aanvankelijk verklaarde [medeverdachte01] , tijdens zijn eerste verhoor op 4 augustus 2023 om 13.51 uur, dat hij niets kon verklaren over de explosie aan de Rembrandtstraat, noch over de fles met daaraan een cobra bevestigd, zoals aangetroffen tijdens de aanhouding van hem en de verdachte en dat hij geen explosie had gehoord. Vervolgens verklaart [medeverdachte01] tijdens zijn tweede verhoor, diezelfde dag om 20.40 uur, echter gedetailleerd over het hoe en waarom van de explosie, onder meer dat hij samen met de verdachte naar de Rembrandtstraat was gereden, dat zij samen de jerrycan vasthadden, dat hij de cobra aanstak en dat zij, [medeverdachte01] en de verdachte, daarna samen op de scooter wegreden en de ontploffing hoorden. [medeverdachte01] legt niet uit waarom hij is teruggekomen op zijn eerste verklaring. Als hij vervolgens bij de rechter-commissaris als getuige wordt gehoord, beroept hij zich op zijn verschoningsrecht. Ter terechtzitting van heden [2] had hij verantwoording kunnen afleggen, maar hij koos ervoor om afstand te doen en niet ter terechtzitting te verschijnen. De tweede verklaring van [medeverdachte01] is onbetrouwbaar en dient van het bewijs te worden uitgesloten.
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde eveneens te worden vrijgesproken.
De inhoud van de fles is niet getest. Er kan daarom niet zonder meer worden vastgesteld dat het hier om een fles gevuld met een brandbare stof ging en daarmee kan niet gezegd worden dat de fles bestemd was om een explosie teweeg te brengen.
Oordeel van de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 4 augustus 2023 deed zich in de Rembrandtstraat te Rotterdam omstreeks 02.55 uur een
explosie voor. De verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen ter hoogte van huisnummer
[X01] donkere vlekken op de straatstenen, die roken naar benzine. Ter hoogte van een daar
geparkeerd voertuig zagen zij een brandend voorwerp – door de verbalisanten omschreven
als een zwarte fles – en ook daar roken zij een benzinelucht. Op de plek van de explosie
werden onder meer een kunststof dop en kartonnen snippers, afkomstig van een cobra,
alsmede een uitgebrand kunststof voorwerp, vermoedelijk een jerrycan aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte01] en verdachte worden enkele minuten na de explosie, omstreeks 03.00 uur, rijdend op een scooter op de Noordsingel en komend uit de richting van de Rembrandtstraat staande gehouden. Op dat moment waren er geen andere personen op straat. Bij controle van een tas die, tijdens het klemrijden van de scooter, van de scooter op de grond was gevallen, bleek dat er in deze tas een met gele, doorzichtige vloeistof gevulde plastic fles met een met grijze tape daaraan bevestigde cobra zat.
[medeverdachte01] heeft tijdens zijn tweede verhoor door de politie die dag, het volgende verklaard. Samen met [roepnaam verdachte01] [3] , die met hem op de scooter was aangehouden, had [medeverdachte01] bedacht om, uit wraak vanwege het neersteken van een goede vriend van hem, een explosie voor de deur van de woning aan de [adres01] te Rotterdam te veroorzaken. Het plan was om een jerrycan gevuld met benzine en voorzien van een cobra, uiteindelijk geplaatst onder het raam van de woning, vlak bij de portiekdeur, tot ontploffing te brengen. Ze zijn samen die bom gaan plaatsen en toen is die bom ontploft en toen zijn zij samen weggegaan, aldus [medeverdachte01] . Toen zij wegreden hoorden zij de ontploffing. Daarnaar gevraagd verklaarde [medeverdachte01] dat hij en de verdachte die nacht nog een fles met benzine bij zich hadden. Hij verklaarde dat ze één cobra hadden afgestoken, omdat ze eentje genoeg vonden.
De hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte01] vindt bevestiging in de gegevens afkomstig uit de onder beide verdachten in beslag genomen en uitgelezen mobiele telefoons. Hieruit blijkt het volgende.
De telefoon van de verdachte
De gebruiker van deze telefoon had via Snapchat, onder de naam ‘ [naam01] ’ (hierna [naam01] ), contact met ene [naam02] (hierna: [naam02] ). Op 31 juli 2023 berichtte [naam01] aan [naam02] dat hij zo naar ‘rotje’ zou gaan ‘om die kkr osso op te blazen’. Op 2 augustus 2023 berichtte [naam01] aan [naam02] dat hij ‘een driver gaat fiksen’. Op 3 augustus 2023 suggereerde [naam02] aan [naam01] er ‘een liter benz’ er op te plakken, waarna hij om 18:46:24 uur (20:46:24 uur daadwerkelijk tijdstip) bericht ‘als je daar voorbij gaat maak je snap’.
In de map Video’s zat een filmpje dat op 3 augustus 2023 om 19:27:08 uur (21:27:08 uur daadwerkelijk tijdstip) in de telefoon was gekomen via de applicatie Snapchat. In dit filmpje reden één of meerdere personen op een scooter door de Rembrandstraat te Rotterdam en werd er bericht: ‘Het is toch deze? Deze, deze’.
De telefoon van [medeverdachte01]
Ook de gebruiker van deze telefoon heeft via Snapchat, onder de naam ‘ [naam03] ’ contact met de hiervoor bedoelde [naam02] . Op 3 augustus 2023 berichtte [naam03] aan [naam02] dat hij morgen met [verdachte01] zou zijn.
Bij de politie noch ter terechtzitting heeft de verdachte, geconfronteerd met deze onderzoeksbevindingen, een verklaring willen geven anders dan dat hij daar toevallig was, bij medeverdachte [medeverdachte01] achterop de scooter is gestapt en verder niets met het ten laste gelegde te maken heeft gehad. Deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op het korte moment van enkele minuten tussen de explosie en de aanhouding van beide verdachten in samenhang met de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte.
Al hetgeen hiervoor overwogen, in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de bekennende en daarmee tevens voor de verdachte belastende verklaring van [medeverdachte01] voldoende betrouwbaar is. [medeverdachte01] heeft zich tijdens het eerste verhoor bij de politie op inhoudelijke vragen op zijn zwijgrecht beroepen en daarbij aangegeven dat hij daar later misschien nog op terug zou komen. Aan het eind van het verhoor heeft ook zijn raadsman aangegeven dat zijn client – na overleg met hem – misschien later nog met een verklaring zou komen. Vervolgens heeft [medeverdachte01] tijdens zijn tweede verhoor, nog diezelfde dag, een inhoudelijke verklaring afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om aan de inhoud van die verklaring te twijfelen. De verklaring kan en zal dan ook voor het bewijs worden gebezigd. Het verweer wordt verworpen.
Het door de raadsman ter terechtzitting voorwaardelijk gedane verzoek, om bij gebruik van de verklaring van [medeverdachte01] voor het bewijs in de gelegenheid gesteld te worden om [medeverdachte01] alsnog als getuige ter terechtzitting te horen, wordt afgewezen. De raadsman heeft [medeverdachte01] immers al op 15 november 2023 bij de rechter-commissaris als getuige gehoord, waarbij [medeverdachte01] ervoor koos zich op het hem toekomende verschoningsrecht te beroepen. Daarbij heeft hij overigens wel aangegeven dat hij bij de politie al een verklaring had afgelegd en dat hij bij die verklaring blijft. Vervolgens deed [medeverdachte01] afstand van zijn recht om in zijn zaak ter terechtzitting van 16 november 2023 (gelijktijdig met de onderhavige zaak tegen de verdachte) te verschijnen. Gelet op deze gang van zaken valt niet te verwachten dat [medeverdachte01] bij een nader verhoor alsnog zal gaan verklaren.
Ook de onder 2 ten laste gelegde strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een explosie is, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen, wettig en
overtuigend bewezen. Ondanks het feit dat de vloeistof in de fleskennelijk niet is getest, is het alleszins aannemelijk dat dit benzine betrof. Immers, het gaat hier om een fles met daarin een geelkleurige vloeistof met daaraan een cobra bevestigd. De ontploffing op de Rembrandtstraat werd met een cobra, bevestigd aan een met benzine gevulde jerrycan, veroorzaakt. Bovendien verklaarde [medeverdachte01] dat hij nog een fles met benzine erin bij zich had en dat zij maar één cobra hadden afgestoken, omdat ‘eentje genoeg was’.
Ook dit verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair.
hij op 4 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht op/aan de Rembrandtstraat (ter hoogte van
huisnummer [X01] en/of [Y01] ), door een cobra te bevestigen
aan een jerrycan benzine, en
vervolgens voornoemde cobra af te steken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten woningen gelegen aan de
Rembrandtstraat en/of
in de Rembrandtstraat (ter hoogte van huisnummer [X01] en/of [Y01] ) geparkeerde auto’s
2.
hij op 4 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen
van een explosie, opzettelijk een cobra en een
fles benzine, bevestigd aan elkaar,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezen feiten leveren op:
1. primair.

medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

2.

medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de nachtelijke uren een explosief af laten gaan in een woonwijk in Rotterdam, door een met benzine gevulde jerrycan met daaraan bevestigd een stuk zwaar knalvuurwerk (cobra), bij een woning tot ontploffing te brengen. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een dergelijk feit, door een met benzine gevulde fles met daaraan een cobra voorhanden te hebben.
Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Rotterdam wordt al langere tijd geteisterd door aanslagen met geïmproviseerde explosieven. Dergelijke aanslagen zijn uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners van de desbetreffende woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden in het bijzonder en in algemene zin in de samenleving tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. Gezien de houding van de verdachte tijdens de zitting lijkt hij zich hiervan geen rekenschap te hebben gegeven. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd zowel [benadeelde partij01] als zijn echtgenote [benadeelde partij02] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen vorderen elk een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank merkt op dat de beide vorderingen onvoldoende onderbouwen waaruit de immateriële schade nu precies bestaat. Bovendien lijkt uit de aangifte van [benadeelde partij01] dat een tweede incident, te weten een vergelijkbare explosie bij diens woning op 5 september 2023, mede van invloed is op de gestelde immateriële schade.
De behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden
aangebracht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter
En mrs. E.A. Poppe-Gielesen en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 november 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair.
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht op/aan de Rembrandtstraat (ter hoogte van
huisnummer [X01] en/of [Y01] ),
door een cobra, althans een brandbaar en/of explosief materiaal, te bevestigen
op/aan een fles/jerrycan benzine, althans een vluchtige en/of brandbare stof, en/of
(vervolgens) voornoemde cobra af te steken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten woningen gelegen aan de
Rembrandtstraat en/of
- in de Rembrandtstraat (ter hoogte van huisnummer [X01] en/of [Y01] ) geparkeerde auto’s
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
bewoners en/of aanwezige personen op/nabij de Rembrandtstraat,
te duchten was;
1. subsidiair.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten de woning(en) aan/nabij de
Rembrandtstraat [X01] en/of [Y01] ,
welke geheel of ten dele aan stichting Havensteder en/of [benadeelde partij01] , althans
een ander of anderen toebehoorde(n),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;
1. meer subsidiair.
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan [adres01]
die geheel of ten dele aan stichting Havensteder en/of [benadeelde partij01] , althans een
ander of anderen toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen
van een explosie,
opzettelijk een cobra, althans een brandbaar en/of explosief materiaal en/of een
fles benzine, althans een vluchtige en/of brandbare stof, (bevestigd aan elkaar),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt dat met ‘cobra’ in dit verband bedoeld wordt een type illegaal, zwaar knalvuurwerk, hetgeen ook wordt bevestigd in het zich in het zaaksdossier Oklahoma bevindende ambtsedig proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer01] , doorgenummerde dossierpagina 2.
2.Het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2023.
3.De rechtbank begrijpt dat met [roepnaam verdachte01] bedoeld wordt de verdachte [verdachte01] .