ECLI:NL:RBROT:2023:1144
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van oplichting en verduistering met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend is bewezen. De officier van justitie, mr. J. Boender, had vrijspraak gevorderd voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van oplichting. Er waren geen aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de besprekingen met de betrokken bedrijven of bij de totstandkoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, [benadeelde partij01], een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 342.806,56 aan materiële schade en € 45.900,- aan advocaatkosten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hierdoor is er geen inhoudelijke beslissing genomen over de gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de verdachte tegen de vordering op nihil begroot.
Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.