ECLI:NL:RBROT:2023:11396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10.114495.23, 10.307056.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vrachtwagenchauffeur voor invoer van cocaïne en andere strafbare feiten in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 november 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, een vrachtwagenchauffeur, die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in 1966, was preventief gedetineerd en had zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van containers in de Rotterdamse haven, waarbij hij betrokken was bij de invoer van ongeveer 395 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat hij zich bewust was van de risico's die zijn werkzaamheden met zich meebrachten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbare mentale en fysieke gezondheid van de verdachte, maar heeft ook benadrukt dat de ernst van de feiten een strenge straf rechtvaardigt. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen inzicht getoond in de ernst van zijn betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en opzetheling, en heeft hem vrijgesproken van een tweede feit dat hem ten laste was gelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.114495.23, 10.307056.22
Datum uitspraak: 29 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1966,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
preventief gedetineerd in [detentielocatie01] ,
raadsman mr. M. Van Stratum, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10.114495.23 feit 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10.114495.23 feit 1 primair en 3 primair en het onder parketnummer 10.307056.22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering en houden aan aanwijzingen van de reclassering, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 onder parketnummer 10.114495.23 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10.114495.23 (feit 2) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en 3 onder parketnummer 10.114495.23 en het onder parketnummer 10.307056.22 ten laste gelegde feit
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft hiertoe -kort gezegd- aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten ontbreekt.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op 24 november 2022, 18 april 2023 en op 4 mei 2023 heeft de verdachte als vrachtwagenchauffeur containers vervoerd.
Op 24 november 2022 zou een medewerker van een transportbedrijf, bij ECT Delta Terminal een container uithalen met een pincode. Geconstateerd werd dat de container al was opgehaald. Het transportbedrijf heeft vervolgens aangifte gedaan van diefstal (pincodefraude). De container bleek eerder die dag te zijn opgehaald door een vrachtwagen met het kenteken [kenteken01] . De douane meldde dat de container was uitgehaald door een chauffeur genaamd [naam01] . Later die dag werd de vrachtwagen met het kenteken [kenteken01] staande gehouden en gecontroleerd. De container bevond zich op de oplegger van de vrachtwagen. De chauffeur bleek de verdachte te zijn.
Op 18 april 2023 hoorde de Douane bonkende geluiden uit een container op de haventerminal van RWG komen. Er werden zes uithalers in de verder lege container aangetroffen. De container bleek door de verdachte met een vrachtwagen op de haventerminal te zijn gebracht.
Op 3 mei 2023 te Rotterdam is door de douane in een container met granaatappels, die afkomstig was uit Peru, bundels aangetroffen met in totaal 395 pakketten waarin cocaïne bleek te zitten. De pakketten zijn vernietigd en vervangen door dummypakketten met een zogeheten terugplaatsmonster. De container is vervolgens door de douane `vrijgegeven' en heeft zijn weg vervolgd. De container is op 4 mei 2023 door de verdachte naar een loods in Ridderkerk gebracht en daar zijn drie personen, waaronder de verdachte, aangehouden. In de loods trof de politie de opengemaakte dummypakketten aan.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte is na een hersenbloeding arbeidsongeschikt verklaard. De verdachte diende zich opnieuw te laten keuren door het CBR om legaal als vrachtwagenchauffeur te kunnen werken, maar heeft dit nooit gedaan. Wel heeft hij -via een derde- een Cargo Pass aangevraagd. De verdachte heeft vervolgens via anonieme opdrachtgevers gewerkt als vrachtwagenchauffeur en containers vervoerd, onder meer van en naar het haventerrein van Rotterdam. De verdachte heeft zijn opdrachtgevers nooit ontmoet. De opdrachtgevers stonden in verdachtes telefoon als ‘ [naam02] ’, ‘ [naam03] ’ en ‘werk container’. De verdachte converseerde met deze opdrachtgevers via de applicatie Signal. In een in zijn telefoon aangetroffen chatgesprek van 3 februari 2023 met de opdrachtgever ‘werk container’ wordt gezegd: ‘je moet alleen bakken ophalen’, waarop de verdachte antwoordt: ‘ja met rotzooi erin ik weet het brata’. De betalingen voor zijn chauffeurswerk lagen contant in de vrachtauto voor hem klaar of ontving hij aan de balie bij een chauffeurscafé.
De verdachte heeft zelf nooit onderzoek verricht naar de lading van zijn containers of de zegels van de container of de vrachtbrief gecontroleerd. Ook heeft hij geen vragen gesteld over de locatie waar hij de containers naartoe moest brengen.
Dat de verdachte zijn opdrachtgevers niet kende, dat hij evident niet aan het werk was voor een valide transportbedrijf, dat hij de inhoud van zijn vracht niet kende en niet precies wist waarom hij zijn vracht naar een bepaalde locatie toebracht, nam hij naar zijn zeggen op de koop toe. Zo heeft hij ook geen vragen gesteld over het transport van de container op 4 mei 2023, waarbij hij midden in de nacht een koelcontainer vanuit de haven Rotterdam naar een garage van een car wrap bedrijf (zonder koeling) moest brengen. Desgevraagd heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij niet kritisch was op de opdrachten die hij kreeg, omdat hij geen geld had en niet in de daklozenopvang wilde verblijven, maar liever in een hotel sliep. Dit alles terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat een enorme hoeveelheid drugstransporten Nederland binnenkomen via de verschillende haventerreinen op de Maasvlakte. Het is eveneens een feit van algemene bekendheid dat deze ladingen drugs vaak uit Zuid-Amerikaanse landen afkomstig zijn en verstopt zitten tussen -of in- andere ladingen. Ook is met grote regelmaat in het nieuws dat Trojaanse containers met uithalers op Rotterdamse haventerreinen worden aangetroffen.
De verdachte bleef bovendien het illegale chauffeurswerk uitvoeren ondanks dat hij zelfs persoonlijk een gewaarschuwd mens was. Hij was immers in augustus 2022 door de politie verhoord na het illegaal uithalen van een container en later nogmaals in november 2022 ten aanzien van de heling van een container. Alhoewel bewijs voor concrete wetenschap van de verdachte ten aanzien van de inhoud van de containers ontbreekt, heeft de verdachte door zijn handelen in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door hem vervoerde container verdovende middelen of uithalers bevatten.
Conclusie
De verdachte heeft opzet gehad op het plegen van de ten laste gelegde feiten; de heling, het wederrechtelijk verblijven in de haven en de (verlengde) invoer van cocaïne. Uit de bewijsmiddelen blijkt daarnaast dat hij aan het plegen van deze feiten een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en hiertoe nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, zodat de verdachte hierbij kan worden aangemerkt als medepleger.
4.3.
Bewezenverklaring feit 1 en 3 onder parketnummer 10.114495.23 en feit 1 onder parketnummer 10.307056.22
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10.114495.23
1.
hij, op 4 mei 2023, te Rotterdam en Ridderkerk, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 395 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij, op 18 april 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van de Rotterdam World Gateway Terminal, gelegen op de Maasvlakte.
Parketnummer 10.307056.22
hij op 24 november 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
een container (met nummer [nummer01] ),
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10.114495.23
feit 1 primair:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3 primair:
het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Parketnummer 10.307056.22
opzetheling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Strafmaatverweer
De raadsman heeft bepleit dat bij een eventuele strafoplegging rekening gehouden dient te worden met de kwetsbare mentale en fysieke gezondheid van de verdachte en zijn gemotiveerde houding ten aanzien van eventuele hulpverlening vanuit de reclassering. Bij een eventuele strafoplegging moet de nadruk liggen op een groot voorwaardelijk strafdeel met hulpverlening. Dit is ook het uitgangspunt van de zogenaamde STMK, waarvoor verdachtes zaak in aanmerking is gebracht.
7.2.
Algemene overweging
De verdachte is betrokken geweest bij de invoer van 395 kilo cocaïne in de haven van Rotterdam. Hiertoe heeft hij als vrachtwagenchauffeur een container van het haventerrein in Rotterdam opgehaald waarin de partij cocaïne lag. Ook heeft hij een container vervoerd die eerder op illegale wijze van het haventerrein was meegenomen en heeft hij een zogenaamde Trojaanse container met daarin een groep uithalers op het besloten haventerrein van de Rotterdam World Gateway Terminal gebracht.
De rol van de verdachte als vrachtwagenchauffeur was essentieel in de keten van de invoer van harddrugs. Zijn vervoersactiviteiten maakten mogelijk dat de harddrugs de haven uit kunnen worden gehaald en kunnen worden afgeleverd ter verdere verspreiding. Daarmee is de verdachte een onmisbare schakel in, en onderdeel van, de internationale transport- en distributieketen van cocaïne geweest. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat men in de haven moet kunnen hebben in chauffeurs die containers op komen halen.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en dragen bij aan de toename van strafbare feiten. Drugshandel kan bovendien in verband worden gebracht met zeer ernstige (gewelds)delicten, waarbij zowel personen uit het criminele circuit als de bovenwereld het slachtoffer worden. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de personen die betrokken zijn bij de organisatie van de invoer van cocaïne daar over het algemeen zeer veel geld mee verdienen. Dit leidt tot een toename van crimineel geld in de samenleving, met alle negatieve gevolgen van dien. Om die redenen dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte enige tijd terug met justitie in aanraking is geweest, maar hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2023. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De reclassering ziet geen delictpatroon bij de verdachte. Wel zien ze dat het leven van de verdachte minder stabiel is geworden sinds zijn hersenbloeding in 2021. Sindsdien is sprake van maatschappelijke teloorgang. De verdachte is hierdoor zijn baan en huisvesting verloren. Ook is sprake van problematische schulden. Wel laat de verdachte een gemotiveerde houding zien ten aanzien van hulpverlening. De reclassering adviseert toezicht of interventies noodzakelijk ter gedragsverandering en recidivevermindering. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op letsel wordt ingeschat als laag en het risico op onttrekken aan voorwaarden kan niet worden ingeschat, aangezien er niet eerder een reclasseringstoezicht is opgelegd. Bij een veroordeling wordt door de reclassering daarnaast een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering en het houden aan aanwijzingen van de reclassering, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. Daarbij wordt reclasseringstoezicht geadviseerd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de brief verstuurd door de persoonlijk begeleider van de verdachte bij nachtopvang De Meerpaal van het Leger des Heils in Rotterdam, gedateerd 20 september 2023.
7.4.
Passende straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet hierop en uit het oogpunt van vergelding is beginsel een forse gevangenisstraf aangewezen.
De rechtbank heeft in een eerder stadium in het proces voor deze verdachte gekozen voor een vorm van berechting waarin wordt gestreefd naar een snelle berechting en waarin bovendien de nadruk explicieter ligt op de met strafoplegging na te streven strafdoelen. Naast vergelding, zoals hiervoor genoemd, is het van belang dat steeds ook de andere doelen van straf goed voor ogen worden gehouden: speciale preventie, generale preventie en resocialisatie. Deze vorm van berechting is door de rechtbank aangeduid als de `Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting' (STMK).
Deze vorm van berechting maakt, anders dan de raadsman lijkt te suggereren, geen verschil voor het feit dat de uiteindelijk op te leggen straf een afweging is van alle omstandigheden van het geval, gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Voor de vraag waar het zwaartepunt van de na te streven strafdoelen in het concrete geval komt te liggen, vindt een op de zaak toegespitste afweging plaats. Daarbij speelt de houding van de verdachte een belangrijke rol.
De verdachte, een 56-jarige man, heeft te kampen met een slechte gezondheid en het is duidelijk dat zijn hersenbloeding in 2021 een grote impact heeft gehad op zijn leven. Hij is zijn werk en huis verloren en kwam in financiële problemen. De verdachte staat positief ten opzichte van hulpverlening. Echter, hij heeft de rechtbank er niet van overtuigd daadwerkelijk verantwoordelijkheid te nemen voor zijn aandeel in de criminele feiten en hier de ernst van in te zien. Zo heeft hij op een groot aantal vragen, zoals over bepaalde door hem verzonden chatberichten, verklaard dat hij zich dit niet meer herinnert vanwege geheugenverlies. De rechtbank stelt vast dat dit met name de belastende zaken in het dossier betrof. De verdachte wekt daarmee de indruk zich onwetender voor te doen dan hij werkelijk is. Verder stelt de verdachte dat er misbruik van hem is gemaakt. Dit komt echter niet naar voren in de communicatie met de opdrachtgevers en ook voor het overige wijst het zelfstandig handelen van de verdachte hier niet op.
Het niet daadwerkelijk nemen van verantwoordelijkheid, maakt dat de rechtbank geen heil ziet in hulpverlening uit oogpunt van speciale preventie. Om optimaal van hulpverlening te kunnen profiteren, is het immers van belang dat een verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Alleen dan kan het strafdoel van speciale preventie worden bereikt.
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, zodat de hulpverlening snel zou kunnen starten. Om de verdachte toch een kans te geven zijn leven beter op orde te krijgen, zal de rechtbank, met het oog op het strafdoel van resocialisatie, wel een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 58, 138aa, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 van parketnummer 10.114495.23 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 primair en 3 primair van parketnummer 10.114495.23 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10.307056.22 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres02] , [postcode02] te [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan begeleiding gericht op dagbesteding en/of het op orde stellen van zijn financiën en een (legaal) inkomen verkrijgen. De veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de reclassering;
de veroordeelde laat zich ambulant begeleiden door Humanitas, of een soortgelijke zorgverlener, nader te bepalen door de reclassering. De begeleiding start zo spoedig mogelijk. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Daarnaast is het van belang dat de veroordeelde zijn medewerking verleend aan het afnemen van verdiepingsdiagnostiek, indien dit nodig zou zijn voor een aanmelding voor beschermd wonen en er nog geen diagnostiek voorhanden is;
de veroordeelde neemt – indien de reclassering dit nodig acht - actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer of begeleider. Een leerdoel in een dergelijke training kan zijn: inzicht krijgen in de consequenties van eigen handelen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. Speelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10.114495.23
1.
primair
hij, op of omstreeks 4 mei 2023, te Rotterdam en/of Ridderkerk, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 395 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair
hij, op of omstreeks 4 mei 2023, te Rotterdam en/of Ridderkerk, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van 395 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- de container [nummer02] wederrechtelijk (met een valse pincode) op/uit te
(laten) halen vanaf de terminal van Hutchison Ports ECT Delta en/of
- zich te begeven naar/in een loods gelegen aan de [adres03] te Ridderkerk
en/of
- in voornoemde loods de container [nummer02] te openen en/of
- de zich aldaar in genoemde container bevindende pakketten cocaïne te
verwijderen en/of te openen en/of
- één of meerdere (organisatie)telefoons, een GPS-tracker, duct tape en/of een
kniptang voorhanden te hebben;
2.
hij, op of omstreeks 4 mei 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
container [nummer02] , inhoudende granaatappels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01] / [bedrijf02] en/of [bedrijf03] en/of
[bedrijf04] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door met een (valselijk verkregen) pincode, die hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren te gebruiken, die container [nummer02]
(met granaatappels) van de ECT Delta Terminal op/uit te halen en/of weg
te voeren;
3.
primair
hij, op of omstreeks 18 april 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te
weten het besloten terrein van de Rotterdam World Gateway Terminal, gelegen op
de Maasvlakte;
subsidiair
een of meerdere personen op of omstreeks 18 april 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft/hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten de Rotterdam World
Gateway Terminal, gelegen op de Maasvlakte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of
omstreeks 18 april 2023 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door deze personen, als chauffeur van een vrachtwagen met kenteken [kenteken02] , in
een gemanipuleerde container met nummer [nummer03] het terrein van de
Rotterdam World Gateway Terminal op te brengen;
Parketnummer 10.307056.22
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
een container (met nummer [nummer01] ), althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;