ECLI:NL:RBROT:2023:11360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10/049000-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met keukenmes op broer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 16 februari 2023 in Rotterdam een keukenmes tegen de hals van zijn broer gezet, wat resulteerde in een snee van vijf tot zeven centimeter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, mede door een licht verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 446 dagen geëist, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd van 356 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van externe ondersteuning en de stabiliteit van zijn financiële situatie. De rechtbank heeft besloten geen bijzondere voorwaarden op te leggen, gezien de begeleiding die de verdachte al ontvangt. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/049000-23
Datum uitspraak: 8 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam detentiecentrum01] ,
raadsvrouw mr. M. Nentjes, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 446 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 24 oktober 2023, met dadelijke uitvoerbaar verklaring van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer01] met een mes in de hals heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn broer [voornaam slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer was samen met [naam01] , de huisgenoot van de verdachte, in de woning van de verdachte. De verdachte had al eerder aangegeven dat hij liever niet had dat het slachtoffer over de vloer kwam omdat hij bang was om zijn woning kwijt te raken door het alcohol- en drugsgebruik van het slachtoffer. Toen het slachtoffer weigerde om verdachtes woning te verlaten, werd de verdachte boos. De verdachte heeft een mes uit de keuken gepakt en dit tegen de hals van het slachtoffer gezet. Hierdoor is bij het slachtoffer in zijn hals een snee van vijf tot zeven centimeter ontstaan. Enerzijds heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en een zeer bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd. Anderzijds heeft het slachtoffer in een brief van 11 augustus 2023 aangegeven dat de verdachte nooit iemand een vlieg kwaad doet, dat de verdachte meermaals had aangegeven dat het slachtoffer naar huis moest gaan, dat het slachtoffer wellicht zelf ook over de schreef is gegaan, dat hij naar zijn broer had moeten luisteren en dat hij spijt heeft van zijn aangifte en had gewild dat ze het hadden uitgepraat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een Pro Justitia rapportage van 19 oktober 2023, opgesteld door [gz-psycholoog01] , gz-psycholoog en een Pro Justitia rapportage van
29 september 2023, opgesteld door [psychiater01] , psychiater.
De gz-psycholoog komt tot de conclusie dat er bij de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een licht verstandelijke beperking, van een (ernstige) stoornis in het gebruik van alcohol en van een uitgebreide neurocognitieve stoornis door alcoholgebruik, in de zin van een trage cognitieve verwerkingssnelheid, een geheugenstoornis, een beperkte cognitieve flexibiliteit en een gebrekkig vermogen om te plannen. Deze stoornissen hebben de gedragskeuze c.q. gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Zo mag worden aangenomen dat de verdachte ten gevolge van zijn licht verstandelijke beperking en neurocognitieve stoornis - zijn daardoor beperkte coping - niet goed in staat is geweest de bij hem vermoedelijk door de ruzie met zijn broer opgeroepen gevoelens van boosheid adequaat te hanteren en te beheersen, maar deze via het hem ten laste gelegde feit op agressieve wijze heeft uitgeageerd. Het wordt zeer waarschijnlijk geacht dat het voorafgaande alcoholgebruik daarbij een ontremmend effect heeft gehad op de verdachte en er aldus in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat hij tot het ten laste gelegde feit is gekomen.
De gz-psycholoog adviseert om het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychiater heeft in de rapportage naar voren gebracht dat er sterke aanwijzingen zijn dat er sprake is van een langdurige stoornis in het gebruik van alcohol, in ernstige mate. Daarnaast blijkt uit testpsychologisch onderzoek dat de verdachte cognitief op licht verstandelijk niveau functioneert. Ook zijn er bij de verdachte aanwijzingen voor een significante cognitieve achteruitgang in meerdere cognitieve domeinen, zoals verwerkingssnelheid, geheugen, planningsvermogen, impulscontrole en abstraherend vermogen (het vermogen om het denken te overdenken en emoties intuïtief aan te voelen), welke het zelfstandig dagelijks functioneren van de verdachte beperken. Vanwege het langdurig alcoholgebruik van de verdachte is het aannemelijk dat deze neurocognitieve achteruitgang het gevolg is van dit alcoholgebruik. Verder zijn er andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn, zoals relatieproblemen met zijn broers/zussen, financiële problemen en werkloosheid. Omdat de verdachte ten overstaan van de psychiater niets over het ten laste gelegde wilde vertellen, kan de psychiater niet aangeven in welke mate sprake is geweest van een doorwerking van zijn stoornis in het delict en daardoor kan de psychiater geen advies geven over de toerekenbaarheid.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 oktober 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Volgens de reclassering is er enigszins sprake van een delictpatroon van geweldsdelicten, echter zit er veel tijd tussen de delicten. Uit de pro justitiarapportage blijkt dat de verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. Zijn begripsvermogen, zelfreflecterend vermogen en coping zijn beperkt. Verder is er sprake van cognitieve functiestoornissen als gevolg van jarenlang intensief alcoholgebruik. Deze beperkingen belemmeren hem in zijn dagelijks functioneren en hij is afhankelijk van externe ondersteuning om structuur te behouden. Deze problemen hebben vermoedelijk ook een belangrijke rol gespeeld bij het tenlastegelegde.
De reclassering ziet als beschermende factor dat de verdachte praktische ondersteuning krijgt van Carehill wat goed verloopt en ook na detentie voortgezet kan worden.
De persoonlijk begeleider van de verdachte (van Carehill) heeft aan de reclassering laten weten dat de verdachte weliswaar alcohol gebruikt, maar gecontroleerd en dat de verdachte nooit iemand tot last is, nooit agressief is en dat het naar zijn inschatting ging om een incident. Volgens deze begeleider is de verdachte een kwetsbare man en kan de hulpverlening op vrijwillige basis worden voortgezet. De verhuurder heeft laten weten dat de verdachte nooit voor overlast of problemen heeft gezorgd en dat de verdachte – wiens financiële situatie stabiel is - kan terugkeren in de huurwoning.
De reclassering schat in dat het risico op recidive, het risico op letsel en het risico op het onttrekken aan voorwaarden gemiddeld is.
Concreet adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Het slachtoffer heeft in de door hem geschreven brief van 18 augustus 2023 uiteengezet dat hij op 16 februari 2023 over de streep is gegaan en alles voorkomen had kunnen worden als hij naar zijn broer had geluisterd en de woning had verlaten. Daarnaast zit de verdachte al ruim acht maanden in voorarrest en heeft hij al die tijd zijn huur door moeten betalen, waardoor hij een groot deel van zijn spaargeld kwijt is geraakt. De verdediging heeft erop gewezen dat de verdachte een ‘heel klein leventje’ leidt, dat hij bereid is om bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht te accepteren, maar dat dit – naast de al bestaande hulp – ook tot spanningen zal leiden en niet nodig is. De rechtbank volgt de verdediging daarin en ziet, mede gezien de opmerkingen van de persoonlijk begeleider van de verdachte geen reden om bijzondere voorwaarden op te leggen in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. De verdachte lijkt voldoende te zijn ingebed in begeleiding door Carehill.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 356 (driehonderdzesenvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M.J. van Buchem-Spapens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer01] met een (keuken)mes in de hals/keel, althans in het lichaam, heeft gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )