ECLI:NL:RBROT:2023:11325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/357
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en dwangsom bij gebruik conferentiehotel voor arbeidsmigranten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee. De zaak betreft de handhaving van een bestemmingsplan en de oplegging van een last onder dwangsom aan de eiser, die een conferentiehotel in Rockanje gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het college had op 9 november 2021 een dwangsom van € 10.000 per week opgelegd, met een maximum van € 100.000, omdat het gebruik van het hotel in strijd was met het bestemmingsplan. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 22 december 2021. Eiser stelde dat de handhaving onzorgvuldig was en dat er bijzondere omstandigheden waren die het college zouden moeten doen afzien van handhaving. De rechtbank oordeelde echter dat het college bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het gebruik van het conferentiehotel voor arbeidsmigranten in strijd was met het bestemmingsplan en dat de dwangsommen terecht waren opgelegd en ingevorderd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde de besluiten van het college.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. D.R.D.A. Buren-Baks),
en
het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne, thans Voorne aan Zee, het college
(gemachtigde: mr. R.J.G. Bäcker).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 9 november 2021 (het primaire besluit 1) heeft het college eiser op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per week met een maximum bedrag van € 100.000,- gelast om op uiterlijk 1 januari 2022 de bewoning door arbeidsmigranten van het conferentiehotel aan [adres] (het conferentiehotel), te staken en gestaakt te houden.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 december 2021 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het college bij het eerdere besluit gebleven onder herstel van de juridische grondslag van het besluit, in de zin dat het handhavingsbesluit niet een preventieve maar een reguliere last onder dwangsom betreft, en met aanvulling van de motivering. Voor het laatste heeft het college verwezen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie.
1.3.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.4.
Met het besluit van 8 augustus 2022 (het primaire besluit 2) heeft het college besloten tot invordering van verbeurde dwangsommen ten bedrage van € 100.000,-. Eiser heeft op 1 november 2022 hiertegen bezwaar gemaakt.
1.5.
Ingevolge artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het bestreden besluit mede betrekking op het primaire besluit 2. Het daartegen gemaakte bezwaar dient als aanvulling van de beroepsgronden.
1.6.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, namens het college [naam 1], [naam 2], [naam 3] en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het conferentiehotel is gelegen aan [adres], op een perceel dat deel uitmaakt van verschillende percelen, die tezamen bekend staan als [naam landgoed 1] ([naam landgoed 1]). Eiser heeft plannen om [naam landgoed 1] te herontwikkelen.
3. Het conferentiehotel is in eigendom van [naam vakantiehuis] ([naam vakantiehuis]). Bestuurder van deze vennootschap is [naam bedrijf 1] waarvan eiser enig aandeelhouder en bestuurder is. De enig aandeelhouder van [naam vakantiehuis] is [naam landgoed 2], waarvan [naam bedrijf 1] enig aandeelhouder en bestuurder is. Eiser is daarom de (indirect) bestuurder en aandeelhouder van [naam vakantiehuis].
4. Op 22 april 2016 hebben eiser en het college afspraken gemaakt over het tijdelijk toestaan van het gebruik van het conferentiehotel voor huisvesting van arbeidsmigranten voor de duur van twee jaar. Vervolgens is deze toestemming verlengd tot 21 april 2019.
5. Op 8 oktober 2019 heeft [naam bedrijf 2] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Bij besluit van 14 april 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “het gebruiken/in gebruik nemen van een gebouw met het oog op brandveiligheid (artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo))” (de omgevingsvergunning). Deze vergunning was geldig tot en met 31 december 2021.
6. In de brief van 11 juni 2020 heeft het college eiser bericht dat op grond van het uitgewerkte plan van eiser over de herontwikkeling is besloten om het gesprek met een “positieve grondhouding te vervolgen”, zulks onder een aantal voorwaarden en vervolgstappen. In ieder geval moet volgens het college duidelijk zijn dat de erfdienstbaarheden die op het perceel rusten geen belemmeringen opwerpen voor de herontwikkeling. Eiser zal verder een stikstofonderzoek en een Quick Scan flora en fauna laten uitvoeren.
7. In de brief van 13 april 2021 is eiser door het college geïnformeerd dat het tijdelijk toegestane gebruik van het conferentiehotel, dat is strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, vanaf 1 januari 2022 dient te worden beëindigd. Verlenging van de overeenkomst is volgens het college niet wenselijk.
8. Met de brief van 20 mei 2021 heeft het college een nadere uiteenzetting gegeven waarom verlenging van de overeenkomst niet wenselijk is. Het gebruik van het conferentiehotel als huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten is in strijd met het geldende bestemmingsplan en er is niet voldaan aan de benodigde brandveiligheidseisen. Volgens het college is het mogelijk om de huisvesting van arbeidsmigranten op deze locatie wederom voort te zetten. In dat geval moet worden voldaan aan de brandveiligheidseisen en dient er een tijdelijke omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Tot slot moet worden voldaan aan diverse eisen inzake arbeidsmigrantenhuisvesting.
9. Bij brief van 26 mei 2021 heeft eiser hierop gereageerd. De te nemen stappen omtrent de herontwikkeling van [naam landgoed 1] duren volgens eiser langer dan voorzien. Er zijn technische en organisatorische maatregelen getroffen om onterechte brandmeldingen te voorkomen. Eiser heeft de omgevingsvergunning niet ontvangen en nam aan dat deze van rechtswege conform aanvraag is verleend. Voor wat betreft de strengere eisen die gaan gelden voor de huisvesting van arbeidsmigranten merkt eiser op hiermee niet eens te zijn. Eiser stelt voor om te kiezen voor huisvesting van asielzoekers als tijdelijke invulling.
10. Op 31 augustus 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Dit gesprek heeft niet geleid tot een oplossing.
De last onder dwangsom
11. Bij brief van 9 september 2021 heeft het college aan eiser een vooraankondiging gestuurd waarin het voornemen om tot handhavend optreden over te gaan is neergelegd. Aan eiser is de mogelijkheid gegeven om een zienswijze in te dienen.
12. Eiser heeft tegen de vooraankondiging geen zienswijze ingediend.
13. Met het primaire besluit 1 heeft het college een preventieve last onder dwangsom opgelegd, waarbij eiser is opgedragen om uiterlijk 1 januari 2022 de bewoning door arbeidsmigranten te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per week (of gedeelte van een week) met een maximum bedrag van € 100.000,-. Volgens het college is het gebruik van het conferentiehotel in strijd met het bestemmingsplan, aangezien het perceel de bestemming “Maatschappelijke
voorzieningen” heeft. Het huisvesten van arbeidsmigranten valt hier niet onder. Hiermee wordt volgens het college gehandeld in strijd met artikel 2.1 eerste lid, aanhef en
onder a en c, van de Wabo. Er zijn weliswaar afspraken gemaakt voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten maar deze afspraken kunnen niet langer worden verlengd.
14. De bezwaarschriftencommissie van de gemeente Westvoorne heeft in het advies van 13 december 2021 geadviseerd het bezwaar van eiser ongegrond te verklaren onder herstel van de juridische grondslag van het besluit en met aanvulling van de motivering.
15. Bij het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit 1 gehandhaafd onder herstel van de juridische grondslag van het besluit, in de zin dat het bestreden besluit niet een preventieve maar een reguliere last onder dwangsom betreft, en met aanvulling van de motivering, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie.
16. Het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen bij uitspraak van 7 februari 2022 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank.
17. Na het verlopen van de begunstigingstermijn zijn controles uitgevoerd of er werd voldaan aan de last onder dwangsom. De eerste controle heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022, waarbij werd geconstateerd dat de bewoning van het conferentiehotel door arbeidsmigranten niet was gestaakt. Vervolgens zijn controles uitgevoerd op 23 februari 2022, 2 maart 2022, 9 maart 2022, 16 maart 2022, 21 maart 2022, 30 maart 2022, 6 april 2022, 14 april 2022 en 20 april 2022. Bij elk van deze controles is vastgesteld dat nog niet aan de last was voldaan en zijn er in totaal tien constateringsrapporten opgesteld (de constateringsrapporten). De dwangsommen zijn inmiddels volledig verbeurd. Op 8 augustus 2022 is een invorderingsbeschikking (de invorderingsbeschikking) genomen.
Overtreding
18. Allereerst zal de rechtbank beoordelen of er sprake is van een overtreding. Het college heeft in het bestreden besluit aan de last onder dwangsom overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo ten grondslag gelegd. Het gebruik van het conferentiehotel voor de huisvesting van arbeidsmigranten is volgens het college namelijk in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Omgevingsplan Buitengebied Westvoorne” (het bestemmingsplan).
19. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van het conferentiehotel voor de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd is met de bestemming “Duingebied” met de functieaanduiding “maatschappelijke voorzieningen” reeds omdat bewoning ter plaatse niet is toegestaan. Vaststaat dat de benodigde omgevingsvergunning om in zoverre van het bestemmingsplan af te wijken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, niet is verleend, zodat het college in zoverre bevoegd was tot handhavend optreden. Niet in geschil is en vast staat dat eiser overtreder is. Hij heeft als enige (indirect) bestuurder van de eigenaar van het conferentiehotel kunnen beschikken over of de gedraging waartegen wordt opgetreden (bewoning door arbeidsmigranten) plaats zou vinden en hij heeft ook aanvaard dat deze gedraging zou plaatsvinden.
Belangenafweging
20. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien [1] .
21. Volgens eiser is sprake van bijzondere omstandigheden, die in elk geval bestaan uit het feit dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen doordat het college niet in de besluitvorming heeft meegenomen dat de beoogde herontwikkeling van het perceel waarop het conferentiehotel is gelegen wordt verhinderd door civielrechtelijke procedures met servitutenhouders, die zijn veroorzaakt doordat het college aan eiser heeft opgedragen om overeenstemming te krijgen met de servitutenhouders over de voorliggende plannen, en de keuze van het college om niet voort te gaan met het bestuursrechtelijke traject van de ontwikkeling. Dit terwijl het college weet dat de servitutendiscussie op zich geen evidente privaatrechtelijke belemmering vormt en aan bestuurlijke besluitvorming niet in de weg staat. Het college vertraagt hierdoor de voortgang van de ontwikkelingsplannen. Het voldoen aan nadere eisen van het college, zoals het verrichten van een stikstofonderzoek en een Quick Scan flora en fauna heeft mede voor vertraging gezorgd. Door deze gang van zaken niet in de besluitvorming te betrekken, handelt het college onzorgvuldig. Verder is volgens eiser het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Een verwijzing in het bestreden besluit naar het advies van de bezwaarschriftencommissie is onvoldoende. Het college heeft ongemotiveerd gesteld dat het conferentiehotel niet langer zou voldoen als huisvesting voor arbeidsmigranten, omdat intussen sprake zou zijn van een logiesfunctie met de daaraan te stellen brandveiligheidseisen. Het teruggrijpen op deze logiesfunctie is een kunstgreep. Allereerst is voor eiser onduidelijk waarom in 2021 een herbeoordeling van de brandveiligheid van het conferentiehotel is uitgevoerd en wat de constateringen daarvan zijn geweest. Bovendien ontbreekt momenteel een gemeentelijk beleid voor de huisvesting van arbeidsmigranten. De mogelijkheid bestaat dat huisvesting van arbeidsmigranten onder het komende beleid wel is toegestaan of met eenvoudige aanpassingen alsnog kan worden toegestaan. In dit kader stelt eiser voorts dat op 14 april 2020 kennelijk een omgevingsvergunning is verstrekt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Die vergunning is door eiser niet ontvangen, zodat hij hiertegen niet heeft kunnen ageren. Pas op 9 september 2021 heeft eiser van de omgevingsvergunning kennis genomen. Eiser voert verder aan dat er geen sprake is van een deugdelijke belangenafweging. Ten onrechte heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het belang van eiser om de huisvesting van arbeidsmigranten voort te zetten niet opweegt tegen het algemeen belang om de overtreding te beëindigen. De veiligheid van omwonenden en de omgeving van [naam landgoed 1] is niet meegenomen bij de belangenafweging. Het college heeft tijdens de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie aangegeven dat er wellicht een nieuwe afweging zou kunnen worden gemaakt wanneer eiser bereid zou zijn tot het sluiten van een nieuwe intentieovereenkomst inzake de herontwikkeling. Dat noopt volgens eiser tot de conclusie dat er weldegelijk ruimte is om toe te staan dat het conferentiehotel (nog wat langer) wordt gebruikt als huisvesting voor arbeidsmigranten.
22. De rechtbank ziet in hetgeen dat door eiser is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college, hoewel bevoegd, behoorde af te zien van de bevoegdheid om terzake handhavend op te treden. De rechtbank zal uitleggen waarom dat zo is.
22.1.
De enkele omstandigheid dat het college voor de motivering van het bestreden besluit heeft volstaan met een verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 13 december 2021, is onvoldoende voor de conclusie dat er geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Het college heeft bij de behandeling van het bezwaar door de bezwaarschriftencommissie toegelicht om welke redenen de last onder dwangsom is opgelegd en waarom het conferentiehotel niet langer zou voldoen als huisvesting voor arbeidsmigranten. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die zich tegen handhaving verzetten. De bezwaarschriftencommissie heeft dat ook betrokken bij het uitbrengen van haar advies. Het advies is verder voldoende gemotiveerd. Het college heeft door het advies geheel over te nemen deze motivering tot de zijne gemaakt. Gelet hierop kan worden aangenomen dat het college aan het bestreden besluit een volledige heroverweging ten grondslag heeft gelegd.
22.2.
Van onzorgvuldig handelen is de rechtbank niet gebleken. Het college heeft in het bestreden besluit genoegzaam toegelicht dat er weliswaar afspraken zijn gemaakt voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten maar dat deze afspraken niet langer kunnen worden verlengd. In de tijdelijke omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik is de voorwaarde opgenomen dat het huisvesten van arbeidsmigranten tijdelijk is en dat, indien de huisvesting van arbeidsmigranten wordt voortgezet, er aanpassingen dienen te worden verricht. Het conferentiehotel is qua brandveiligheid namelijk ingericht als groepsaccommodatie. Voor de huisvesting van arbeidsmigranten moet een locatie voldoen aan de eisen van een logiesfunctie. Om hieraan te voldoen zijn flinke investeringen nodig, die eiser niet voor zijn rekening wenst te nemen. Los hiervan wenst het college geen verdere verlenging van de huisvesting door arbeidsmigranten toe te staan. Het tijdelijk gebruik is immers slechts toegestaan onder de voorwaarde dat partijen tot overeenstemming zouden komen over de herontwikkeling. Dit is niet gelukt. Dat het huisvesten van arbeidsmigranten tijdelijk is gedoogd, doet niet af aan de hierboven bedoelde beginselplicht tot handhaving. Tijdelijk gedogen biedt namelijk geen garantie dat het college op een later moment niet alsnog een bestuurlijke sanctie ter handhaving van de wettelijke voorschriften toepast.
22.3.
Het college heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat er geen concreet zicht is op legalisatie. Voor concreet zicht op legalisatie is tenminste vereist dat een ontvankelijke vergunningaanvraag is ingediend en dat er een begin is gemaakt met de procedure, zoals het ter inzage leggen van een ontwerpbesluit. Eiser heeft geen aanvraag ingediend. Bovendien is het college niet bereid om de bestaande situatie te legaliseren, omdat het provinciaal beleid het huisvesten van arbeidsmigranten buiten het bestaand stads- en dorpsgebied niet toestaat. De enkele omstandigheid dat het college niet (langer) wenst mee te werken aan het in afwijking van het bestemmingsplan huisvesten van arbeidsmigranten, en dus ook helemaal niet een afwijkingsomgevingsvergunning wil verlenen, is in dit geval al voldoende voor de conclusie dat er geen zicht op legalisering bestaat.
22.4.
Dat eiser de door het college verleende omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik naar gesteld niet heeft ontvangen, wat daar verder van zij, doet hier niet ter zake. Nog afgezien van het feit dat het hier een tijdelijke vergunning tot 31 december 2021 betreft, en het handhavingsbesluit ziet op de periode na 1 januari 2022, ziet deze omgevingsvergunning op het brandveilig gebruik en niet op het met het bestemmingsplan strijdig gebruik.
22.5.
De servitutendiscussie of andere mogelijke privaatrechtelijke belemmeringen voor functiewijziging van het perceel zijn niet van belang in de onderhavige zaak. Deze discussie speelt een rol in het kader van de herontwikkeling. Dit geldt ook voor het stikstofonderzoek en de Quick Scan flora en fauna. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom de hele discussie omtrent de mogelijkheden voor herontwikkeling van de locatie, met inbegrip van de wensen van eiser en de (on)mogelijkheden voor het college om medewerking te verlenen aan de beoogde plannen, een rol zouden spelen in de vraag of het college in dit geval van handhavend optreden diende af te zien. Eiser legt hier een verband dat de rechtbank niet ziet. Algehele herontwikkeling van het terrein van het conferentiehotel en het mogelijke gebruik van de locatie in de toekomst, waarover partijen in gesprek zijn, rechtvaardigt immers nog op geen enkele manier dat eiser het perceel ondertussen in strijd met het bestemmingsplan mag gebruiken. In dit verband ziet de rechtbank ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat, zoals eiser heeft betoogt, het college vooringenomen handelt. Dat het college al dan niet handhavend optreden afhankelijk stelt van het tekenen van een intentieovereenkomst aangaande de herontwikkeling is de rechtbank uit wat hierover is aangevoerd niet gebleken.
22.6.
De stelling van eiser dat de aanwezigheid van arbeidsmigranten in het conferentiehotel een bepaalde toezichtsfunctie zou hebben, waardoor omwonenden worden beschermd tegen krakers of vandalisme, weegt naar het oordeel van de rechtbank niet zo zwaar dat het college moet afzien van handhavend optreden. Het college stelt zich ter zake terecht op het standpunt dat er andere mogelijkheden bestaan om hiertegen op te treden.
22.7.
Ten slotte ziet de rechtbank in wat eiser naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is.
Invorderingsbeschikking
23. De inhoud van de constateringsrapporten is niet in geschil. Het staat vast dat tien dwangsommen zijn verbeurd omdat de last is overtreden. Eiser heeft het met het bestemmingsplan strijdige gebruik voortgezet. Eiser heeft niet betwist dat het college bevoegd was om de verbeurde dwangsommen in te vorderen.
24. Eiser betoogt dat het college van invordering behoorde af te zien omdat de rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van het bestreden besluit met betrekking tot de last onder dwangsom. Verder zijn er bijzondere omstandigheden die het rechtvaardigen om van invordering van de dwangsommen af te zien. Eén van die bijzondere omstandigheden is dat er nog steeds geen duidelijkheid is over de reden waarom de omgevingsvergunning brandveilig gebruik nimmer aan eiser is verzonden noch is gepubliceerd, zodat hij daartegen niet kon ageren. Verder stelt het college zich volgens eiser onnodig formalistisch op, zeker nu nog steeds aan eiser niet bekend is waarom de huisvesting van arbeidsmigranten in het conferentiehotel opeens niet meer mogelijk zou zijn. Dit klemt temeer nu elders in de gemeente ook groepen vluchtelingen worden opgevangen in locaties die daarvoor minder geschikt zijn dan het conferentiehotel.
25. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat de bewoning van het conferentiehotel niet is gestaakt. Om die reden heeft het college op 8 augustus 2022 en op 5 november 2022 nieuwe lasten onder dwangsom opgelegd aan zowel eiser als aan [naam vakantiehuis]. Tegen deze lasten lopen afzonderlijke bezwaar- en beroepsprocedures.
26. De rechtbank ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het college niet tot invordering zou mogen overgaan. Dat de last onder dwangsom nog niet onherroepelijk is, laat onverlet dat als eiser de in dat besluit opgenomen begunstigingstermijn ongebruikt laat verstrijken, en hij de overtreding laat voortduren, er dwangsommen worden verbeurd die het college in beginsel mag invorderen. Dat er rechtsmiddelen zijn ingesteld tegen een last onder dwangsom brengt niet mee dat het college gehouden is om voorlopig van invordering af te zien. Wat betreft de stelling van eiser dat hij de omgevingsvergunning brandveilig gebruik niet tijdig heeft ontvangen, is reeds geoordeeld dat deze vergunning in de handhavingsprocedure, die gaat over het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, niet ter zake doet. Het college heeft in het bestreden besluit en ter zitting genoegzaam toegelicht dat en waarom de huisvesting van arbeidsmigranten in het conferentiehotel niet meer mogelijk is. Dat er elders in de gemeente vluchtelingen worden opgevangen in locaties die daarvoor minder geschikt zouden zijn dan het conferentiehotel, wat daar van zij, maakt dit niet anders. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat er verdere omstandigheden zijn op grond waarvan het college niet over zou moeten gaan tot het invorderen van de verbeurde dwangsommen.

Conclusie en gevolgen

27. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit en het primaire besluit 2 in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Ibis-Ciftci, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinder de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3607.