ECLI:NL:RBROT:2023:11311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10/110949-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapens en witwassen van geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van twee vuurwapens en bijbehorende munitie, alsook van het witwassen van een geldbedrag van € 34.450,-. Tijdens een doorzoeking op 28 april 2023 in de woning waar de verdachte verbleef, werden de wapens, munitie en een grote hoeveelheid met veiligheidsinkt besmeurde geldbiljetten aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, alsook de verbeurdverklaring van het geldbedrag. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het geld en dat er geen bewijs was voor een gezamenlijke uitvoering van de feiten met anderen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het gevaar dat het bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de samenleving, en de impact van witwassen op de integriteit van de economie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/110949-23
Datum uitspraak: 17 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
doorgaans verblijvende op het adres:
[adres02] ( [postcode02] ) [plaats02] ,
preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging omdat er sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, meer specifiek ten aanzien van de doorzoeking van de woning aan [adres02] (hierna: de woning). Uit het procesdossier blijkt dat de wapens en munitie in beslag zijn genomen na het moment dat de doorzoeking volgens het proces-verbaal was bevroren, omdat er met inkt besmeurd geld was aangetroffen en de doorzoeking niet op grond van de Wet wapens en munitie (WWM) voortgezet kon worden. Het proces-verbaal is doelbewust niet naar waarheid opgemaakt. Dit is strijdig met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook is de rechter-commissaris onjuist geïnformeerd over de gang van zaken tijdens de doorzoeking. De verdachte heeft hier ook nadeel van ondervonden; het huis is ondersteboven gehaald en hij zit sinds de doorzoeking in voorarrest.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer01] vast dat de woning op 28 april 2023 omstreeks 22:15 uur is betreden ter doorzoeking op grond van de WWM. De situatie is om 22:47 uur bevroren, omdat er met inkt besmeurd briefgeld in de woning werd aangetroffen. De hulpofficier van justitie heeft vervolgens contact opgenomen met de rechter-commissaris, die om 23:53 uur telefonisch de machtiging heeft verleend tot doorzoeking van de woning.
Gelet op de processen-verbaal met nummers [proces-verbaalnummer02] en [proces-verbaalnummer03] , zijn de in de woning aangetroffen wapens om 22:31 uur in beslag genomen. Dit moment ligt tussen de aanvang van de doorzoeking op grond van de WWM en het staken van de doorzoeking vanwege het aantreffen van het besmeurde geld. De rechtbank kan de verdediging dan ook niet volgen in het standpunt dat de wapens zijn aangetroffen nádat de situatie was bevroren. Het dossier geeft geen blijk van (doelbewust) onjuist opmaken van processen-verbaal, noch van het verkeerd inlichten van de rechter-commissaris. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1: bezit wapens en munitie)
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de aangetroffen wapens en munitie van het bewijs moeten worden uitgesloten om de reden zoals hiervoor staat vermeld. Nu dit verweer reeds onder 4.2 is verworpen, wordt dit verweer gepasseerd.
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewijswaardering (feit 2: witwassen geldbedrag)
5.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte slechts veroordeeld kan worden voor het witwassen van een bedrag van € 50,-, omdat er op grond van het dossier enkel kan worden vastgesteld dat er een biljet met inkt van € 50,- is gevonden. Het proces-verbaal van de doorzoeking spreekt verder van een onbekend aangetroffen bedrag.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 28 april 2023 zijn in de woning waar de verdachte verblijft, meerdere geldbiljetten besmeurd met inkt aangetroffen. Het ging onder andere om een tas met daarin bankbiljetten met een totaalwaarde van € 34.400,- (bestaande uit coupures van
€ 50,- en € 100,-) en daarnaast om een los daarvan aangetroffen biljet van € 50,-. De verdachte heeft verklaard dat dit geld van hem is, maar heeft geen verklaring af willen leggen over de herkomst van het geld.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er, naast het apart aangetroffen biljet van € 50,-, een geldbedrag van € 34.400,- is aangetroffen in het huis van de verdachte. De aangetroffen biljetten zijn blijkens de kennisgeving van inbeslagname ( [proces-verbaalnummer04] ) in eerste instantie op dacty veiliggesteld. De rechtbank begrijpt dat hiermee wordt bedoeld dat het is veiliggesteld op dactyloscopische sporen (vingerafdrukken) en daarom niet meteen is geteld. Blijkens het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer05] is de inbeslaggenomen tas met bankbiljetten op een later moment geteld, waarbij gerelateerd wordt dat het gaat om een totaalwaarde van € 34.400,- (562 biljetten van elk € 50,- en 63 biljetten van elk € 100,-) .
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de inkt waarmee deze biljetten zijn besmeurd qua samenstelling (grotendeels) overeenkomt met twee typen veiligheidsinkt. Eén van deze typen inkt is in meerdere strafzaken aangetroffen. Het andere type komt minder vaak voor, maar wordt volgens het NFI gebruikt bij geldautomaten in Duitsland.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het voorwerp in de tenlastelegging (het geldbedrag van € 34.450,-) uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft geen enkele verklaring over de herkomst van het geld af willen leggen. Hij heeft ter terechtzitting wel verklaard dat hij twee tot drie jaar geleden voor het laatst een betaalde baan heeft gehad en dat het geld niet van zijn spaarrekening afkomstig is.
De verdachte heeft aldus geen enkel tegenwicht tegen het sterke vermoeden van witwassen geboden. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het aangetroffen en ten laste gelegde geldbedrag van € 34.450,- onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De verdachte heeft hier, op zijn minst in voorwaardelijke zin, wetenschap van gehad.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd. Het dossier bevat hier geen aanknopingspunten voor.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten overvloede constateert de rechtbank dat de €750,- waartegen een deel van het verweer van de verdediging zich richtte, geen onderdeel uitmaakt van het onder 2 ten laste gelegde.
5.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan. De verdachte heeft het onder 1 bewezen verklaarde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Ook ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 28 april 2023 te [plaats02] wapens als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een omgebouwd vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm
van een pistool van het merk/type/model Umarex Walther PK380 kaliber .380 en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een
pistool van het merk/type/model Crvena Zastava M70 kaliber 7. 65mm en(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de Categorie
III te weten
- 8 kogelpatronen merk S&B kaliber 7. 65mm en
- 174 kogelpatronen merk Luger kaliber 9mm en
- 8 kogelpatronen merk CBC kaliber .380 en
- 14 kogelpatronen merk Browning 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 28 april 2023,
te [plaats02] ,
een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van in totaal 34.450,00 euro,
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

2.witwassen

De rechtbank stelt vast dat er sprake is van eendaadse samenloop met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen Crvena Zastava M70 kaliber 7.65mm en het voorhanden hebben van 7 kogelpatronen van het merk S&B kaliber 7.65mm. Voor het overige zal de rechtbank toepassing geven aan de regeling van de meerdaadse samenloop in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens met een grote hoeveelheid (bijbehorende) munitie. Deze wapens lagen in het huis waar hij met zijn partner en haar drie jonge kinderen verbleef. De verdachte heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie voor het gezin gecreëerd. Meer in het algemeen vormt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een groot gevaar voor de samenleving en houdt het een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. De ervaring leert dat het bezit van vuurwapens vaak ook leidt tot het gebruik ervan, wat tot zeer ernstige gevolgen voor anderen kan leiden. Het bezit van wapens door (ondeskundige) burgers zorgt bovendien voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daar moet daarom streng tegen opgetreden worden.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag (€ 34.450,-). De verdachte had het geld, dat was besmeurd met zogenaamde veiligheidsinkt, voorhanden. Witwassen van geld met een illegale herkomst bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Door zijn handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. Het witwassen van crimineel geld tast voorts de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en ondermijnt daarmee de legale economie.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte in 2020 in Frankrijk is veroordeeld voor strafbare feiten die onder andere te maken hebben met witwassen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een straf gelijk aan voorarrest zoals is bepleit door de verdediging acht de rechtbank niet passend. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van de vuurwapens, heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden voorschrijven voor het voorhanden hebben van één vuurwapen. De verdachte heeft twee wapens voorhanden gehad, waarbij de rechtbank in het voordeel van de verdachte heeft meegewogen dat één wapen niet functioneerde bij het proefschieten. Daartegenover staan de strafverzwarende omstandigheden dat de wapens in de omgeving van (kleine) kinderen werden bewaard en dat er een aanzienlijke hoeveelheid (bijbehorende) munitie is aangetroffen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder nog te noemen verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbiljetten, met een totaalwaarde van € 34.450,-, verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbiljetten met een totaalwaarde van
€ 34.450,-, zullen worden verbeurd verklaard. Dit geld behoort aan de verdachte toe en het onder 2 bewezen feit is met betrekking tot dit geld begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht
en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
€ 50,- (goednummer [proces-verbaalnummer02]);
€ 34.400,- (goednummer [proces-verbaalnummer01]).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 april 2023 te [plaats02] wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1
Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (omgebouwd) vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm
van een pistool van het merk/type/model Umarex Walther PK380 kaliber .380 en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een
pistool van het merk/type/model Crvena Zastava M70 kaliber 7. 65mm en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de Categorie
III te weten
- 8 kogelpatronen merk S&B kaliber 7. 65mm en/of
- 174 kogelpatronen merk Luger kaliber 9mm en/of
- 8 kogelpatronen merk CBC kaliber .380 en/of
- 14 kogelpatronen merk Browning 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 28 april 2023,
te [plaats02] ,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
één of meerdere voorwerp(en) (een contant geldbedrag van in totaal 34.450,00 euro),
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c. q. die voorwerpen,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was c. q. waren uit enig misdrijf of uit enig eigen misdrijf