ECLI:NL:RBROT:2023:11307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10-300776-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bevel gevangenhouding en opheffing inbewaringstelling van verdachte onder art. 138aa Sr.

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10-300776-23 uitspraak gedaan in de raadkamer. De verdachte, geboren in 2000 en momenteel gedetineerd, was eerder op 2 september 2023 aangetroffen op een afgesloten haventerrein, wat leidde tot verdenkingen van betrokkenheid bij criminele activiteiten, specifiek onder artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had gevangenhouding gevorderd, maar de rechtbank heeft na het horen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen, besloten om de vordering af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de ernstige bezwaren en het recidivegevaar nog steeds aanwezig zijn, maar dat er geen aanleiding is voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank heeft artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering toegepast en het bevel tot inbewaringstelling opgeheven. De beslissing is genomen in de raadkamer, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM-17-

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-300776-23

afwijzing bevel gevangenhouding van de raadkamer d.d. 28 november 2023

(artikel 65 Wetboek van Strafvordering)

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2000 te [geboorteplaats01] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
nu gedetineerd in [naam PI01] .
Raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen.

Procedure

De rechter-commissaris heeft op 15 november 2023 de bewaring bevolen.
De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsvrouw gehoord.
De verdediging heeft de opheffing wegens het ontbreken van gronden subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht. Tevens bepleit de raadsvrouw toepassing van artikel 67 a lid 3.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op dit moment aan de orde is.
Verdachte is -heel formeel beoordeeld- niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor art. 138aa Sr. voorafgaand aan zijn aanhouding voor dit feit. Wel is hij eerder onder min of meer vergelijkbare omstandigheden aangetroffen op een afgesloten haventerrein op 2 september 2023. Evenals vorige keer wil verdachte geen uitleg geven over (de reden(en) van) zijn (hernieuwde) aanwezigheid op het haventerrein in omstandigheden die zich één op één laten overzetten op personen die aantoonbaar bezig zijn met het uithalen van grote partijen cocaïne.
Anders dan het hof toe ziet de rechtbank wel serieuze aanwijzingen voor een samenhang tussen deze en soortgelijke activiteiten in de Rotterdamse haven en ernstige delicten op een veelheid van andere plaatsen in de (Rotterdamse) samenleving.
De rechtbank stelt vast dat ernstige bezwaren en recidivegevaar duidelijk aanwezig zijn.
Inhoud en strekking van de arresten van het Haagse hof maken echter dat -in de huidige visie van het hof- ook voor het feit waarvoor verdachte thans in bewaring zit, uiteindelijk niet een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan de orde zou moeten zijn.
Dit brengt de rechtbank ertoe dat zij de vordering zal moeten afwijzen op grond van art. 67a lid 3 Sv. Dit brengt tevens met zich dat het bestaande bevel bewaring zal moeten worden opgeheven.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a, 78 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:

wijst af de vordering gevangenhouding, gelet op artikel 67 a lid 3.

heft op het bevel tot inbewaringstelling.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 28 november 2023 door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. A.M. van der Leeden en mr. L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van J.A. Stolle, griffier.