ECLI:NL:RBROT:2023:11285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10483691 CV EXPL 23-12225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor arbeidsongeval en immateriële schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vorderde eiser [eiser01] een verklaring voor recht dat zijn klachten en beperkingen, die voortvloeien uit een arbeidsongeval op 14 november 2017, in causaal verband staan met het ongeval. Eiser eiste een immateriële schadevergoeding van € 45.000,- en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.449,88. De gedaagde partij, de vennootschap onder firma [naam VOF01], betwistte de vordering en voerde aan dat de klachten van eiser niet het gevolg waren van het arbeidsongeval, maar mogelijk gerelateerd aan een auto-ongeluk in 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2023 werd het dossier besproken, inclusief rapporten van deskundigen. De kantonrechter oordeelde dat de klachten van eiser wel degelijk het gevolg waren van het arbeidsongeval, zoals bevestigd door het rapport van de deskundige prof. dr. H.W.B. Schreuder. De kantonrechter kende eiser een smartengeldvergoeding toe van € 20.000,- en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden volledig toegewezen. De proceskosten werden ook aan de gedaagde partij opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10483691 CV EXPL 23-12225
datum uitspraak: 3 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.W. Fakiri,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [naam VOF01] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
2.
[gedaagde02] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
3.
[gedaagde03] ,
woonplaats: [woonplaats03] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. F.L.P. Vulto.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en (gezamenlijk) ‘ [naam VOF01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 april 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van [eiser01] van 28 september 2023, met een bijlage;
  • de brief van [naam VOF01] van 2 oktober 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [naam VOF01] .
1.2.
Op 5 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser01] met een tolk en zijn gemachtigde en namens [naam VOF01] [gedaagde02] en [gedaagde03] met de gemachtigde en mr. K. Ripken.

2.Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat de klachten en beperkingen zoals vermeld onder randnummers 5 t/m 9 en 13 van de dagvaarding in causaal verband staan met het ongeval van 14 november 2017;
  • [naam VOF01] hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen € 45.000,- aan immateriële schadevergoeding en € 1.449,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, met proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[naam VOF01] is het niet eens met de eis en voert gemotiveerd verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

3.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
3.1.
Op 14 november 2017 is [eiser01] tijdens zijn werk bij [naam VOF01] een arbeidsongeval overkomen. Zijn linkerbeen is daarbij onder een composieten plaat terechtgekomen, als gevolg waarvan hij een dubbele onderbeenbreuk en een enkelfractuur heeft opgelopen. [eiser01] is hiervoor operatief behandeld.
3.2.
Bij vonnis van 20 december 2019 van de kantonrechter te Rotterdam is onder meer voor recht verklaard dat [naam VOF01] op grond van artikel 7:658 BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de materiele en immateriële schade die [eiser01] als gevolg van het arbeidsongeval heeft geleden en nog zal lijden. In deze procedure vordert [eiser01] van [naam VOF01] een immateriële schadevergoeding van € 45.000,-.
Klachten gevolg van het ongeval?
3.3.
[eiser01] beroept zich als onderbouwing van zijn vordering onder meer op het rapport van de door de rechtbank in deze zaak benoemde deskundige, prof. dr. H.W.B. Schreuder (orthopedisch chirurg). Uit zijn rapport van 19 november 2022 volgt dat [eiser01] met een aantal beperkingen te maken heeft, die het gevolg zijn van het ongeval op 14 november 2017. [eiser01] kan maximaal vijf minuten aaneengesloten lopen zonder klachten. De trap aflopen is moeilijk. Klimmen, klauteren, knielen, kruipen en hurken, gebogen werken, bukken en torderen, duwen en trekken zijn handelingen waarbij [eiser01] beperkt is of die hij niet meer kan uitvoeren. [eiser01] is als gevolg van het ongeval arbeidsongeschikt en ontvangt een WIA-uitkering.
3.4.
[naam VOF01] betwist de klachten van [eiser01] . Zij heeft hem laten volgen door een recherchebureau. Uit het door dat bureau opgestelde rapport (niet gedateerd) en bijbehorend beeldmateriaal blijkt volgens [naam VOF01] dat [eiser01] bij minstens twee werkgevers na het ongeval heeft gewerkt. Verder zou uit het beeldmateriaal blijken dat [eiser01] over straat naar zijn werk loopt zonder klachten. Op zitting is het beeldmateriaal bekeken en besproken. De kantonrechter is van oordeel dat het beeldmateriaal geen steun biedt voor de stellingen van [naam VOF01] . He gaat om zeer korte beelden waaruit niet kan worden afgeleid dat [eiser01] langer dan vijf minuten zonder klachten kan lopen en evenmin dat [eiser01] ergens heeft gewerkt. Nog daargelaten dat [eiser01] een en ander gemotiveerd heeft betwist.
3.5.
[naam VOF01] betwist verder dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval. Zij verwijst daarvoor naar het feit dat [eiser01] in 2018 een auto-ongeluk heeft gehad, waarbij zijn rechteronderbeen is bekneld met afscheuring van de achillespees tot gevolg. Volgens [naam VOF01] is in het rapport van de deskundige geen aandacht besteed aan de gevolgen van dat auto-ongeluk. Daarom kan, zo wordt betoogd, niet worden uitgesloten dat zijn klachten daarmee samenhangen.
3.6.
Dat betoog van [naam VOF01] wordt niet gevolgd. In het rapport heeft de deskundige vastgesteld dat in 2018 sprake was van een auto-ongeluk, dat het daardoor ontstane letsel met een goed resultaat is behandeld en dat [eiser01] daarvan geen klachten of beperkingen ervaart. De deskundige verklaart verder dat er geen klachten en afwijkingen zijn die er ook zouden zijn geweest zonder het arbeidsongeval. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om op het conceptverslag van de deskundige te reageren. [eiser01] heeft daarvan gebruik gemaakt, maar [naam VOF01] niet, ook niet na twee herinneringen. Zij heeft daarmee de kans om de deskundige vragen te stellen over het auto-ongeluk voorbij laten gaan. Verder heeft [naam VOF01] haar stellingen op geen enkele wijze geconcretiseerd. De kantontrechter gaat dan ook uit van de bevindingen en conclusies van de deskundige. Dat betekent dat wordt vastgesteld dat de klachten van [eiser01] het gevolg zijn van het arbeidsongeval op 14 november 2017. De gevraagde verklaring voor recht wordt daarom toegewezen zoals hierna beslist.
Hoogte immateriële schadevergoeding
3.7.
[eiser01] vordert een vergoeding van immateriële schade van € 45.000,-. De kantonrechter stelt voorop dat smartengeld een naar billijkheid vast te stellen vergoeding vormt voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, (lichamelijk) letsel heeft opgelopen (artikel 6:106 BW lid 1 en onder b BW). Bij de begroting ervan moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waarbij voor de omvang van de vergoeding in het bijzonder bepalend is de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de betrokkene.
3.8.
[eiser01] is zonder twijfel een traumatiserend ongeval overkomen. Hij is onder een composieten plaat terecht gekomen. Als gevolg daarvan heeft hij een dubbele onderbeenbreuk en enkelfractuur (links) opgelopen. Dat heeft niet alleen consequenties voor zijn werk, maar ook voor alledaagse activiteiten. De kantonrechter acht voorstelbaar dat de beperkingen waarmee [eiser01] kampt hem in het gezinsleven en maatschappelijke verkeer aanzienlijk hebben beperkt. Hierdoor heeft [eiser01] zijn leven niet kunnen voortzetten zoals hij anders zou hebben gekund. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat het ongeval tot blijvend letsel heeft geleid.
3.9.
De kantonrechter heeft acht geslagen op de door [eiser01] genoemde voorbeelden van uitspraken uit de Smartengeldgids. Deze voorbeelden worden echter niet voldoende vergelijkbaar geacht met de situatie van [eiser01] , omdat sprake is van zwaarder en of meer gecompliceerd letsel. In de zaak met uitspraaknummer 107 is sprake van een ziekenhuisopname van 30 dagen met 8 operaties en 36 maanden op krukken lopen. In de zaak met uitspraaknummer 109 is het slachtoffer gehandicapt geraakt, nadat een vrachtwachten over beide benen reed. In de zaak met zaaknummer 114 is sprake van meerdere vormen van letselschade (arm- en handletsel, been- en voetletsel, schouder-borstkas-en wervelkolomletsel en ontsiering van gelaat en lichaam). In de zaak met zaaknummer 118 heeft het slachtoffer beide onderbenen gebroken en was er sprake van diverse complicaties in het hersteltraject. Het slachtoffer heeft bovendien hoofd- en zenuwletsel alsmede ernstige psychische schade.
Conclusie
3.10.
Alles wat hiervoor is overwogen, overziend en mede in aanmerking genomen de bedragen die in vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters zijn toegekend, begroot de kantonrechter het smartengeld op € 20.000,-.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW maakt [eiser01] aanspraak op de medische kosten die hij heeft gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid van [naam VOF01] .
De door [eiser01] gevorderde kosten zijn in redelijkheid gemaakt en de hoogte van de kosten zijn redelijk. Dat betekent dat het gevorderde bedrag van € 1.449,88 wordt toegewezen.
Proceskosten
3.12.
[naam VOF01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Omdat [eiser01] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De proceskosten aan de zijde van [eiser01] worden vastgesteld op € 86,00 aan griffierecht en € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-). Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [naam VOF01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat de klachten en beperkingen, die orthopedisch verklaarbaar zijn en vermeld in de “
Beperkingenlijst” in het rapport van prof. dr. H.W.B. Schreuder van 19 november 2022, het gevolg zijn van het ongeval van 14 november 2017;
4.2.
veroordeelt [naam VOF01] , hoofdelijk, om aan [eiser01] te betalen € 21.449,88,- binnen zeven dagen na de datum van het vonnis;
4.3.
veroordeelt [naam VOF01] , hoofdelijk, in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 86,- aan griffierecht en € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde van [eiser01] , van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636