ECLI:NL:RBROT:2023:11263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
10-087176-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne door een reefermonteur in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983 op de Nederlandse Antillen, die als reefermonteur werkzaam was bij een bedrijf in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van de verlengde invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn functie en het vertrouwen van zijn werkgever ernstig had geschonden. Hij was een essentiële schakel in de internationale transport- en distributieketen van cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne, en dat hij samen met anderen had samengewerkt in dit proces. De verdachte had de aankomst van een container met cocaïne gecontroleerd en informatie gedeeld met medeverdachten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en het misbruik van zijn functie zwaar wogen in de beslissing. De rechtbank benadrukte dat de cocaïnehandel een ernstig maatschappelijk probleem vormt en dat streng tegen drugsinvoer moet worden opgetreden. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond de rol van de verdachte in deze zaak zo ernstig dat een gevangenisstraf onontkoombaar was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-087176-23
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren op [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. A. Karacelik, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte samen met anderen cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte is pas in beeld gekomen toen de betreffende container al was ingevoerd en op Nederlands grondgebied stond. Bovendien ontbrak de wetenschap bij de verdachte dat het om cocaïne ging.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne. Het staat niet vast dat de betreffende container cocaïne bevatte, nu het technisch bewijs daarvoor ontbreekt.
Beoordeling
Op 28 maart 2023 is een persoon aangetroffen op het besloten terrein van [bedrijf01] aan de [adres02] in Rotterdam. Naast hem lag een sporttas met daarin twee dummy pakketten. Een inspectieluik van een container, met kenmerk [containernummer01] , in de directe nabijheid was verwijderd en lag op de grond. Uit onderzoek is gebleken dat de betreffende container afkomstig was uit Honduras met als bestemming Rotterdam. Tijdens een tussenstop in de haven van Antwerpen werden in totaal zesenvijftig pakketten met cocaïne aangetroffen. Vervolgens werden deze pakketten verwijderd en werden er zesenvijftig dummypakketten en een monster met cocaïne, afkomstig uit een van de oorspronkelijke pakketten, teruggeplaatst. Op 24 maart 2023 is de container vervoerd vanuit Antwerpen en de volgende dag gelost bij de ECT Delta terminal in Rotterdam. Op 27 maart 2023 is de container vervoerd naar een bedrijf in Barendrecht waar de legale lading werd gelost. Hierna is de container geplaatst op het empty-depot-terrein van [bedrijf01] in de Waalhaven in Rotterdam.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij op verzoek van voor hem onbekende personen de aankomst van de betreffende container op het terrein van [bedrijf01] heeft gecheckt en via een foto heeft aangewezen waar de container zich bevond. Ook heeft hij via chats gecommuniceerd met anderen over de locatie van de container en zijn accuschroeftol bij de container klaargezet.
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs, waaronder cocaïne, wordt binnengebracht en dat voor het ophalen van die drugs uit de containers veelal zogenaamde “uithalers” worden ingezet. Als ervaren medewerker van [bedrijf01] was de verdachte daarmee bekend. Tegen de achtergrond van het feit dat de verdachte desondanks desgevraagd een container voor, naar zijn zeggen, onbekende derden heeft gecheckt en aangewezen en apparatuur heeft klaargezet om het inspectieluik van de container te verwijderen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat bij de verdachte minst genomen sprake moet zijn geweest van voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne.
Hierdoor is de verdachte een essentiële schakel in de keten van het invoertraject geweest en heeft hij met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van cocaïne in Nederland. Hieronder moet ook worden begrepen het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen, zoals omschreven in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet, de verlengde invoer. Dit brengt met zich dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met andere betrokkenen in het invoertraject en dat dus sprake is geweest van een zodanige samenwerking dat van medeplegen gesproken moet worden.
De hierboven omschreven handelingen heeft de verdachte ook verricht met betrekking tot container [containernummer02] (onder 2 aan hem ten laste gelegd), die vanuit Honduras dezelfde route heeft afgelegd en waarin eveneens een aantal pakketten is aangetroffen bij de tussenstop in Antwerpen (maar waarin geen dummypakketten en cocaïnemonster zijn teruggeplaatst). In de chats heeft de verdachte ook over deze container gesproken en de locatie daarvan doorgegeven. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij wel begreep dat er “een linkje was te leggen met verboden middelen”. Daarmee heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door hem verrichte handelingen waren gericht op de voorbereiding van de invoer, verlengde invoer daaronder begrepen, en het afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne. Dat de pakketten inmiddels uit de container waren verwijderd, doet daar niet aan af.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, in de periode van 24 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij, in de periode van 24 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden,
te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 28 pakketten van ongeveer 1 kilogram per stuk inhoudende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen
door, al dan niet gedurende zijn werkzaamheden als medewerker van [bedrijf01] ,
- ( via de applicatie Signal) contact te onderhouden met een of meerdere
medeverdachten en
- een of meerdere bouten in een balk bij de condensor van container [containernummer02]
te draaien, waardoor deze beschadigd raakte en voornoemde container
zodoende langer op het terrein van [bedrijf01] bleef staan (om gerepareerd te
worden) en
- via het systeem van [bedrijf01] de container [containernummer02] te monitoren en
- de locatie van de container [containernummer02] door te geven aan zijn
medeverdachten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod;
2
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne en het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe. De rol van de verdachte was essentieel. Hij was als reefermonteur werkzaam bij het bedrijf waar de betreffende containers werden geplaatst. De verdachte had toegang tot de systemen van het bedrijf en was daardoor in de gelegenheid om de containers te volgen en de locatie daarvan door te geven aan zijn medeverdachten. Ook zorgde hij ervoor dat de containers langer op het terrein bleven staan zodat anderen meer gelegenheid hadden om de cocaïne uit de containers te halen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn functie en het vertrouwen van zijn werkgever ernstig heeft geschonden.
De verdachte is een onmisbare schakel geweest in een onderdeel van de internationale transport- en distributieketen van cocaïne. Slechts door interventie van de douane kon worden voorkomen dat een grote hoeveelheid van ongeveer zesenvijftig kilo elders kon worden afgeleverd. Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat dit vaak gepaard gaat met andere vormen van (zware) criminaliteit. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het vertrouwen in en de goede werking van de Rotterdamse haven wordt bovendien ernstig ondermijnd door de drugsinvoer die daar plaatsvindt. Daar dient streng tegen te worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte zijn functie heeft misbruikt ten behoeve van de door hem begane feiten. Toch ziet de rechtbank, ook gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een gevangenisstraf van zesendertig maanden passend en geboden en zal deze straf dan ook opleggen. Er is geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, omdat de verdachte goed in staat lijkt om de gevolgen van zijn handelen te overzien en in de toekomst andere keuzes te maken. Voorwaarden, waartoe nu ook niet is geadviseerd, kunnen bovendien worden overwogen bij de eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 24 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
56 pakketten van ongeveer 1 kilogram per stuk,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 24 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 56 pakketten van ongeveer 1 kilogram per stuk inhoudende cocaïne, in elk geval
een hoeveelheid cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door, al dan niet gedurende zijn werkzaamheden als medewerker van [bedrijf01] ,
- ( via de applicatie Signal) contact te onderhouden met een of meerdere
medeverdachten en/of
- een of meerdere bouten in een balk bij de condensor van container [containernummer01]
te draaien, waardoor deze beschadigd raakte en voornoemde container zodoende
langer op het terrein van [bedrijf01] bleef staan (om gerepareerd te worden) en/of
- via het systeem van [bedrijf01] de container [containernummer01] te monitoren en/of
- de locatie van de container [containernummer01] door te geven aan zijn medeverdachten
en/of
- een medeverdachte de locatie van de container [containernummer01] op het terrein van
[bedrijf01] aan te wijzen en/of
- voornoemde medeverdachte te voorzien van de benodigde spullen, te weten een
accuschroeftol om de inspectieluiken van container [containernummer01] open te
schroeven;
2
hij, in of omstreeks de periode van 24 maart 2023 tot en met 28 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 28 pakketten van ongeveer 1 kilogram per stuk inhoudende cocaïne, in elk geval
een hoeveelheid cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door, al dan niet gedurende zijn werkzaamheden als medewerker van [bedrijf01] ,
- ( via de applicatie Signal) contact te onderhouden met een of meerdere
medeverdachten en/of
- een of meerdere bouten in een balk bij de condensor van container [containernummer02]
te draaien, waardoor deze beschadigd raakte en voornoemde container
zodoende langer op het terrein van [bedrijf01] bleef staan (om gerepareerd te
worden) en/of
- via het systeem van [bedrijf01] de container [containernummer02] te monitoren en/of
- de locatie van de container [containernummer02] door te geven aan zijn
medeverdachten.